In de rubriek ‘Vraag het de jurist’ buigen juristen van de VNG zich over vragen rond toezicht en handhaving die leven bij gemeenten. Kris Hulsen, als jurist verbonden aan het team Naleving Werk & Inkomen, beantwoordt in deze editie de vraag: Valt de kwalificatie ‘fraude’ in relatie tot een betrokkene in de systemen van een bestuursorgaan onder de reikwijdte van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? 

Vraag het de jurist

U kunt bij dergelijke gevallen bijvoorbeeld denken aan de vermelding in de systemen van ‘fraude: onjuiste opgave woonadres’ of ‘fraude: verzwijgen van witte inkomsten’.

Situatieschets

In deze casus heeft betrokkene op meerdere punten de inlichtingenplicht geschonden. Dit is geregistreerd in de systemen van de gemeente. Naar aanleiding van de manier waarop de gemeente dit heeft geregistreerd, verzocht betrokkene om het wissen van deze gegevens.

De gemeente betoogt dat het schenden van de inlichtingenplicht van artikel 17, lid 1 Participatiewet (PW), valt onder de noemer bestuursrechtelijke fraude. Hiermee zou de uitzondering zoals bedoeld in artikel 17, lid 3, aanhef en onder b AVG, van toepassing zijn. Daarmee zou artikel 17, lid 1 AVG, het recht op gegevenswissing, niét van toepassing zijn.

Is de kwalificatie ‘fraude’ een persoonsgegeven?

De vraag is of de vermelding van de kwalificatie ‘fraude’ in dergelijke gevallen aangemerkt moet worden als persoonsgegeven. De rechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Het begrip persoonsgegeven dient een ruime betekenis te krijgen, die niet beperkt is tot gevoelige of persoonlijke informatie. De ruime betekenis strekt zich potentieel uit tot elk soort informatie, zowel objectief als subjectief. Die laatste komt in de vorm van meningen of beoordelingen, op voorwaarde dat deze informatie over de betrokkene gaat. Dat is het geval als die informatie vanwege inhoud, doel of gevolg, verbonden is aan een bepaald persoon. 

De kwalificatie ‘fraude’ betreft in dit geval een waardering van de gedragingen van betrokkene. Deze waardering is in de systemen van het bestuursorgaan nadrukkelijk gekoppeld aan identificeerbare gegevens. Daarmee is het een persoonsgegeven.  

Wissen van onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens

Een betrokkene heeft op grond van artikel 17, eerste lid, AVG, het recht om zonder onredelijke vertraging de betreffende persoonsgegevens te laten wissen. De verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen. Dit geldt onder meer als de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt.

In artikel 5 en 6 van de AVG is een aantal beginselen en voorwaarden opgenomen die nodig zijn voor een rechtmatige verwerking van persoonsgegevens. In artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, AVG, staat dat de verwerking toereikend moet zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt. De voorwaarden uit artikel 6 van de AVG bepalen dat de verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig is als ze noodzakelijk is.

Noodzakelijke registratie versus kwalificatie fraude

Het is, onder meer om redenen van handhaving, in het algemeen noodzakelijk dat schendingen van de inlichtingenverplichting worden geregistreerd. Daarbij is het verwerken van persoonsgegevens nodig voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan verweerder is verleend. Zie hiervoor de artikelen 6, eerste lid, aanhef en onder 2, en 17, derde lid, aanhef en onder b, AVG). Maar hiermee is niet gezegd dat een schending van de inlichtingenverplichting gekwalificeerd moet worden als ‘fraude’.

Nu deze kwalificatie is aan te merken als een persoonsgegeven, is er alleen sprake van rechtmatige verwerking als wordt voldaan aan voorwaarden uit artikel 5 en 6 van de AVG. Het gebruik van de term fraude, die bedrog en opzet veronderstelt, moet dus noodzakelijk zijn. Dat is in deze situatie niet het geval.

Noemer bestuursrechtelijke fraude niet voldoende

De enkele motivering dat schending van de inlichtingenverplichting valt onder de noemer bestuursrechtelijke fraude, volstaat daarvoor niet. Wat daarbij van belang is, is dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor verweerder om schending van de inlichtingenplicht (in alle gevallen) aan te merken als fraude. Niet is in te zien of de verweerder in deze situatie had kunnen volstaan met de zakelijke vermelding dat de inlichtingenverplichting uit artikel 17, lid 1 PW, niet is nagekomen. Daarmee gaat de registratie van de kwalificatie ‘fraude’ verder dan strikt noodzakelijk. Deze verwerking van persoonsgegevens is dus onrechtmatig. 

Kwalificatie fraude moet worden gewist

Op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder d, AVG, is het bestuursorgaan ook verplicht deze kwalificatie zonder onredelijke vertraging te wissen. Verweerder kan geen succesvol beroep doen op grond van de in artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, AVG, opgenomen uitzondering. Er blijkt namelijk niet dat de kwalificatie ‘fraude’ nodig is voor het nakomen van een wettelijke verwerkingsverplichting, voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag.

Meer informatie