Deze voorbeeldregels gaan over het kappen van bomen en het vellen van houtopstanden, zoals geregeld in afdeling 3 (het bewaren van houtopstanden) van de model-APV (artikelen 4:10 en 4:11).
Aan de hand van onderstaande drie hoofdvragen en bijbehorende deelvragen (zie ook de introductiepagina, onder Voorbeeldregels) proberen we antwoord te geven op de vraag óf en hoe u dit onderwerp over kunt nemen in uw omgevingsplan. We eindigen met een set voorbeeldregels. Deze regels sluiten aan op de geïntegreerde staalkaarten van de VNG. U kunt ze gebruiken ter inspiratie voor uw eigen omgevingsplan.
In de staalkaart Verordeningen in het omgevingsplan, deel I (2019) zijn deze regels ook al opgenomen, met een aantal kleine verschillen ten opzichte van onderstaande voorbeeldregels. Om compleet te zijn met de voorbeeldregels uit de APV, voor alle onderwerpen waarvan overzetten naar omgevingsplan wordt geadviseerd, hebben we hierbij de regels over kappen van bomen en vellen van houtopstand, inclusief ontwerpvragen, in een geactualiseerde versie opgenomen. Deze geactualiseerde versie is ook opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten.
A. Wat zijn de doelen van de regels over dit onderwerp?
Bij de regels over het kappen van bomen en het vellen van houtopstanden gaat het met name om de bescherming van de landschappelijke waarden, de bescherming van de natuur- en milieuwaarden en het bereiken van een hoge kwaliteit van het openbaar gebied. Deze doelen zijn te herleiden uit de weigeringsgronden voor een vergunning die in lid 3 van artikel 4:11 van de model-APV staan.
Gelet op het toenemend zichtbare effect van klimaatverandering op lokale schaal (wateroverlast, hittestress), kan het tegengaan van klimaatverandering ook als doel worden opgenomen. De wortels van bomen en struiken nemen overtollig water op en geven de bodem een bufferende werking. En groen heeft een verkoelend effect, zeker in een verder grijze omgeving. In sommige gemeenten hebben bomen ook het doel van verbeteren van de luchtkwaliteit, dit valt onder het doel beschermen van het milieu en/of beschermen van de gezondheid.
B. Om welke concrete oogmerken of belangen gaat het?
Een aantal oogmerken deelt de gemeente met het rijk, die de regels heeft gesteld voor vellen van houtopstanden buiten de bebouwingscontour houtkap in afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit zijn de instandhouding van het bosareaal, natuurbescherming en bescherming van landschappelijke waarden (let op, zie onder G). De reikwijdte van afdeling 11.3 van het Bal is beperkt tot houtopstanden buiten de bebouwingscontour. Binnen de bebouwingscontour heeft de gemeente dus volledige beleidsruimte om regels te stellen voor het kappen van bomen en vellen van houtopstanden.
Aanvullend kan de gemeente als (meer lokale) oogmerken gebruiken:
- het beschermen van de stedenbouwkundige waarden
- het behouden van bepaalde beeldbepalende bomen
- het behouden van de cultuurhistorische waarde van bepaalde bomen
- klimaatadaptatie
- de bescherming van de gezondheid
C. Om welke activiteit gaat het?
In de model-APV zijn de volgende activiteiten te identificeren: een boom kappen en houtopstand vellen (artikel 4:11 model-APV). In de model-APV maakte het kappen van een solitaire boom onderdeel uit van ‘een houtopstand vellen’. Dit kwam doordat artikel 4:10 van de model-APV ‘houtopstand’ definieerde als ‘hakhout, een houtwal of een of meer bomen’.
De definitie in de Omgevingswet van ‘houtopstand’ is ‘een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend.’ Deze definitie sluit het kappen van een solitaire boom uit. Van begrippen in de Omgevingswet zouden gemeenten bij voorkeur niet moeten afwijken, omdat dit tot verwarring kan leiden.
