Deze voorbeeldregels gaan over de bepalingen in de Modelverordening werkzaamheden kabels en leidingen.
Aan de hand van onderstaande drie hoofdvragen en bijbehorende deelvragen (zie ook de introductiepagina, onder Voorbeeldregels) proberen we antwoord te geven op de vraag óf en hoe u dit onderwerp over kunt nemen in uw omgevingsplan. We eindigen met een set voorbeeldregels.
Er zijn al eerder voorbeeldregels voor kabels en leidingen gepubliceerd in de geïntegreerde staalkaarten (paragraaf 5.2.31 en 5.2.32). We verwijzen ook naar de toelichting bij deze eerdere documenten.
A. Wat zijn de doelen van de regels over dit onderwerp?
Bij de regels over kabels en leidingen gaat het met name om de volgende doelen: het beschermen van de veiligheid en het beschermen van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast is ook het beschermen van de in de grond aanwezige infrastructuur een doel. Dit blijkt uit de Modelverordening werkzaamheden kabels en leidingen.
B. Om welke concrete oogmerken of belangen gaat het?
Om de doelen, genoemd in onderdeel A, te behalen kunnen de regels voor kabels en leidingen gesteld worden met het oog op:
- het veilige en doelmatige gebruik van het openbaar gebied
- het beperken van hinder
- de doelmatige verdeling van de ondergrondse ruimte
- de bescherming van in de grond aanwezige kabels, leidingen en ondersteunende werken
C. Om welke activiteit gaat het?
In de Modelverordening werkzaamheden kabels en leidingen gaat het om de volgende activiteiten:
- het aanleggen, in stand houden en verwijderen van een kabel of leiding (zie paragraaf 5.2.31 Opbreken en graven in openbaar gebied)
- het verrichten van activiteiten in het beperkingengebied leidingen (zie paragraaf 5.2.32 Activiteiten in het beperkingengebied leidingen)
D. Is het wenselijk om de activiteit te reguleren in het omgevingsplan?
Omgevingswet
De Omgevingswet biedt de gelegenheid om regels over de fysieke leefomgeving of over activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving samen te voegen en deze in samenhang met elkaar en met de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet te bezien. De ambitie is om de regels die betrekking hebben op de functie, inrichting, gebruik en beheer van grond en de zich daarop bevindende gebouwen zoveel mogelijk samenhangend in het omgevingsplan te reguleren. De samenhang is onderdeel van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet. In artikel 1.3 van de Omgevingswet zijn deze doelen opgenomen.
De regels over kabels en leidingen zien met name op de bescherming van de veiligheid en een goed woon- en leefklimaat enerzijds en de bescherming van de kabels en leidingen zelf anderzijds. Dit zijn doelen die passen binnen de reikwijdte van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet. De maatschappelijke doelen van de wet omvatten verschillende aspecten en een selectie hiervan is te vinden in artikel 2.1, derde lid, van de Ow. Het beschermen van de veiligheid is hier ook onderdeel van.
Wijziging fysieke leefomgeving
Daarnaast moeten activiteiten over kabels en leidingen gereguleerd worden in het omgevingsplan, voor zover het activiteiten betreft die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen (artikel 2.1, eerste lid, Omgevingsbesluit). Het aanbrengen, verleggen of verwijderen van een kabel of leiding is een wijziging van de fysieke leefomgeving en moet dus in principe in het omgevingsplan worden opgenomen.
E. Is er samenhang met andere regels?
Kabels en leidingen in samenhang met bodem en ondergrond
De aanleg, het behoud, het onderhoud aan en het verwijderen van kabels en leidingen raakt vaak aan andere regels die gaan over de ondergrond. Zoals de regels uit de Erfgoedverordening voor de archeologische aspecten en bepalingen in verband met bodemverontreiniging, maar ook regels over bodemactiviteiten (bijvoorbeeld uit de Nota bodembeheer). De regels over kabels en leidingen moeten in ieder geval op die regels afgestemd worden, zodat geen tegenstrijdige regelgeving ontstaat.
Kabels en leidingen in samenhang met bovengrondse verbindingen
Bepaalde buisleidingen (voor bijvoorbeeld drinkwater of gevaarlijke stoffen) en bovengrondse hoogspanningslijnen zijn planologisch relevant en kunnen daarom geregeld zijn in voormalige bestemmingsplannen (nu onderdeel van het omgevingsplan). Het is daarom aan te bevelen om de regels over kabels en leidingen ook in samenhang met regels in het voormalige bestemmingsplan te benaderen.
F. Is nadere beleidsinkadering nodig?
Niet alle regels uit de Modelverordening werkzaamheden kabels en leidingen kunnen overgenomen worden in het omgevingsplan (zie ook onderdeel G). Daarom is een nadere beleidsinkadering nodig, wanneer de regels omgezet worden naar het omgevingsplan.
