Deze voorbeeldregels gaan over het (onbeheerd) plaatsen van fietsen en bromfietsen, zoals geregeld in art. 5:12 van de model-APV.
Aan de hand van onderstaande drie hoofdvragen en bijbehorende deelvragen (zie ook de introductiepagina, onder Voorbeeldregels) proberen we antwoord te geven op de vraag óf en hoe u dit onderwerp over kunt nemen in uw omgevingsplan. We eindigen met een set voorbeeldregels. Deze regels sluiten aan op de geïntegreerde staalkaarten van de VNG. U kunt ze gebruiken ter inspiratie voor uw eigen omgevingsplan.
A. Wat zijn de doelen van de regels over dit onderwerp?
Bij de regels over fietsen en bromfietsen gaat het met name om het beschermen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het uiterlijk aanzien van de gemeente.
B. Om welke concrete oogmerken en belangen gaat het?
Om de doelen, genoemd in onderdeel A, te behalen kunnen de regels over het plaatsen van fietsen en bromfietsen gesteld worden met het oog op het tegengaan van verrommeling van de openbare ruimte, ter voorkoming of beëindiging van overlast en het voorkomen van schade aan de gezondheid.
C. Om welke activiteit gaat het?
In de model-APV is dit het plaatsen van fietsen en bromfietsen.
D. Is het wenselijk om de activiteit te reguleren in het omgevingsplan?
De Omgevingswet gaat niet alleen over activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving, maar ook over de fysieke leefomgeving zelf. Uit art. 1.3 van de Omgevingswet blijkt wat de maatschappelijke doelen zijn van de wet: beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving.
Het beschermen van de veiligheid en de gezondheid valt onder deze maatschappelijke doelen (zie art. 2.1, derde lid, onder a en b, van de Ow). Het plaatsen van fietsen en bromfietsen kan om deze reden gereguleerd worden in het omgevingsplan.
E. Is er een samenhang met andere regels?
Uit de toelichting van de APV-bepaling blijkt dat in de praktijk regelmatig overlast wordt ondervonden van fietsen en bromfietsen die buiten de daartoe bestemde fietsenstallingen worden geplaatst. Het gaat hierbij doorgaans om plaatsen waar zich grote concentraties van gestalde (brom)fietsen voordoen, zoals stations, winkelcentra en dergelijke.
In de geïntegreerde staalkaarten is een paragraaf opgenomen om parkeerexcessen te voorkomen. Deze paragraaf gaat over het parkeren van motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen op de openbare weg in beheer bij de gemeente. De oogmerken van de regels over parkeerexcessen sluiten aan op de oogmerken die voor regels over plaatsen van fietsen en bromfietsen zijn benoemd.
Conclusie
De APV-bepaling gaat over het plaatsen van fietsen en bromfietsen op aangewezen plaatsen en daarvoor bestemde ruimten. Dit is een deelgebied binnen de openbare weg dat in beheer is bij de gemeente. Vanwege de overlap in activiteiten, oogmerken en werkingsgebieden ligt het voor de hand om deze activiteiten te integreren in één paragraaf.
F. Is nadere beleidsinkadering nodig?
Er is een nadere beleidsinkadering nodig voor die gemeenten die naar huidig recht het plaatsen van fietsen en bromfietsen op de daarvoor bestemde ruimten en plaatsen niet hebben gereguleerd en dit onderwerp wel willen reguleren in het omgevingsplan.
G. Wat is de beleidsruimte om de activiteit te reguleren in het omgevingsplan?
Onder de Omgevingswet zijn geen instructieregels opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) die gemeenten dwingen om het plaatsen van fietsen en bromfietsen op de daarvoor bestemde ruimten en plaatsen te reguleren in het omgevingsplan. Ook in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is deze activiteit niet aangewezen als een milieubelastende activiteit. De gemeente heeft dus voldoende beleidsruimte om dit onderwerp te regelen.
H. Wat regelt de bruidsschat en wat willen we daarmee?
De bruidsschat bevat geen bepalingen over het plaatsen van fietsen en bromfietsen op de daarvoor bestemde ruimten en plaatsen.
I. Wat zijn mogelijke gemeentelijke beleidskaders?
Gemeenten waar overlast van fietsen en bromfietsen een probleem is, zullen beleid hebben voor het plaatsen van fietsen en bromfietsen op de daarvoor bestemde ruimten en plaatsen. Na aanwijzing van een plaats waar het verbod zal gelden, kan tegen een foutief geplaatste (brom)fiets worden opgetreden.