Bovendien is de definitie van ‘vellen’ in de Omgevingswet ‘rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben’. Daarom is onder de Omgevingswet ‘een boom kappen’ een aparte activiteit naast ‘het vellen van een houtopstand’. Voor een boom wordt dus de term ‘kappen’ gebruikt, en voor een houtopstand ‘vellen’.
D. Is het wenselijk om de activiteit te reguleren in het omgevingsplan?
Aansluiting bij de Omgevingswet
Uit artikel 1.2 van de Omgevingswet volgt dat de Omgevingswet gaat over de fysieke leefomgeving en activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving. Het kappen van bomen en vellen van houtopstanden moet worden gereguleerd in het omgevingsplan, omdat dit een activiteit is die de fysieke leefomgeving wijzigt, zie artikel 2.1, eerste lid van het Omgevingsbesluit.
Wat regelt het Bkl?
Artikel 5.165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat de opdracht om in het omgevingsplan een bebouwingscontour houtkap aan te wijzen aansluitend aan stedelijk gebied. Deze aanwijzing werkt door in de toepassing van afdeling 11.3 van het Bal: binnen de bebouwingscontour geldt die afdeling niet.
Wat mag niet geregeld worden in het omgevingsplan?
Alleen het vierde lid van artikel 4:11 van de model-APV mag niet in dezelfde vorm over naar het omgevingsplan. Dit is de uitzondering op de vergunningplicht voor noodkap met toestemming van de burgemeester. Het onderdeel van het artikel dat de burgemeester de bevoegdheid geeft toestemming te verlenen in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen, past niet in het omgevingsplan, gelet op artikel 2.1, tweede lid van het Omgevingsbesluit.
Hoofdstuk 7 van de Handreiking APV en omgevingsplan adviseert om artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet als grondslag voor de bevoegdheid van de burgemeester te laten dienen waarbij de APV dan in het vereiste wettelijke voorschrift voorziet. In het omgevingsplan kan dan wel worden opgenomen dat het is toegestaan om een boom te kappen vanwege een aanschrijving op grond van dit artikel van de APV.
E. Is er samenhang met andere regels?
Het artikel over het vellen van houtopstanden in de model-APV is gericht op het bewaren van houtopstanden, blijkt uit de titel van het hoofdstuk in de model-APV. Regels over het vellen van beschermde bomen of houtopstanden zijn mogelijk ook opgenomen in het bestemmingsplan. Het ligt daarom voor de hand om de APV-bepaling in samenhang met de bestemmingsplanregels voor houtopstanden te benaderen.
F. Is nadere beleidsinkadering nodig?
Er is een nadere beleidsinkadering nodig voor die gemeenten die naar huidig recht het kappen van bomen en het vellen van houtopstanden niet hebben gereguleerd en dit onderwerp wel willen reguleren in het omgevingsplan. Verreweg de meeste gemeenten hebben echter al groenbeleid. Mogelijk wordt nieuw beleid over klimaatadaptatie toegevoegd. Dit kan ook gevolgen hebben voor de regels ten aanzien van kappen van bomen en vellen van houtopstand.
G. Wat is de beleidsruimte om de activiteiten te reguleren in het omgevingsplan?
De beleidsruimte van de gemeente wordt ingeperkt door hoofdstuk 5 van het Bkl en hoofdstuk 11 van het Bal.
Wat regelt het Bkl?
In het Bkl staat de instructieregel dat de gemeente in het omgevingsplan de bebouwingscontour houtkap vaststelt (5.165b Bkl). Die bebouwingscontour houtkap sluit in principe aan bij stedelijk gebied, maar kan ook een gedeelte van het buitengebied omvatten. Gemeenten kunnen zonder beperking regels stellen over houtopstanden binnen deze bebouwingscontour houtkap en over de andere houtopstanden die in artikel 11.111, tweede lid van het Bal zijn genoemd (houtopstanden op erven en in tuinen, windschermen om boomgaarden etc.).