G. Wat is de beleidsruimte om de activiteiten te reguleren in het omgevingsplan?
Omgevingsbesluit
Artikel 2.1, tweede lid, van het Omgevingsbesluit stelt grenzen aan wat in het omgevingsplan geregeld mag worden. In dat lid wordt verwezen naar bepalingen in de Gemeentewet, waarvoor het niet is toegestaan om de daarin bedoelde regels op te nemen in het omgevingsplan. Bij de Modelverordening werkzaamheden kabels en leidingen gaat het om artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet. Dit artikel is de grondslag voor de strafbepaling in artikel 18 van de Modelverordening. Artikel 18 blijft behouden in de Modelverordening, omdat dit artikel relevantie houdt voor de regels die in de modelverordening behouden blijven voor de telecom-kabels.
Telecommunicatiewet
Een kabel of leiding is in de Modelverordening gedefinieerd als iedere kabel als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet of andere kabel of leiding die is bedoeld voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen of van energie of informatie. Dit betreft bijvoorbeeld elektriciteitskabels, drinkwaterleidingen, gasleidingen, warmtenetten en rioolbuizen. Het aanleggen van telecomkabels is geregeld via de Telecommunicatiewet en moet buiten het omgevingsplan blijven. De Telecommunicatiewet bevat namelijk een uitputtende regeling als bedoeld in artikel 1.4 Omgevingswet voor bepalingen over werkzaamheden voor een elektronisch communicatienetwerk (telecomkabels).
Burgerlijk wetboek
De begripsomschrijving van kabel of leiding sluit aan op de invulling die aan een “net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen” in artikel 5:20 BW wordt gegeven. Daaronder vallen ook de werken die worden aangelegd om de kabel of leiding te laten functioneren. Daarbij kan worden gedacht aan mantelbuizen of andere beschermbuizen, afsluiters en handholes. Het Burgerlijk Wetboek is niet automatisch van toepassing op het omgevingsplan, vandaar dat de betreffende werken in de begripsbepaling bij de geïntegreerde staalkaarten zijn opgenomen.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Voor buisleidingen met gevaarlijke stoffen en hoogspanningsverbindingen gelden instructieregels. Bij de ruimtelijke inpassing zijn vooral externe veiligheid en magneetvelden van belang. Deze instructieregels zijn gericht op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Bij het toelaten van ondergrondse leidingen voor gevaarlijke stoffen kunnen de instructieregels voor externe veiligheid van belang zijn (paragraaf 5.1.2.3 Bkl). De instructieregels voor het belemmeringengebied buisleidingen verplichten gemeenten om het belang van de veiligheid van de buisleiding mee te nemen in de afweging bij het vaststellen van een omgevingsplan. De veiligheid van de buisleiding mag niet worden geschaad door activiteiten toe te laten die van invloed kunnen zijn op de ongeschonden toestand en werking van de buisleiding.
Daarnaast bevat het Bkl in artikel 5.159 een instructieregel voor het omgevingsplan over hoogspanningsverbindingen. Volgens dat artikel moet het omgevingsplan het tracé vastleggen van een locatie voor een hoogspanningsverbinding met een spanning van ten minste 220 kV en moet het omgevingsplan het gebruik als hoogspanningsverbinding en de daarmee verbonden schakel- en transformatorstations en andere voor die hoogspanningsverbinding noodzakelijke hulpmiddelen toelaten.
Tot slot bevat het Bkl de verplichting om in een omgevingsplan rekening te houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed, met inbegrip van bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. Deze instructieregel is opgenomen in artikel 5.130 van het Bkl. Echter gaat het hier om stellen van regels met andere oogmerken dan voor het stellen van regels voor kabels en leidingen. Om die reden zijn de regels voor erfgoed en archeologie opgenomen in een eigen thema in de geïntegreerde staalkaarten (zie paragraaf 4.1.4).
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Voor graven in de bodem gelden ook rijksregels. De paragrafen 3.2.21 en 3.2.22 van het Bal gaan over graven in verontreinigde bodem. En in de hoofdstukken 6 tot en met 9 van dat besluit en in de omgevingsverordening (provincie) en waterschapsverordening (waterschap) staan regels over graven in de beperkingengebieden die door het rijk, de provincie en het waterschap zijn ingesteld, zoals beperkingengebieden met betrekking tot rijkswegen, spoorwegen, provinciale wegen, waterkeringen en watergangen. Daarnaast kunnen bij graafwerkzaamheden beschermde soorten worden verstoord. Dat is een flora- en fauna-activiteit waarvoor regels zijn opgenomen in paragraaf 11.2.2 tot en met 11.2.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Deze voorbeeldregels gaan over geen van deze activiteiten uit het Bal.
Conclusie
Gemeenten hebben voldoende beleidsruimte om kabels en leidingen te reguleren in het omgevingsplan, voor zover het niet gaat om het aanleggen van telecomkabels en er wordt voldaan aan de instructieregels van het Bkl. Mochten gemeenten toch regels willen stellen over het aanleggen van telecomkabels in het omgevingsplan, dan kunnen alleen regels opgenomen worden met het oog op andere dan de in artikel 5.2 van de Telecommunicatiewet genoemde belangen.
H. Wat regelt de bruidsschat en wat willen we daarmee?
De bruidsschat bevat geen bepalingen voor het opbreken en graven in openbaar gebied of activiteiten in het beperkingengebied leidingen. De bruidsschat bevat wel bepalingen over kleinschalig graven in verontreinigde bodem (paragraaf 22.3.7.2), maar dat is een andere activiteit.
