In de rubriek ‘Vraag het de jurist’ beantwoordt Paul Norp van Stimulansz elke maand een (veelgestelde) vraag door gemeenten over toezicht en handhaving Wmo 2015 en Jeugdwet.

Vraag het de jurist

Team Zorg van VNG Naleving krijgt regelmatig vragen van gemeenten met betrekking tot toezicht en handhaving. Paul Norp is als jurist verbonden aan dit team. Elke maand buigt hij zich in deze rubriek over een vraag die leeft bij of interessant is voor meerdere gemeenten. Deze maand is dat: Hoe regelen we als gemeente het mandaat aan de Wmo-toezichthouder om toezichtsbevoegdheden te gebruiken?

Wat is een toezichthouder?

Laten we beginnen met een inleiding. Artikel 6.1 lid 1 Wmo 2015 verplicht colleges tot het aanwijzen van toezichthouders. De wet spreekt in meervoud: het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze wet. Wat een toezichthouder is, staat in artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Daarnaast verwijst artikel 1.1.1 lid 1 Wmo 2015 ook nog naar specifieke plaatsen waar Wmo-toezichthouders worden genoemd: toezichthoudende ambtenaar: persoon als bedoeld in de artikelen 4.3.1, 6.1 en 6.2. 

De in het hierboven genoemde artikel 4.3.1 Wmo 2015 genoemde toezichthouders voor Veilig Thuis (vroeger Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) zijn overigens geen gemeentelijke toezichthouders, maar toezichthouders van het Rijk, van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Zie het Aanwijzingsbesluit toezichthoudende ambtenaren Jeugdwet en Wmo 2015.

Het aanwijzen van toezichthouders

Belangrijk is het onderscheid tussen het aanwijzen van een toezichthouder enerzijds en het uitoefenen van toezichtsbevoegdheden anderzijds. Dat onderscheid levert wel eens misverstanden op. Het aanwijzen van een toezichthouder is een besluit in de zin van de Awb. Het nemen van zulke besluiten kan door het college worden gemandateerd (zie artikel 9:1 Awb). Het uitoefenen van toezichtsbevoegdheden (uit Titel 5:2 Awb en – daarop aanvullend – de bevoegdheid tot dossierinzage uit artikel 6.1 lid 2 Wmo 2015) is – juridisch gezien – geen besluitvorming, maar feitelijk handelen. Daarom kan dit niet worden gemandateerd. Toch is er samenhang tussen aanwijzing en het verkrijgen van toezichtsbevoegdheid: het eerste is noodzakelijk voor het tweede. Door het rechtmatig aanwijzen wordt iemand Wmo-toezichthouder en verkrijgt diegene de ‘standaard’ Wmo-toezichtsbevoegdheden. Behálve als daarop voor bepaalde bevoegdheden uit Titel 5:2 Awb in het aanwijzingsbesluit een uitzondering is gemaakt. Zie artikel 5:14 Awb. 

Die toezichtsbevoegdheden zijn in de kern gericht op het kunnen verzamelen van informatie. Sinds 1 juli 2021 is dat verzamelen van informatie eventueel via bestuursdwang af te dwingen. Met die vergaarde toezichtsinformatie kan het college zo nodig besluiten nemen om te handhaven. 

Categorale en individuele aanwijzingsbesluiten

Aanwijzingsbesluiten kunnen categoriaal zijn, maar ook individueel gericht. Zo kunnen bijvoorbeeld alle sociaal rechercheurs van gemeente X bij besluit categoriaal worden aangewezen als toezichthouder Wmo van die gemeente. Bij zo’n aanwijzing is elke nieuwe sociaal rechercheur die in dienst treedt, ook automatisch toezichthouder.
Individuele aanwijzing houdt in dat de gemeente per beschikking besluit om een bepaald persoon als toezichthouder aan te wijzen, bijvoorbeeld de heer X. of mevrouw Y. 

Zoals gezegd kan het nemen van die aanwijzingsbesluiten ook worden gemandateerd. Een voorbeeld is dat een GGD-directeur van het college van de gemeente mandaat krijgt om GGD-personeel als Wmo-toezichthouder aan te wijzen. 

Meer informatie