Wat regelt het Bal?
Voor de houtopstanden die niet zijn genoemd in 11.111, tweede lid, van het Bal, is de provincie (en in sommige gevallen het rijk) het bevoegde gezag. De regelgeving over deze houtopstanden staat in het Bal. Gemeenten mogen over deze houtopstanden alleen regels stellen, als die gemeentelijke regels een ander oogmerk hebben dan de regels in het Bal. Dit blijkt uit een kamerbrief van minister Schouten van 16 januari 2021 (Kamerstukken I, 2020–2021, 34 985, M).
De in het Bal genoemde oogmerken zijn natuurbescherming, instandhouding van het bosareaal in Nederland en het beschermen van landschappelijke waarden. Buiten de bebouwingscontour houtkap mogen gemeenten dus geen regels stellen over het vellen van houtopstanden als zij daarvoor geen andere oogmerken dan deze oogmerken hebben.
De Omgevingswet (art. 5.1) en het Bal bevatten regels over het beschermen van Natura 2000-gebieden en flora en fauna. De provincie is daarvoor bevoegd gezag en de gemeente kan op grond van het Bal geen maatwerkregels stellen over deze onderwerpen. De landelijke regels zijn uitputtend. Regels over het kappen van houtopstanden mogen dus niet gaan over bijvoorbeeld de bescherming van nestelende vogels.
Burgerlijk Wetboek
Daarnaast mag de gemeentelijke wetgeving niet in strijd komen met de regels uit het Burgerlijk Wetboek. Zie hiervoor ABRvS 16-08-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2197. In deze casus was sprake van weigering van een kapvergunning op grond van de lokale Bomenverordening. De eigenaar van het naburige erf had echter gevorderd dat de boom verwijderd moest worden op grond van artikel 5:42 van het BW (boom stond te dicht op de perceelgrens). De Afdeling oordeelde – kort samengevat – dat de vergunning niet geweigerd had mogen worden omdat er in casu strijd was met hogere regelgeving, namelijk 5:42 van het BW. Voor een weigering van de vergunning op basis van een belangenafweging is daardoor geen plaats; de Bomenverordening werd daarom op dit punt buiten toepassing gelaten. Volgens de Afdeling kunnen aan de vergunning wel voorschriften worden verbonden.
H. Wat regelt de bruidsschat en wat willen we daarmee?
De bruidsschat bevat geen bepalingen over het kappen van bomen en vellen van houtopstanden, anders dan artikel 22.299 (aanvraagvereisten bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand). In de navolgende voorbeeldregels zijn de aanvraagvereisten omgezet, dus artikel 22.299 van de bruidsschat moet vervallen.
I. Wat zijn mogelijke gemeentelijke beleidskaders?
In artikel 4:11, eerste lid, van de model-APV staat dat de gemeente beschermwaardige bomen aanwijst. In artikel 4:11, derde lid, van de model-APV staan de gronden waarop de gemeente de aangevraagde vergunning kan weigeren. In 4:11, vijfde lid, van de model-APV staat de bevoegdheid om een herplantplicht op te leggen onder nader te stellen voorschriften. Alle drie de onderwerpen worden betrokken in flankerend beleid.
Voor de aanwijzing van beschermde bomen/houtopstanden wordt vaak gewerkt met een puntensysteem. Daarbij scoort een boom op het vlak van bijvoorbeeld gezondheid, vorm, leeftijd en de dendrologische, ecologische, cultuurhistorische en beeldbepalende waarde (artikel 4:11, eerste lid, model-APV). Ook is er vaak beleid waarin de weigeringsgronden voor een kapvergunning verder worden uitgewerkt (artikel 4:1, derde lid, model-APV). De eisen aan herplant worden vaak in kap- of herplantbeleid/beleidsregels voor de uitvoering van de kapverordening nader uitgewerkt.