I. Wat zijn mogelijke gemeentelijke beleidskaders?
Veel gemeenten zullen beleid hebben gesteld voor het gebruik van gronden voor kabels en leidingen. Denk aan het Handboek ondergrondse infrastructuur (HOI) dat veel gemeenten hebben opgesteld om kabels en leidingen in de ondergrond op een uniforme wijze te behandelen.
J. Thematische of gebiedsgerichte omzetting van de regels?
De regels voor het aanleggen, in stand houden en verwijderen van een kabel of leiding en het verrichten van activiteiten in het beperkingengebied leidingen kunnen thematisch omgezet worden. De activiteiten kunnen namelijk overal binnen de gemeente plaatsvinden en hoeven daarom niet aan specifieke gebiedstypen te worden gekoppeld. De activiteiten kunnen dan in hoofdstuk 4 ‘aangezet’ worden onder het thema ‘infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte’.
Buisleidingen (voor gevaarlijke stoffen) en bovengrondse hoogspanningslijnen zijn planologisch relevant en kunnen daarom geregeld zijn in bestemmingsplannen. Die regels uit bestemmingsplannen kunnen eventueel gebiedsgericht omgezet worden, maar maken geen onderdeel uit van deze voorbeeldregels.
K. Regeltype
Aanleggen, in stand houden en verwijderen van een kabel of leiding
Voor regels over het aanleggen, in stand houden en verwijderen van een kabel of leiding bevatten de voorbeeldregels algemene regels en een meldplicht voor kleinschalige activiteiten met kabels en leidingen, plus een vergunningplicht ter bescherming van het openbaar gebied.
Activiteiten in het beperkingengebied leidingen
Voor specifieke activiteiten in het beperkingengebied is een vergunningplicht opgenomen in de voorbeeldregels. Door activiteiten in het beperkingengebied leidingen op te nemen in hoofdstuk 5 van de geïntegreerde staalkaarten, is op deze activiteiten in ieder geval de specifieke zorgplicht van artikel 5.4 van toepassing. Dat zorgt ervoor dat degene die de activiteit verricht zich rekenschap moet geven van de oogmerken van deze paragraaf en maatregelen moet nemen om de kabels en leidingen te beschermen.
Daarnaast is voor een aantal specifieke activiteiten een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Dit betreft activiteiten die met enige regelmaat voorkomen en die nadelige gevolgen kunnen hebben voor kabels en leidingen.
Uit het voorgaande blijkt waarom is gekozen voor een thematische omzetting van de regels voor kabels en leidingen in het omgevingsplan.
Voorbeeldtekst
Paragraaf 4.1.3 Infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte
Artikel 4.29 Opbreken en graven in openbaar gebied
Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.20, wordt bij het opbreken en graven in openbaar gebied [met uitzondering van openbaar gebied in Woongebied-Transformatie] voldaan aan paragraaf 5.2.31 Opbreken en graven in openbaar gebied.
Artikel 4.30 Activiteiten in het beperkingengebied leidingen
Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.20, wordt bij het verrichten van activiteiten in het Beperkingengebied leidingen voldaan aan paragraaf 5.2.32 Activiteiten in het beperkingengebied leidingen.
Paragraaf 5.2.31 Opbreken en graven in openbaar gebied
Artikel 5.185 Toepassingsbereik
1. Deze paragraaf gaat over het graven in openbaar gebied.
2. Deze paragraaf gaat ook over:
a. het opbreken van de verharding in openbaar gebied in beheer bij de gemeente; en
b. het aanleggen, in stand houden en verwijderen van een kabel of leiding in openbaar gebied in beheer bij de gemeente.
Artikel 5.186 Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het veilige en doelmatige gebruik van het openbaar gebied;
b. het beperken van hinder; en
c. de doelmatige verdeling van de ondergrondse ruimte.
Artikel 5.187 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 5.4, houdt voor het opbreken van de verharding in openbaar gebied en het aanleggen, in stand houden en verwijderen van een kabel of leiding in openbaar gebied [in ieder geval] in dat:
a. beschadiging van in de grond aanwezige werken zo veel mogelijk wordt voorkomen;
b. de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel en van funderingslagen zo veel mogelijk wordt hersteld;
c. de grond zodanig wordt afgewerkt dat na klink een vlakke aansluiting op de aangrenzende ongeroerde grond wordt gerealiseerd; en
d. de verharding zoveel mogelijk wordt hersteld naar de oorspronkelijke staat en, voor zover dat niet mogelijk is, een vlakke aansluiting op de aangrenzende verharding wordt gerealiseerd.
Artikel 5.188 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning, anders dan voor het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding:
a. de verharding in openbaar gebied op te breken; of
b. te graven in openbaar gebied.
2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen, in stand te houden of te verwijderen in openbaar gebied.
3. De verboden, bedoeld in het eerste en tweede lid, gelden niet voor activiteiten van een overheidsorgaan voor de uitoefening van een publiekrechtelijke taak.
4. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, geldt niet voor activiteiten vanwege een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening, waarvan uitstel redelijkerwijs niet mogelijk of niet gewenst is.
5. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, geldt ook niet voor het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding:
a. in een reeds aanwezige voorziening, zonder dat er een sleuf wordt gegraven;
b. over een lengte van minder dan [x] m en met een sleufbreedte van minder dan [x] m; of
c. voor een of meer huisaansluitingen, met een gezamenlijke lengte van minder dan [x] m.
6. Het vijfde lid geldt niet als:
a. de activiteit plaatsvindt in het [kabels-leidingen geen ontheffing vergunningplicht-gebied];
b. de activiteit langer duurt dan een dag;
c. een openbare weg wordt gekruist; of
d. een boring of persing wordt toegepast.
Artikel 5.189 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
1. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opbreken van of graven in openbaar gebied worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een tekening of ingetekende luchtfoto met daarop de locatie van de activiteit;
b. de reden voor het opbreken of graven; en
c. het tijdstip en de duur van de activiteit.
2. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding in openbaar gebied worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een tekening of ingetekende luchtfoto met daarop de locatie van de activiteit;
b. het tijdstip en de duur van de activiteit; en
c. een beschrijving van de uit te voeren werkzaamheden en te gebruiken apparatuur.
Artikel 5.190 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
1. De omgevingsvergunning voor het opbreken van of graven in openbaar gebied wordt alleen geweigerd als:
a. het veilige en doelmatige gebruik van het openbaar gebied onevenredig wordt gehinderd;
b. de bereikbaarheid van gronden of gebouwen onevenredig wordt belemmerd; of
c. het doelmatig beheer van het openbaar gebied onevenredig wordt gehinderd.
2. De omgevingsvergunning voor het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding in het openbaar gebied wordt alleen geweigerd als:
a. het veilige en doelmatige gebruik van het openbaar gebied onevenredig wordt gehinderd;
b. de bereikbaarheid van gronden of gebouwen onevenredig wordt belemmerd;
c. het doelmatig beheer van het openbaar gebied onevenredig wordt gehinderd; of
d. de doelmatige verdeling van de ondergrondse ruimte wordt belemmerd.
Artikel 5.191 Algemene regels graven
1. Met het oog op het beschermen van in openbaar gebied aanwezige kabels en leidingen, worden voorafgaand aan het graven in openbaar gebied proefsleuven gegraven.
2. De proefsleuven hebben een lengte van ten minste 1 m aan weerszijden van de theoretische ligging van de in de grond aanwezige kabels of leidingen, tenzij dat niet mogelijk is vanwege aanwezige obstakels.
Artikel 5.192 Algemene regels kabels en leidingen
1. Met het oog op het beperken van hinder worden huisaansluitingen en tijdelijke aansluitingen zo veel mogelijk haaks op het net aangelegd.
2. Handholes die vaker dan twee keer per jaar worden gebruikt, worden zo veel mogelijk aangebracht buiten de rijbaan.
3. Met het oog op het beschermen van in openbaar gebied aanwezige kabels en leidingen bedraagt bij kruising van een kabel of leiding met een andere kabel of leiding in een open ontgraving de verticale afstand tussen beiden ten minste [x] m.
4. Bij kruising van een kabel of leiding met een andere kabel of leiding bij een boring of persing bedraagt de verticale afstand tussen beiden ten minste [x] m, waarbij de nieuwe kabel of leiding onder de bestaande kabel of leiding wordt gelegd.
5. Met het oog op de doelmatige verdeling van de ondergrondse ruimte verwijdert de netbeheerder een kabel of leiding die niet meer in gebruik is op het moment dat de verharding in het openbaar gebied ter plaatse van die kabel of leiding wordt opgebroken.
Artikel 5.193 Meldingsplicht
1. Het is verboden een kabel of leiding aan te leggen, in stand te houden of te verwijderen in het openbaar gebied zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
2. Het verbod geldt niet:
a. als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 5.188; of
b. voor activiteiten door of in opdracht van de gemeente voor de uitoefening van haar publiekrechtelijke taken.
3. In afwijking van het eerste lid wordt de melding onverwijld gedaan bij een ernstige belemmering of storing de dienstverlening, waarvan uitstel redelijkerwijs niet mogelijk of niet gewenst is.
4. Een melding bevat:
a. een tekening of ingetekende luchtfoto met daarop de locatie van de activiteit;
b. het type werkzaamheden dat wordt verricht; en
c. het tijdstip en de duur van de activiteit.
Artikel 5.194 Bijzondere omstandigheden
1. Een gesloten sneeuwdek, langdurige vorst en extreme weersomstandigheden zijn een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 19.0 van de Omgevingswet.
2. Als sprake is van een gesloten sneeuwdek, langdurige vorst of extreme weersomstandigheden kan het bevoegd gezag bepalen dat het opbreken van verharding of graven in het openbaar gebied of het aanleggen of verwijderen van kabels of leidingen in het openbaar gebied tijdelijk is verboden. In het besluit staat voor welke locatie en voor welke periode het verbod geldt.
3. Het besluit wordt elektronisch bekend gemaakt, of op andere geschikte wijze.
Paragraaf 5.2.32 Activiteiten in het beperkingengebied leidingen
Artikel 5.195 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het verrichten van activiteiten in het beperkingengebied leidingen.
Artikel 5.196 Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op de bescherming van in de grond aanwezige kabels, leidingen en ondersteunende werken.