Door middel van borden moet worden aangegeven dat foutief geplaatste (brom)fietsen zullen worden verwijderd. Het feitelijk verwijderen wordt dan beschouwd als toepassing van bestuursdwang. De vraag is wel of de handhavingsstrategie ook is meegenomen in het beleid. Daarnaast is het ook de vraag of de stallingscapaciteit van de bestemde ruimten en plaatsen is meegenomen in het beleid. Dat kan mogelijk leiden tot de noodzaak om het beleid aan te vullen of te actualiseren.
J. Thematisch of gebiedsgerichte omzetting van de regels
Het plaatsen van fietsen en bromfietsen buiten de daarvoor bestemde ruimten en plaatsen kan overal in de gemeente voorkomen en is niet specifiek gekoppeld aan een gebiedstype. Het ligt daarom voor de hand om deze regels thematisch om te zetten. De activiteit kan dan opgenomen en ‘aangezet’ worden in het thema ‘infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte’ (paragraaf 4.1.3 van de geïntegreerde staalkaarten).
De regels voor parkeerexcessen zijn in dezelfde paragraaf opgenomen. In deze paragraaf is het doel, het beschermen van het uiterlijk aanzien van de gemeente, niet opgenomen in het artikel met de doelen voor het thema ‘infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte’. Daarom wordt in deze voorbeeldregels dit doel toegevoegd als nieuw onderdeel aan artikel 4.20 van de geïntegreerde staalkaarten.
K. Regeltype
In de model-APV staat dat het in een door het college aangewezen gebied verboden is om fietsen en bromfietsen te plaatsen buiten de daarvoor bestemde ruimten en plaatsen. Het gaat hier om een algemene regel die concrete grenzen bevat over de wijze waarop de activiteit uitgevoerd kan worden. Deze algemene regel is goed toepasbaar door de initiatiefnemer.
De bevoegdheid voor het college om de gebieden aan te wijzen, kan in het delegatiebesluit bij het omgevingsplan worden opgenomen. Zo kunnen gebieden worden aangewezen (of aangepast) zonder dat daarvoor een raadsbesluit nodig is.
Uit het voorgaande blijkt waarom is gekozen voor een thematische omzetting van de APV-regels voor het plaatsen van fietsen en bromfietsen op daarvoor bestemde ruimten en plaatsen. Deze regels zijn in de voorbeelduitwerking samengevoegd in de al bestaande paragaaf over parkeerexcessen in de geïntegreerde staalkaarten. Een voorbeeld hiervan is hieronder uitgewerkt.
Voorbeeldtekst
Paragraaf 4.1.3 Infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte
Artikel 4.20 Doelen en waarden
toevoegen onderdeel:
k. het beschermen van het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 4.25 Parkeerexcessen
Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.20, wordt bij het parkeren van voertuigen voldaan aan paragraaf 5.2.26 Parkeerexcessen.
Paragraaf 5.2.26 Parkeerexcessen
Artikel 5.154 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het parkeren van motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen op de openbare weg in beheer bij de gemeente.
Artikel 5.155 Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het behoeden van de staat en werking van de openbare weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg;
b. het bevorderen van de verkeersveiligheid;
c. het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte;
d. het voorkomen, beperken of beëindigen van hinder en overlast;
e. het in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;
f. het tegengaan van verrommeling van de openbare ruimte; en
g. het voorkomen van schade aan de gezondheid.
Artikel 5.156 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 5.4, houdt voor het parkeren van motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen op de openbare weg [in ieder geval] in dat:
a. parkeerruimte niet buitensporig lang wordt ingenomen;
b. het uitzicht vanuit verblijfsruimten niet onevenredig wordt gehinderd; en
c. defecte motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen worden verwijderd.
Artikel 5.157 Bedrijfsmatig parkeren
1. Met het oog op het doelmatig gebruik van de weg en het beperken van hinder worden op de openbare weg niet meer dan [x] motorvoertuigen en aanhangwagens geparkeerd binnen een afstand van [x] m van elkaar, waarvan de houder bedrijfsmatig:
a. rijlessen verzorgt;
b. personen tegen betaling vervoert; of
c. onderhouds- of herstelwerkzaamheden verricht.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. het motorvoertuig dat persoonlijk door de houder wordt gebruikt; en
b. motorvoertuigen en aanhangwagens waaraan onderhouds- of herstelwerkzaamheden worden verricht die niet meer dan een uur vergen.
