In de rubriek 'Vraag het de jurist' beantwoordt Paul Norp van Stimulansz elke maand een (veelgestelde) vraag door gemeenten over toezicht en handhaving Wmo 2015 en Jeugdwet.

Vraag het de jurist

Team Zorg van VNG Naleving krijgt regelmatig vragen van gemeenten met betrekking tot toezicht en handhaving. Paul Norp is als jurist verbonden aan dit team. Elke maand buigt hij zich in deze rubriek over een vraag die leeft bij of interessant is voor meerdere gemeenten. Deze maand is dat: Is de recente uitspraak van de CRvB van 16 februari 2022 over Wlz-terugvordering (ECLI:NL:CRVB:2022:250) ook voor gemeenten van belang? 

Het korte antwoord is ‘ja’. Het is een hele leerzame uitspraak omdat hierin uitvoerige duiding plaatsvindt over het beoordelings- en toekenningsproces rond het pgb. Zie hiervoor de onderdelen II en III van de uitspraak. Met name dat beoordelingsproces is in de Wet langdurige zorg (Wlz) grotendeels vergelijkbaar met dat in de Wmo 2015 en in de Jeugdwet. 

Beheer, beweegreden en besteding

Het zwaartepunt van de controle ligt volgens de CRvB in de fase voorafgaand aan de uitbetaling van het pgb. De wettelijke vormgeving van dat proces is volgens de Raad bedoeld om te voorkomen dat het misgaat met het beheer en de besteding van het pgb, en zodoende pgb-houders te beschermen. De regels hiervoor zijn te vinden in artikel 2.3.6 Wmo 2015 en het – inhoudelijk vergelijkbare - artikel 8.1.1 Jeugdwet.

  • Beheer
    Gemeenten moeten op basis van die artikelen voorafgaand aan de toekenning van een Wmo- of Jeugdwet-pgb eerst kritisch toetsen of iemand zelf wel de regie kan voeren over de besteding van het pgb. Kan iemand dat zelf niet, dan moet er een vertegenwoordiger zijn die dat – in het belang van de cliënt – kan doen. Dat lijkt veel op de ‘gewaarborgde hulp’ die de Wlz kent.
  • Beweegreden om voor een pgb te kiezen
    De tweede eis is dat de aanvrager de keuze voor een pgb grondig kan motiveren. Om die motivering én de pgb-vaardigheid te toetsen zijn er landelijk verschillende toetsingsinstrumenten beschikbaar. Sommige gemeenten vragen aan de cliënt ook om een doordacht plan voor de besteding van het pgb.
  • Besteding
    De derde eis is dat met het pgb kwalitatief goede ondersteuning of jeugdhulp wordt ingekocht. Zo nodig kan met deskundigenadvies worden getoetst of dat ook het geval is. 

Wordt niet aan één of meer van deze eisen voldaan, dan kan de gemeente de keuzemogelijkheid voor een pgb weigeren. 

Meer weigeringsgronden

Gemeenten kunnen een pgb ook weigeren voor zover de met dat pgb in te kopen ondersteuning of jeugdhulp duurder is dan wat er anders in natura zou worden verstrekt. Ook kan de gemeente het pgb weigeren als eerder een pgb is ingetrokken omdat de aanvrager zich eerder niet aan de voorwaarden voor dat pgb hield. 

Bewijslast voor en na de beslissing

Belangrijk is dat in de fase vooráfgaand aan de beslissing, de ‘bewijslast’ voor het recht op een pgb bij de aanvrager ligt. Die moet meewerken aan het onderzoek en gegevens en bescheiden aanleveren die voor de beslissing nodig zijn. De gemeente heeft de plicht om zorgvuldig onderzoek te doen. Bij herziening van een eerdere toekenning of terugvordering is het omgekeerd, en ligt de bewijslast meer bij de gemeente. Ook de gemeente heeft dus belang bij een goede toetsing voorafgaand aan de verstrekking. 

Voorwaarden aan toekenning

Kent de gemeente het pgb uiteindelijk toe, dan moet ze daar ook duidelijke voorwaarden aan stellen. In veel gemeentelijke verordeningen is daarom een specifieke bepaling opgenomen over de inhoud van de toekenningsbeschikking. Daarin staat dan – bijvoorbeeld - vermeld:

  • Wat de te verstrekken voorziening is en wat het doel ervan is
  • Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb
  • Wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen
  • Wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
  • Wat de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb is.

Vervolgens kent de gemeente het pgb toe als trekkingsrecht (de pgb-houder krijgt zelf het geld niet in handen). De SVB beheert het pgb en betaalt pas uit aan de door de pgb-houder gecontracteerde zorgverlener ná declaratie door de pgb-houder.

Voorkomen is beter dan genezen

Door deze regels te volgen en aanvragen kritisch te beoordelen, moet worden voorkomen dat het mis gaat met de besteding van het pgb. Na de toekenning geldt dat de pgb-houder – tegenover de gemeente én tegenover de SVB – ook nog een inlichtingenplicht heeft voor het doorgeven van (voor het recht op het pgb) relevante wijzigingen in de situatie. Zie artikel 2.3.8 lid 1 Wmo 2015 en artikel 8.1.2 lid 1 Jeugdwet voor de verplichting tegenover de gemeente. Zie artikel 2d. Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en artikel 8d. Regeling Jeugdwet voor de inlichtingenplicht ten opzichte van de SVB.

Onvoldoende controle vooraf? Dan géén terugvordering!

In de uitspraak waar het hier over gaat, had het zorgkantoor – kort gezegd – van tevoren onvoldoende gecontroleerd en vorderde het kantoor naar aanleiding van een controle achteraf een fors bedrag terug. Dat laatste vond de CRvB – gezien de opzet van de wet – niet juist. Door die handelwijze wentelt het zorgkantoor volgens de Raad de gevolgen van het niet voldoen aan de controle-eisen volledig af op de pgb-houder. Die had juist tegen dit soort consequenties beschermd moeten worden. Door goede controle voorafgaand aan de toekenning én voorafgaande aan de uitbetaling van het pgb. Het terugvorderingsbesluit van het zorgkantoor wordt dan ook vernietigd door de Raad.

Verschillen in terugvordering

Terugvordering is overigens, zowel in de Wmo 2015 als in de Jeugdwet, anders geregeld dan in de Wlz. Zo kent de Wmo 2015 vooralsnog een opzetvereiste, dat een cliënt al ‘bescherming’ biedt, als die zelf niet heeft deelgenomen aan het verstrekken van onjuiste gegevens aan de gemeente. In de Jeugdwet is terugvordering formeel helemaal niet geregeld: er wordt in artikel 8.1.4 Jeugdwet alleen gesproken over de mogelijkheid tot invordering bij dwangbevel, maar dat is wat anders dan terugvordering. 

Les voor gemeenten

De les van de uitspraak is ook voor gemeenten eens te meer: ken alleen een pgb toe na kritische toetsing aan de pgb-eisen, en stel vervolgens duidelijke voorwaarden bij een toekenning. Wat ook raadzaam is, zeker bij hoge pgb’s, doe al snel na verstrekking heronderzoek naar het naleven van de pgb-voorwaarden. En grijp zo nodig tijdig in via herziening of intrekking van het pgb. Zie respectievelijk de artikelen 2.3.9 en 2.3.10 Wmo 2015 en 8.1.3 en 8.1.4 van de Jeugdwet. Zie verder Hoofdstuk 2 Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en Hoofdstuk 8 Regeling Jeugdwet voor minder bekende maar belangrijke aanvullende regels over pgb-beheer na pgb-toekenning. 

Meer informatie