Artikel 5.197 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning in het beperkingengebied leidingen:
a. te graven, als de diepte van de graafwerkzaamheden meer is dan [x] cm;
b. diepwortelende beplanting aan te brengen of te verwijderen;
c. voorwerpen in te drijven;
d. de grond op te hogen; of
e. verharding aan te brengen.
2. Het verbod geldt niet voor graafwerkzaamheden bij normaal onderhoud aan bouwwerken of andere werken.
Artikel 5.198 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een tekening of ingetekende luchtfoto met daarop de locatie van de activiteit;
b. een beschrijving van de aard en de omvang van de activiteit;
c. de reden voor de activiteit; en
d. een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om de kans op schade aan de kabels of leidingen, waarvoor het beperkingengebied leidingen is aangewezen, te beperken.
Artikel 5.199 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de kans op beschadiging van de kabels of leidingen, waarvoor het beperkingengebied leidingen is aangewezen, verwaarloosbaar is.
Artikelsgewijze toelichting
Paragraaf 4.1.3 Infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte
Artikel 4.29 Opbreken en graven in openbaar gebied
Dit artikel legt vast welke paragrafen uit hoofdstuk 5 van toepassing zijn op de activiteit, in casu het opbreken en graven in openbaar gebied. Dit artikel heeft daarmee het karakter van richtingaanwijzer.
Artikel 4.30 Activiteiten in het beperkingengebied leidingen
Dit artikel legt vast welke paragrafen uit hoofdstuk 5 van toepassing zijn op de activiteit, in casu het verrichten van verschillende activiteiten in het beperkingengebied leidingen. Dit artikel heeft daarmee het karakter van richtingaanwijzer.
Het beperkingengebied leidingen omvat stroken (met name in het openbaar gebied) die gereserveerd zijn voor de aanleg en het behoud van belangrijke ondergrondse netten. Hieronder vallen bijvoorbeeld de hoofdtransportleidingen voor drinkwater en gas. In dit beperkingengebied geldt een vergunningplicht voor onder andere graven (paragraaf 5.2.32). Het beperkingengebied is als geometrisch informatieobject opgenomen in bijlage II bij dit omgevingsplan.
Paragraaf 5.2.31 Opbreken en graven in openbaar gebied
Artikel 5.185 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het graven in openbaar gebied en de activiteiten die samenhangen met graven in het openbaar gebied, namelijk het opbreken van de weg of andere verharding en het aanleggen, in stand houden en verwijderen van kabels en leidingen. De regels voor deze activiteiten zijn vergelijkbaar en kunnen daarom goed worden samengenomen in een paragraaf. Onder in stand houden van een kabel of leiding wordt ook begrepen het uitvoeren van onderhoud aan kabels of leidingen of het vervangen van kabels of leidingen.
Het openbare gebied omvat meer dan alleen de openbare weg. Ook parken, pleinen en openbaar water worden tot het openbare gebied gerekend. Opbrekingen en graafwerkzaamheden leiden op die plekken immers ook tot hinder.
Het is mogelijk dat er, naast de regels in deze paragraaf, nog andere regels van toepassing zijn op het graven. Zo bevatten de paragrafen 3.2.21 en 3.2.22 van het Besluit activiteiten leefomgeving regels over graven in verontreinigde bodem. En in de hoofdstukken 6 tot en met 9 van dat besluit en de omgevingsverordening en waterschapsverordening staan regels over graven in de beperkingengebieden die door het Rijk, de provincie en het waterschap zijn ingesteld, zoals beperkingengebieden met betrekking tot rijkswegen, spoorwegen, provinciale wegen, waterkeringen en watergangen. Daarnaast kunnen bij graafwerkzaamheden beschermde soorten worden verstoord; dat is een flora- en fauna-activiteit waarvoor regels zijn opgenomen in paragraaf 11.2.2 tot en met 11.2.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 5.186 Oogmerken
De regels over activiteiten in het openbaar gebied zijn gesteld met het oog op het veilige en doelmatige gebruik van het openbaar gebied, het beperken van hinder en de doelmatige verdeling van de ondergrondse ruimte. Het beperken van hinder ziet op het voorkomen of beperken van belemmeringen voor het verkeer. De doelmatige verdeling van de ondergrondse ruimte houdt verband met de mogelijkheden om onder openbare wegen en in ander openbaar gebied alle werken en objecten te plaatsen die functies vervullen voor de maatschappij, zoals kabel- en leidingnetten en ondergrondse vuilcontainers. Ook voldoende ruimte voor het wortelstelsel van bomen valt onder dit oogmerk.
Deze paragraaf bevat geen regels ter bescherming van het openbare water. Dit belang wordt afdoende beschermd door het waterschap, met regels in de waterschapsverordening. Aanvullende regels van de gemeente zijn daarom niet nodig.
Artikel 5.187 Specifieke zorgplicht
In de aanhef van dit artikel is “in ieder geval” als optioneel onderdeel opgenomen. Door deze zinsnede toe te voegen aan het artikel, maakt de gemeente duidelijk dat er ook andere maatregelen zijn die tot de specifieke zorgplicht behoren, maar die niet zijn uitgewerkt in dit artikel. Als de zinsnede “in ieder geval” niet wordt opgenomen, is de opsomming van maatregelen in de onderdelen a t/m d uitputtend. De gemeente kan dan geen andere maatregelen ter invulling van de specifieke zorgplicht eisen van de initiatiefnemer.