Artikel 5.158 Defecte voertuigen
Met het oog op het doelmatig gebruik van de weg en het beperken van hinder worden motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen met rijtechnische gebreken niet langer dan [x] achtereenvolgende dagen op de openbare weg geparkeerd.
Artikel 5.159 Parkeerdruk
1. Met het oog op het doelmatig gebruik van de weg en het beperken van hinder wordt in het parkeerdrukgebied niet langer dan [x] achtereenvolgende dagen geparkeerd met motorvoertuigen of aanhangwagens die bedoeld zijn voor recreatie.
2. In het parkeerdrukgebied wordt niet geparkeerd met:
a. reclamevoertuigen; en
b. motorvoertuigen en aanhangwagens die niet bedoeld zijn voor recreatie en die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan [x] m of hoger zijn dan [x] m.
3. Het tweede lid, onder b, geldt niet op werkdagen van 08:00 tot 18:00 uur.
Artikel 5.160 Hinderlijk parkeren
Met het oog op het beperken van hinder worden motorvoertuigen en aanhangwagens die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan [x] m of hoger zijn dan [x] m, niet op zodanige wijze geparkeerd dat het uitzicht vanuit een verblijfsruimte onevenredig wordt belemmerd.
Artikel 5.160a Verbod plaatsen fietsen en bromfietsen buiten daarvoor bestemde fietsenstalling of andere plaats
1. Het is verboden binnen ‘deelgebied grote concentraties van gestalde (brom)fietsen’ een fiets of bromfiets onbeheerd buiten een fietsenstalling of een andere daarvoor bestemde plaats te laten staan.
2. (facultatief lid) Het is verboden binnen ‘verbodsgebied voor langdurig parkeren fietsen en bromfietsen’ langer dan [periode] een fiets of bromfiets onbeheerd te laten staan.
Artikel 5.161 Geen maatwerkvoorschrift
Er wordt geen maatwerkvoorschrift gesteld over de regels in deze paragraaf.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 5.154 Toepassingsbereik
De regels in deze paragraaf gaan over het parkeren van gemotoriseerde voertuigen, aanhangwagens en fietsen op de openbare weg in beheer bij de gemeente. De regels hebben tot doel om de nadelige gevolgen van het parkeren op de openbare weg te beperken. Het langdurig parkeren van voertuigen kan bijvoorbeeld ten koste gaan van de beschikbare parkeerruimte en het vrije zicht vanuit woningen of andere verblijfsruimten.
Voor de begripsomschrijving van parkeren is in dit omgevingsplan aangesloten bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990): het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. De regels in deze paragraaf gaan over het parkeren van de hiervoor genoemde voertuigen en niet over bijvoorbeeld kleine voertuigen zoals steps.
De regels gelden niet voor wegen die in beheer zijn bij het rijk, de provincie of het waterschap. Die overheden stellen zelf de regels over parkeerexcessen op die wegen.
Artikel 5.155 Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels over het parkeren van motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.156 Specifieke zorgplicht
<In de aanhef van dit artikel is ‘in ieder geval’ als optioneel onderdeel opgenomen. Door deze zinsnede toe te voegen aan het artikel, maakt de gemeente duidelijk dat er ook andere maatregelen zijn die tot de specifieke zorgplicht behoren, maar die niet zijn uitgewerkt in dit artikel. Als de zinsnede ‘in ieder geval’ niet wordt opgenomen, is de opsomming van maatregelen in de onderdelen a t/m c uitputtend. De gemeente kan dan geen andere maatregelen ter invulling van de specifieke zorgplicht eisen van de initiatiefnemer.>
In artikel 5.4 is een specifieke zorgplicht opgenomen voor iedereen die activiteiten verricht, zoals het parkeren van motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen op de openbare weg. Diegene moet zich rekenschap geven van de doelen, waarvoor de regels in dit hoofdstuk zijn gesteld. Op iedereen rust de verplichting om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om nadelige gevolgen voor die doelen te voorkomen of, als dat niet kan, te beperken. Als die nadelige gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, moet de activiteit achterwege worden gelaten.
