Wegwijzers bij minimale acties Omgevingswet

Deze wegwijzer hoort bij actie 4 uit lijst met minimale acties. Bij de inwerkingtreding van de wet is het bevoegde gezag (en/of haar uitvoeringsorganisatie) in staat om aanvragen voor omgevingsvergunningen te beoordelen volgens de eisen van de Omgevingswet.   

Deze eis maakt als nummer 5.3 deel uit van de interbestuurlijke minimumlijst.   

De Omgevingswet brengt nieuwe juridische begrippen en kaders voor vergunningverlening met zich mee. Er zijn twee grote wijzigingen in de systematiek. In de milieuregelgeving wordt het begrip ‘inrichting’ losgelaten en daar komt het begrip ‘activiteit’ voor in de plaats. Bij een aanvraag moet beoordeeld worden welke activiteiten en bijbehorende regels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) van toepassing zijn.   

De tweede grote wijziging is het loskoppelen van de technische bouwactiviteit (Rijksregels in het Besluit bouwwerken leefomgeving) van de ruimtelijke bouwactiviteit (gemeentelijke regels in de bruidsschat). Ook wel de knip genoemd. Daarnaast komen er nieuwe rekenregels en normen voor geluid en verschuiven er bodemtaken van provincies naar gemeenten. Bij gemeenten en uitvoeringsdiensten ligt een forse opgave om voor de inwerkingtreding van de wet kennis en expertise op te bouwen over deze inhoudelijke wijzigingen.   

Urgentie   

  • Het is van belang dat professionals inhoudelijk en juridisch opgeleid zijn in de Omgevingswet en weten hoe de beoordeling verandert, om te voorkomen dat de gemeente kwetsbaar is bij gerechtelijke procedures.  

  • Onderschat de inhoudelijke wijzigingen niet. Als uw gemeente niet is voorbereid kan ze haar wettelijke taak niet uitvoeren.  

  • Het is van belang om vroegtijdig kennis te nemen van de wijzigingen om te voorkomen dat er tijdens de overgangsfase onduidelijkheid heerst.