In artikel 5.4 is een specifieke zorgplicht opgenomen voor iedereen die activiteiten verricht, zoals het opbreken van de verharding van de weg. Diegene moet zich rekenschap geven van de doelen, waarvoor de regels in dit hoofdstuk zijn gesteld. Op iedereen rust de verplichting om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om nadelige gevolgen voor die doelen te voorkomen of, als dat niet kan, te beperken. Als die nadelige gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, moet de activiteit achterwege worden gelaten.
Dit artikel beschrijft wat er bij het opbreken van de verharding in het openbaar gebied en het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding in het openbaar gebied [in ieder geval] tot de specifieke zorgplicht van artikel 5.4 wordt gerekend. Bij die activiteiten moet ervoor worden gezorgd dat de werken die in de grond aanwezig zijn (zoals kabels of leidingen, maar ook ondergrondse vuilcontainers) niet beschadigd raken. Voor kabels en leidingen wordt dit bevorderd met de regels van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken. Die wet beschermt echter niet andere werken dan kabels en leidingen die in de ondergrond aanwezig zijn.
Verder moet na het verrichten van de activiteit de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel en van funderingslagen zo veel mogelijk worden hersteld. Dit houdt in dat grond die uit verschillende bodemlagen afkomstig is niet wordt gemengd, dat de verschillende soorten grond op dezelfde diepte worden teruggebracht als waarop deze zijn ontgraven. Hiermee wordt voorkomen dat de ontwatering wordt belemmerd of zettingen optreden.
Tot slot moet de grond netjes worden afgewerkt, zodat er (eventueel na een periode van inklinking) geen abrupte verhogingen of verlagingen in het maaiveld aanwezig zijn, en moet de verharding in oorspronkelijke staat worden hersteld of vlak worden aangesloten op de aangrenzende verharding.
De specifieke zorgplicht geldt voor activiteiten die onder algemene regels vallen en voor activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 5.188 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Dit artikel bevat als eerste een vergunningplicht voor het opbreken van de verharding in het openbaar gebied en het graven in het openbaar gebied, anders dan voor kabels en leidingen. De vergunningplicht voor het aanleggen, in stand houden en verwijderen van kabels en leidingen in het openbaar gebied is opgenomen in het tweede lid. De afbakening in het eerste lid zorgt ervoor dat voor kabels en leidingen (waarbij ook opbreek- en graafwerkzaamheden plaatsvinden) maar één vergunning is vereist.
De vergunningplicht geldt niet voor activiteiten door overheidsorganen bij het uitoefenen van een publiekrechtelijke taak. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de gemeente geen vergunning aan zichzelf hoeft te verlenen bij werkzaamheden aan bijvoorbeeld de openbare riolering. De uitzondering geldt ook voor activiteiten van waterschappen, provincies en het Rijk bij de uitoefening van hun publiekrechtelijke taken. Voor die overheden geldt wel een meldplicht.
Er is geen vergunning vereist voor activiteiten aan kabels of leidingen die met dringende spoed moeten worden verricht vanwege een belemmering of storing in de dienstverlening. In dergelijke gevallen is de beslistermijn voor de vergunning onaanvaardbaar lang. In plaats van het aanvragen van een vergunning, moet een melding worden gedaan op grond van artikel 5.190.
Het vijfde en zesde lid bieden de mogelijkheid om kleinschalige activiteiten, die voor weinig hinder zorgen omdat ze een kleine omvang hebben en binnen een dag kunnen worden uitgevoerd, zonder vergunning te verrichten. Ook hierbij geldt dat wel een melding is vereist op grond van artikel 5.190.
Artikel 5.189 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Dit artikel bevat de aanvraagvereisten voor de omgevingsvergunningen voor graven in of opbreken van de verharding in het openbaar gebied en voor de omgevingsvergunning voor het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding. In beide gevallen moet een tekening of ingetekende luchtfoto worden aangeleverd, die aangeeft wat de exacte locatie van de werkzaamheden is. Ook moet het tijdstip en de duur van de activiteit worden vermeld.
Dit is nodig om de samenloop met andere werkzaamheden in de omgeving te kunnen beoordelen. Bij graven of opbreken moet in aanvulling hierop de reden van de activiteit worden aangegeven en bij het aanleggen van kabels of leidingen wordt een beschrijving van de werkzaamheden en te gebruiken apparatuur aangeleverd.
Artikel 5.190 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De gemeente bevordert in principe het gebruik van het openbaar gebied en de bodem daaronder voor allerlei activiteiten. De beoordelingsregel voor de omgevingsvergunning voor graven, opbreken of kabels en leidingen geeft daarom limitatief de weigeringsgronden voor de vergunning aan. De vergunning wordt in principe verleend, tenzij het veilige en doelmatige gebruik van het openbaar gebied onevenredig wordt gehinderd, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen onevenredig wordt belemmerd of het doelmatig beheer van het openbaar gebied onevenredig wordt gehinderd.
Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van onevenredige hinder voor het veilige en doelmatige gebruik van het openbaar gebied als de werkzaamheden samenvallen met andere (weg)werkzaamheden in de directe omgeving. De gelijktijdige uitvoering van de werkzaamheden kan leiden tot het volledig vastlopen van het verkeer in een wijk. Voordat het bevoegd gezag de vergunning weigert, wordt (in overleg met de aanvrager) eerst beoordeeld of de vergunning kan worden verleend voor een ander tijdstip, dat leidt tot minder hinder of belemmeringen.
Voor kabels en leidingen bestaat een aanvullende weigeringsgrond: de doelmatige verdeling van de ondergrondse ruimte. Dit kan aan de orde zijn op locaties waar al veel verschillende vormen van ondergronds gebruik aanwezig zijn of worden voorzien. Het bevoegd gezag moet de mogelijkheid hebben om voldoende ruimte te behouden voor belangrijke voorzieningen, zoals hoofdtransportleidingen voor drinkwater of de openbare riolering. Vanzelfsprekend helpt de gemeente de aanvrager in die gevallen bij het zoeken naar een alternatief tracé.
Artikel 5.191 Algemene regels graven
De Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (Wibon) bevordert dat graafwerkzaamheden zorgvuldig worden uitgevoerd, zodat de kans op schade aan de netten en netwerken tijdens graafwerkzaamheden wordt geminimaliseerd. Op grond van de Wibon moet een grondroerder onder meer een graafmelding indienen en de gegevens over de ligging van kabels en leidingen, die zijn ontvangen van het Kadaster, op de locatie van de werkzaamheden aanwezig hebben. In aanvulling hierop is in dit artikel bepaald dat er voorafgaand aan de graafwerkzaamheden in het openbaar gebied proefsleuven worden gegraven.
Hiermee wordt gewaarborgd dat de exacte ligging van de aanwezige kabels en leidingen wordt geverifieerd, voordat de werkzaamheden worden gestart. De proefsleuven moeten een lengte hebben van ten minste 1 m rond de theoretische ligging van de aanwezige kabels en leidingen, die blijkt uit de informatie die van het Kadaster is ontvangen. Deze regel is ontleend aan CROW-publicatie 500 ‘Schade voorkomen aan kabels en leidingen’.
Dit artikel geldt zowel voor graafwerkzaamheden die vergunningplichtig zijn, als voor graafwerkzaamheden die alleen gemeld hoeven te worden.
Artikel 5.192 Algemene regels kabels en leidingen
Dit artikel bevat een aantal algemene regels voor het aanleggen, in stand houden en verwijderen van kabels en leidingen in het openbaar gebied. Deze algemene regels gelden naast de vergunning die op grond van artikel 5.188 is vereist. Dit biedt vooraf duidelijkheid aan initiatiefnemers over een aantal eisen die de gemeente in alle gevallen voor activiteiten met kabels en leidingen stelt. De specifieke eisen voor concrete gevallen worden als voorschrift aan de vergunning verbonden. Zo nodig kan in de voorschriften van de vergunning worden afgeweken van de regels in dit artikel (zie artikel 5.3).
Het eerste en tweede lid zorgen voor het beperken van de hinder (bijvoorbeeld voor het verkeer) als gevolg van het aanleggen, in stand houden (zoals onderhoudswerkzaamheden) of verwijderen van een kabel of leiding. Huisaansluitingen en tijdelijke aansluitingen op een bestaand netwerk moeten zo veel mogelijk haaks worden aangelegd. Hierdoor is de lengte van de opbreking zo kort mogelijk en wordt geen beslag gelegd op de ruimte voor distributieleidingen. Als er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het haaks aanbrengen van de aansluiting niet mogelijk is, kan een schuine aansluiting worden gerealiseerd. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij fysieke obstakels, zowel ondergronds als bovengronds.
Het tweede lid bepaalt dat handholes (een afsluitbare ondergrondse behuizing met toegangsluik voor het onderbrengen van bijvoorbeeld appendages of apparatuur) die vaker dan twee keer per jaar worden gebruikt, bij voorkeur niet in de rijbaan worden aangelegd. Zo wordt niet alleen bij de aanleg, maar ook bij toekomstig gebruik de hinder voor het verkeer beperkt.
Het derde en vierde lid van dit artikel stellen eisen aan de minimale afstand tussen bestaande en nieuwe kabels en leidingen. Deze afstanden waarborgen dat bij onderhoudswerkzaamheden aan de kabels of leidingen voldoende werkruimte beschikbaar blijft. Boringen en persingen moeten altijd onder bestaande kabels en leidingen worden uitgevoerd, om de kans op schade aan bestaande kabels en leidingen te beperken.
Kabels en leidingen die niet meer in gebruik zijn, moeten worden verwijderd als de weg in verband met andere activiteiten wordt opgebroken. Dit zorgt ervoor dat de beschikbare ondergrondse ruimte niet onnodig wordt ingenomen. De verplichting om de betreffende kabel of leiding te verwijderen, rust bij de beheerder van het net. Deze wordt via het Kadaster op de hoogte gesteld van voorgenomen graafwerkzaamheden.