J. Thematisch of gebiedsgerichte omzetting van de regels?
Hier gaat het om regels die betrekking hebben op het kappen van bomen of het vellen van houtopstanden. Dit is een activiteit die overal in de gemeente kan voorkomen en niet aan een specifiek gebiedstype is gekoppeld. De bomen en houtopstanden die de gemeente wil beschermen, staan verspreid over de hele gemeente. Het ligt daarom voor de hand om deze regel thematisch om te zetten. In de geïntegreerde staalkaarten is hiervoor paragraaf 4.1.5 Natuur de aangewezen plek.
K. Regeltype
Het regeltype is een omgevingsvergunning. Niet voor alle bomen/houtopstanden binnen de gemeente, maar alleen voor dié bomen/houtopstanden die vooraf door de gemeente als waardevol zijn bestempeld. Dit is duidelijk en inzichtelijk voor inwoners van de gemeente (toelichting bij artikel 4:11 model-APV).
Door het gebruik van een vergunningplicht kan het bevoegd gezag steeds in individuele gevallen, voorafgaand aan de start van de activiteit, toetsen of de activiteit toegelaten kan worden. Dit is bij het kappen van bomen of vellen van houtopstanden wenselijk, omdat een onomkeerbare activiteit is. Dit systeem voorkomt dat mogelijk waardevolle bomen voor de gemeente verloren gaan. Maar anders dan bij een totaalverbod om (beschermwaardige) bomen te kappen, is er ruimte voor (her)overweging naar aanleiding van omstandigheden van het geval. Een vergunningaanvraag is reden voor de gemeente om de waarde van een bepaalde boom/houtopstand in meer detail te (her)overwegen.
In de geïntegreerde staalkaarten is overigens ook een alternatieve paragraaf opgenomen, waarbij niet met aangewezen beschermingswaardige bomen of houtopstanden wordt gewerkt, maar de vergunningplicht afhangt van de diameter van de boom (zie paragraaf 5.2.37).
Uit het voorgaande blijkt waarom is gekozen voor ene thematische omzetting van de regels voor het kappen van een boom en het vellen van een houtopstand. De voorbeeldregels hieronder zijn afkomstig uit de geïntegreerde staalkaarten (paragraaf 4.1.5 en paragraaf 5.2.37 en 5.2.38).
Voorbeeldtekst
Paragraaf 4.1.5 Natuur (al opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten)
Artikel 4.36 Toepassingsbereik (al opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten)
Deze paragraaf gaat over activiteiten met betrekking tot natuur.
Artikel 4.37 Doelen
Voor activiteiten met betrekking tot natuur gelden de volgende doelen:
a. het beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden;
b. de natuurbescherming;
c. het tegengaan van klimaatverandering;
d. het beheren van watersystemen;
e. het beheren van geobiologische en geothermische systemen en ecosystemen;
f. het beheren van natuurlijke hulpbronnen;
g. het realiseren van een natuurnetwerk;
h. het beschermen van natuurgebieden; en
i. een hoge kwaliteit van het openbaar gebied.
Artikel 4.40 Bomen kappen en houtopstanden vellen
Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.37, wordt bij het kappen van bomen en vellen van houtopstanden buiten het gemeentelijk natuurnetwerk voldaan aan:
a. paragraaf 5.2.37 Kappen van bomen; en
b. paragraaf 5.2.38 Kappen van beschermde bomen en houtopstanden.
Artikel 4.41 Aanwijzing bebouwingscontour houtkap
Er is een bebouwingscontour houtkap als bedoeld in artikel 5.165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving, waarbinnen de regels over houtopstanden van afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving niet van toepassing zijn.
Paragraaf 5.2.37 Kappen van bomen (al opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten)
Artikel 5.220 Toepassingsbereik
1. Deze paragraaf gaat over het kappen van bomen.
2. De paragraaf is niet van toepassing op:
a. het kappen van beschermde bomen of het geheel of gedeeltelijk vellen van beschermde houtopstanden als bedoeld in artikel 5.226; en
b. het kappen van bomen in het natuurnetwerk als bedoeld in artikel 5.213.
