In de rubriek ‘Vraag het de jurist’ beantwoordt Paul Norp van Stimulansz elke maand een veelgestelde vraag door gemeenten over toezicht en handhaving Wmo 2015 en Jeugdwet.

Vraag het de jurist

De adviseurs van Naleving krijgen regelmatig vragen van gemeenten met betrekking tot toezicht en handhaving binnen de Wmo en Jeugdwet. Paul Norp, als jurist verbonden aan dit team, beantwoordt elke maand één van deze vragen. Deze maand gaat de vraag over de mogelijkheid om een pgb, waarvan de looptijd eerder eindigt dan voorzien, evenredig terug te vorderen.

Vraag nader toegelicht

Een gemeente overweegt om het Wmo-terugvorderingsbeleid aan te passen in de verordening. Ze denkt aan het opnemen van een terugvorderingsbepaling voor het naar rato terugvorderen van pgb’s in de volgende situaties:

  • Vóór afloop van de looptijd van het pgb is een andere voorziening nodig in plaats van het pgb;
  • Cliënt verhuist of overlijdt vóór afloop van de looptijd van het pgb, terwijl hij van het pgb een hulpmiddel of woningaanpassing heeft betaald.

Het kan zijn dat de gemeente in dergelijke situatie een pgb heeft betaald voor bijvoorbeeld 6 jaar. Het recht op ondersteuning door deze gemeente loopt dan al na 3 of 4 jaar af, maar het pgb is volledig besteed door de cliënt. En de cliënt is eigenaar van de met het pgb aangeschafte voorziening. Is zo’n regeling juridisch houdbaar?

Antwoord volgens de wet

Het korte antwoord is: nee, zo’n regeling is niet houdbaar.

Bestuursrechtelijke terugvordering (dus via een beschikking) is in de Wmo alleen mogelijk als het recht op een maatwerkvoorziening of pgb is ingetrokken wegens het – in eerste instantie - opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt. Zie artikel 2.3.10 lid 1, onder a. Wmo 2015 en artikel 2.4.1 lid 1 Wmo 2015. 

Jurisprudentie

Veel jurisprudentie is er niet over dit onderwerp. Een aantal jaar geleden zijn er wel 2 uitspraken gedaan door de Rechtbank Gelderland. Zie ECLI:NL:RBGEL:2018:1372 en ECLI:NL:RBGEL:2018:1396.

De rechtbank oordeelde, mede op grond van de Memorie van Toelichting op de Wmo 2015 (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 157) dat terugvordering in de Wmo alleen mogelijk is in gevallen waarin een cliënt opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid. Daarom is het volgens de rechtbank niet mogelijk om bij verordening te regelen dat ook in andere gevallen terugvordering mogelijk is.

Zijn of komen er alternatieven?

De gemeente kan in voorkomende gevallen hooguit verzoeken of mensen vrijwillig willen terugbetalen. Ook is denkbaar dat de cliënt het met het pgb gekochte hulpmiddel inlevert bij de leverancier van de gemeente.

Tot slot: er wordt wel overwogen om artikel 2.4.1 lid 1 Wmo 2015 aan te passen. Het voorstel is om vanuit VWS (middels de Verzamelwet II) onder meer het zogenaamde dubbele opzetvereiste voor Wmo-terugvordering te laten vervallen. Er wordt (momenteel) niet voorgesteld de terugvorderingsgronden uit te breiden.

Meer informatie