Artikel 5.193 Meldingsplicht
Als voor het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding geen omgevingsvergunning is vereist op grond van artikel 5.188 moet wel ten minste vier weken voor het begin van de activiteit een melding worden gedaan. De gemeente gebruikt deze melding om te beoordelen of er inderdaad geen vergunning is vereist, en om na te gaan of het vanwege lokale omstandigheden nodig is om een maatwerkvoorschrift te stellen op grond van artikel 5.3.
Als de werkzaamheden nodig zijn vanwege een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening die onmiddellijk moet worden verholpen, geldt de reguliere meldingstermijn van vier weken niet. In plaats daarvan moet de melding onverwijld worden gedaan. Dat is bij voorkeur voor aanvang van de werkzaamheden.
Artikel 5.194 Bijzondere omstandigheden
Artikel 19.0 van de Omgevingswet biedt de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden te bepalen dat activiteiten moeten worden stopgezet of op een andere dan gebruikelijke wijze moeten worden verricht. In dit artikel zijn sneeuw, langdurige vorst en extreme weersomstandigheden aangewezen als bijzondere omstandigheid.
Als zich iets dergelijks voordoet, kan het vanwege de bereikbaarheid of verkeersveiligheid nodig zijn om het opbreken van de weg, het graven in de weg of het aanleggen, in stand houden (zoals onderhoudswerkzaamheden) of verwijderen van een kabel of leiding tijdelijk te verbieden, zo nodig in afwijking van een reeds verleende omgevingsvergunning. Het besluit wordt in ieder geval op de gemeentelijke website bekend gemaakt, en zo mogelijk via andere kanalen die een groot bereik hebben.
Paragraaf 5.2.32 Activiteiten in het beperkingengebied leidingen
Artikel 5.195 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over activiteiten die plaatsvinden in het beperkingengebied leidingen. Door activiteiten in het beperkingengebied leidingen op te nemen in deze paragraaf, is op deze activiteiten in ieder geval de specifieke zorgplicht van artikel 5.4 van toepassing. Dat zorgt ervoor dat degene die de activiteit verricht, zich rekenschap moet geven van de oogmerken van deze paragraaf en maatregelen moet nemen om de kabels en leidingen te beschermen.
Voor een aantal specifieke activiteiten is in deze paragraaf een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Dit betreft activiteiten die met enige regelmaat voorkomen en die nadelige gevolgen kunnen hebben voor kabels en leidingen.
Artikel 5.196 Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels voor activiteiten in het beperkingengebied leidingen zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.197 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het beperkingengebied leidingen omvat stroken (met name in het openbaar gebied) die gereserveerd zijn voor de aanleg en het behoud van belangrijke ondergrondse netten. Hieronder vallen bijvoorbeeld de hoofdtransportleidingen voor drinkwater en gas. Deze hoofdtransportleidingen verdienen aanvullende bescherming, bovenop de regels die gelden voor reguliere graafwerkzaamheden. Er geldt daarom een vergunningplicht voor het graven in het beperkingengebied leidingen, als de graafwerkzaamheden dieper gaan dan [x] cm.
Daarnaast bevat dit artikel de aanwijzing van andere vergunningplichtige activiteiten die worden verricht in het beperkingengebied leidingen.
Diepwortelende beplanting vormt een bedreiging voor kabels en leidingen doordat de wortels, als de beplanting tot volle wasdom komt, beschadiging van die kabels of leidingen kan veroorzaken. Datzelfde geldt voor het indrijven van voorwerpen in de bodem. Hieronder valt bijvoorbeeld het aanbrengen van peilbuizen of het slaan van heipalen.
Het ophogen van de grond leidt eveneens tot risico’s voor kabels en leidingen. De ophoging kan immers zettingen tot gevolg hebben, waardoor leidingen kunnen breken.
Het verharden van de grond heeft niet direct gevolgen voor de staat van kabels of leidingen zelf, maar leidt er wel toe dat deze niet meer bereikbaar zijn voor onderhoud of vervanging.
Artikel 5.198 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een activiteit in het beperkingengebied leidingen moet de locatie en een beschrijving van de aard en de omvang van de activiteit worden aangegeven. Bij de omvang moet worden gedacht aan de lengte en breedte op maaiveldniveau, en de eventuele diepte in de bodem of de hoogte van de activiteit. Daarnaast is een onderbouwing van de reden voor de activiteit nodig. Daarnaast moet worden aangegeven welke maatregelen de initiatiefnemer neemt om de kans op schade aan de kabels of leidingen te voorkomen of te beperken. Het bevoegd gezag beoordeelt of deze maatregelen voldoende zijn.
Artikel 5.199 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning voor activiteiten in het beperkingengebied leidingen wordt alleen verleend als de kans op beschadiging van de betreffende kabels of leidingen verwaarloosbaar is. De initiatiefnemer geeft zelf aan welke maatregelen hij van plan is te nemen. Het bevoegd gezag kan in de voorschriften van de vergunning aanvullende maatregelen opnemen, als het van oordeel is dat er nog onvoldoende zekerheid is dat er redelijkerwijs geen schade kan optreden. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de werkzaamheden moeten worden begeleid door een onafhankelijke deskundige.