Voor het reguleren van het parkeren van motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen (verder: voertuigen) op de openbare weg is die specifieke zorgplicht afdoende. In het algemeen leidt het parkeren van voertuigen niet tot problemen. Alleen de parkeerexcessen kunnen onaanvaardbare hinder en onaanvaardbare nadelige gevolgen voor de bruikbaarheid van de weg opleveren. Van eenieder die een voertuig parkeert wordt verwacht dat hij zich rekenschap geeft van de nadelige gevolgen die dat kan opleveren. In dit artikel is gespecificeerd wat de zorgplicht [in ieder geval] inhoudt voor het parkeren van voertuigen op de openbare weg. Parkeerruimte mag niet buitensporig lang worden ingenomen. Ook moet worden gezorgd dat het vrije uitzicht vanuit woningen of andere verblijfsruimten niet onevenredig wordt gehinderd. Een voorbeeld van onevenredige hinder zou kunnen zijn wanneer grote voertuigen voor langere tijd worden geparkeerd voor een raam. Als een voertuig defect is, moet deze binnen een redelijke termijn worden gerepareerd of bijvoorbeeld worden afgevoerd naar een afvalverwerker of verplaatst naar eigen terrein.
Wat er precies onder ‘buitensporig lang’ parkeren moet worden verstaan, verschilt per gebied. In rustige woonwijken of het buitengebied, waar genoeg parkeerruimte beschikbaar is, is een langere parkeerduur acceptabel dan in centrumgebieden met een hoge parkeerdruk.
Deze paragraaf sluit de bevoegdheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften uit. Handelen in strijd met de specifieke zorgplicht wordt alleen via toezicht en handhaving aangepakt. De wijze waarop de gemeente toezicht houdt en handhavend optreedt, is beschreven in de handhavingsstrategie. Daarin wordt onder meer onderscheid gemaakt in de ernst van de geconstateerde overtreding: van een onbedoelde overtredingen met weinig gevolgen tot bewuste, structurele overtredingen met aanzienlijke of onomkeerbare gevolgen. Bij de eerste categorie past een waarschuwing, bij de laatste is strafrechtelijke handhaving aan de orde.
Artikel 5.157 Bedrijfsmatig parkeren
Bij bedrijfsmatige activiteiten zoals rijscholen, garage- of autodemontagebedrijven of taxibedrijven, bestaat behoefte aan parkeergelegenheid voor voertuigen. Parkeren op de openbare weg is in beperkte mate toegestaan, maar mag niet leiden tot een onevenredige inname van de beschikbare parkeerruimte. Daarom is in dit artikel een grens gesteld aan het aantal motorvoertuigen en aanhangwagens dat in de nabije omgeving mag worden geparkeerd: er mogen niet meer dan [x] voertuigen en aanhangwagens <aantal invullen, een gebruikelijke waarde is 3> binnen [x] m <afstand invullen, bijvoorbeeld 100 m> van elkaar worden geparkeerd. In dit voorbeeld is dat 3 motorvoertuigen binnen 100 meter. Welke waarden ingevuld moeten worden is uiteraard geheel aan de gemeente om te beoordelen, omdat dit afhankelijk is van de lokale situatie. Het eigen motorvoertuig van de bedrijfseigenaar wordt daarbij niet meegeteld. Ook kortdurende reparaties vormen geen onevenredige belasting en zijn uitgezonderd van het maximale aantal te parkeren voertuigen.
Artikel 5.158 Defecte voertuigen
Om te voorkomen dat defecte motorvoertuigen, aanhangwagens en fietsen voor langere tijd op de openbare weg worden gestald, is een grens aan de duur van het parkeren van dergelijke voertuigen gesteld van [x] dagen <duur invullen, bijvoorbeeld 3 dagen>. Een defect voertuig kan niet normaal aan het verkeer deelnemen. Parkeren is daarom voor een defect voertuig, anders dan voor niet defecte voertuigen, geen normaal deelnemen aan het verkeer. De schaarste aan parkeerplekken maakt dat dan de voorkeur uitgaat naar gebruik van parkeerplekken door voertuigen die niet defect zijn.
Artikel 5.159 Parkeerdruk
Het parkeerdrukgebied is het gebied waar extra regels worden gesteld aan het parkeren van reclamevoertuigen, motorvoertuigen en aanhangwagens. Deze regels hebben tot doel om de parkeerhinder te beperken.