Artikel 5.221 Oogmerken
1. De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. de beeldbepalende waarde van bomen;
b. de cultuurhistorische waarde van bomen;
c. [het beschermen van de gezondheid]; en
d. [het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat].
2. Voor bomen als bedoeld in artikel 11.111, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn de regels in deze paragraaf ook gesteld met het oog op:
a. de natuurbescherming; en
b. het beschermen van landschappelijke waarden.
Artikel 5.222 Wijze van meten
De stamomtrek van een boom wordt gemeten op een hoogte van 130 cm vanaf het maaiveld. Bij meerstammigheid wordt de stamomtrek van de dikste stam gemeten.
Artikel 5.223 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een boom te kappen.
2. Het verbod geldt niet voor:
a. bomen met een stamomtrek van minder dan [x] cm;
b. bomen die niet zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied [of: bomen in het achtererfgebied, waarvan de stam buiten de zone van [x] m vanaf de perceelgrens staat]; en
c. bomen die moeten worden gekapt op grond van de Plantgezondheidswet of vanwege een op grond van artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet of artikel 4, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s gegeven bevel.
Artikel 5.224 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt:
a. iedere te kappen boom op een kaart, foto of tekening geïdentificeerd met een nummer en de locatie;
b. de reden voor het kappen van iedere boom opgenomen; en
c. de stamomtrek in centimeters van iedere boom aangegeven.
Artikel 5.225 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan worden geweigerd als de belangen, bedoeld in artikel 5.221, onevenredig worden geschaad.
[OF
De omgevingsvergunning wordt alleen geweigerd als de belangen, bedoeld in artikel 5.221, onevenredig worden geschaad.
OF
De omgevingsvergunning kan worden verleend:
als de boom gevaar of ernstige hinder veroorzaakt; of
vanwege een individueel of maatschappelijk belang, dat zwaarder moet wegen dan de belangen, bedoeld in artikel 5.221.]
Paragraaf 5.2.38 Kappen van beschermde bomen en houtopstanden (al opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten)
Artikel 5.226 Toepassingsbereik
1. Deze paragraaf gaat over het kappen van beschermde bomen en geheel of gedeeltelijk vellen van beschermde houtopstanden.
2. Deze paragraaf gaat niet over het dunnen van beschermde bomen en houtopstanden.
Artikel 5.227 Oogmerken
1. De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het beschermen van de gezondheid;
b. het beschermen van stedenbouwkundige waarden;
c. [de beeldbepalende waarde van bomen];
d. [de cultuurhistorische waarde van bomen]; en
e. het bevorderen van de klimaatadaptatie.
2. Voor bomen en houtopstanden als bedoeld in artikel 11.111, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn de regels in deze paragraaf ook gesteld met het oog op:
a. de natuurbescherming;
b. de instandhouding van het bosareaal in de gemeente; en
c. het beschermen van landschappelijke waarden.
Artikel 5.228 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een beschermde boom te kappen of beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk te vellen.
2. Het verbod geldt niet voor:
a. het snoeien van bomen, als dat noodzakelijk is voor de instandhouding daarvan; en
b. het knotten of kandelaberen van reeds geknotte of gekandelaberde bomen.
3. Het verbod geldt ook niet voor een beschermde boom die moet worden gekapt of beschermde houtopstand die geheel of gedeeltelijk moet worden geveld op grond van de Plantgezondheidswet of vanwege een op grond van artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet of artikel 4, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s gegeven bevel.
Artikel 5.229 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een aanduiding van de te kappen boom of te vellen houtopstand op een kaart, foto of tekening;
b. de reden voor het kappen van de boom of vellen van de houtopstand; en
c. de mogelijkheid tot herbeplanten en, als het voornemen tot herbeplanten bestaat, de locatie daarvan, het aantal en de soorten.