In het parkeerdrukgebied is het aantal beschikbare parkeerplaatsen beperkt in verhouding tot de parkeerbehoefte. Dat is de reden om in dit gebied aanvullende beperkingen op te leggen aan het gebruik van de beschikbare parkeerruimte. Motorvoertuigen en aanhangwagens voor recreatieve doeleinden, zoals campers en caravans, mogen niet langer dan [x] achtereenvolgende dagen in het parkeerdrukgebied worden geplaatst. Voor reclamevoertuigen geldt een algeheel verbod. Grote voertuigen (vrachtwagens, bestelbussen en dergelijke) mogen uitsluitend tijdens werktijden aanwezig zijn in het gebied. Deze regels zorgen er samen voor dat de parkeeroverlast niet groter is dan noodzakelijk.
Artikel 5.160 Hinderlijk parkeren
Grote voertuigen <maatvoering invullen, een gebruikelijke waarde is langer dan 6 m of een hoogte van meer dan 2,4 m> mogen niet zodanig geparkeerd worden dat zij het vrije zicht vanuit woningen of andere verblijfsruimten onevenredig belemmeren. In hoeverre de belemmering onevenredig is, hangt af van de afstand van de parkeerplaats tot aan het raam, de duur van het parkeren en de mogelijkheden om het voertuig op minder hinderlijke plekken in de buurt te plaatsen.
Artikel 5.160a Verbod plaatsen fietsen en bromfietsen buiten daarvoor bestemde ruimte of plaats
Eerste lid
In de praktijk wordt regelmatig overlast ondervonden van fietsen en bromfietsen die her en der buiten de daartoe bestemde fietsenstallingen worden geplaatst. Het gaat hierbij doorgaans om plaatsen waar zich grote concentraties van gestalde (brom)fietsen voordoen, zoals bijvoorbeeld bij stations, winkelcentra en dergelijke. Voorop staat dat dan wel voldoende stallingsmogelijkheden ter plekke aanwezig zijn. Ter regulering van overlast van foutief geplaatste (brom)fietsen is in het eerste lid van dit artikel een verbod opgenomen om (brom)fietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
De plaatsen waar zich grote concentraties van gestalde (brom)fietsen voordoen, zijn als werkingsgebied opgenomen in dit artikel (zoals bijvoorbeeld bij stations, winkelcentra en dergelijke). Hiermee worden locaties aangegeven waar het verbod geldt, zodat op die locaties tegen een foutief geplaatste (brom)fiets kan worden opgetreden.
Door middel van borden moet worden aangegeven dat foutief geplaatste (brom)fietsen zullen worden verwijderd. Het feitelijk verwijderen is bestuursdwang. Alvorens deze vorm van bestuursdwang te effectueren is het verstandig dit aan het publiek bekend te maken, bijvoorbeeld door mededeling in het gemeenteblad, de plaatselijke krant of een huis-aan-huisblad, met affiches en dergelijke. Ook is het raadzaam aan te geven waar de verwijderde (brom)fietsen weer kunnen worden opgehaald en hoe hoog de kosten zijn die vergoed moeten worden.
Tweede lid (facultatief)
In het tweede lid wordt de periode (bijvoorbeeld 3 tot 6 weken, afhankelijk van de lokale omstandigheden en afweging over de beschikbare ruimte) dat fietsen en bromfietsen op een aangewezen plaats mogen staan beperkt. Zo kan gereguleerd worden dat de bestemde ruimten of plaatsen voor het plaatsen van fietsen en bromfietsen niet overvol raken.
Artikel 5.161 Geen maatwerkvoorschrift
Dit artikel sluit de bevoegdheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften voor deze paragraaf uit. Maatwerkvoorschriften passen niet goed bij de aard van de regels in deze paragraaf. De regels zijn gericht op het voorkomen van excessen, niet op reguliere activiteiten die met maatwerk kunnen worden bijgestuurd. In de model-APV zijn algemene regels in de vorm van verboden opgenomen, waarvan met ontheffingen kan worden afgeweken. In de praktijk worden deze ontheffingen weinig verleend. Daarom is gekozen om voor deze ontheffingen geen binnenplanse omgevingsvergunning in de plaats te stellen. Er kan eventueel wel met een buitenplanse omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene regels in deze paragraaf.