NB dit artikel vervangt artikel 22.299 van de bruidsschat. Bij de wijziging van het omgevingsplan moet dat artikel dus geschrapt worden.
Artikel 5.230 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
1. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend:
a. als de belangen, waarvoor de boom of houtopstand is aangewezen, anders dan door het in standhouden van de boom of houtopstand worden geborgd; of
b. vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen.
2. Bij vergunningvoorschrift kan een herbeplantingsplicht worden opgelegd.
Artikel 5.231 Meldingsplicht
1. Het is verboden een beschermde boom te snoeien, knotten of kandelaberen zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
2. Bij de melding worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een aanduiding van de te snoeien, knotten of kandelaberen boom op een kaart, foto of tekening, ieder voorzien van een nummer of aanduiding; en
b. als een boom wordt gesnoeid: een onderbouwing van de noodzaak daarvan.
3. Het verbod geldt niet als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 5.228.
4. Het verbod geldt ook niet voor activiteiten door of in opdracht van de gemeente.
Artikelsgewijze toelichting
Paragraaf 4.1.5 Natuur (al opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten)
Artikel 4.40 Bomen kappen en houtopstanden vellen
Dit artikel maakt duidelijk dat bij het kappen van bomen binnen of buiten de bebouwingscontour houtkap moet worden voldaan aan de regels over kappen van bomen in paragraaf 5.2.37. Dit geldt niet voor een beschermde boom of beschermde houtopstand of bomen in het gemeentelijk natuurnetwerk.
Bij het kappen van beschermde bomen of het geheel of gedeeltelijk vellen van beschermde houtopstanden moet worden voldaan aan paragraaf 5.2.38. De regels over kappen van niet-aangewezen bomen van paragraaf 5.2.37 zijn dan niet van toepassing.
Het kappen van bomen in het gemeentelijk natuurnetwerk wordt niet in dit artikel geregeld, maar in artikel 4.39.
Artikel 4.41 Aanwijzing bebouwingscontour houtkap
Artikel 5.165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving verplicht gemeenten om de bebouwingscontour houtkap vast te stellen. De vaststelling daarvan werkt door naar de verplichtingen op grond van afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Buiten de bebouwingscontour houtkap gelden de meldplicht en de plicht tot herbeplanting van paragraaf 11.3.2 Besluit activiteiten leefomgeving; binnen de bebouwingscontour houtkap gelden die verplichtingen niet.
De gemeente is volledig bevoegd om binnen de bebouwingscontour houtkap regels te stellen over het kappen van bomen en vellen van houtopstanden, met alle oogmerken. Ook buiten de bebouwingscontour houtkap bestaat deze bevoegdheid, maar dan alleen:
- voor activiteiten die niet onder afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving vallen, zoals het kappen van bomen op erven of in tuinen, of
- activiteiten die weliswaar onder die afdeling vallen, maar waarvoor de gemeente vanwege andere belangen dan de oogmerken van die afdeling regels wil stellen.
In dit omgevingsplan is van beide mogelijkheden gebruik gemaakt. In afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden alleen bomen die onderdeel uitmaken van een houtopstand beschermd. Een houtopstand is een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend. Individuele bomen buiten een houtopstand worden daarmee niet beschermd. De gemeente wil binnen en buiten de bebouwingscontour houtkap ook individuele, grotere bomen die geen onderdeel uitmaken van een houtopstand beschermen, vanwege de beeldbepalende en cultuurhistorische waarde van die bomen maar ook vanwege de natuurbescherming en de landschappelijke waarde van die bomen.
Dat laatste overlapt met de oogmerken van afdeling 11.3 Besluit activiteiten leefomgeving, maar dat is toegestaan omdat deze individuele bomen niet onder het toepassingsbereik van die afdeling vallen. Daarnaast wil de gemeente grotere bomen binnen een houtopstand buiten de bebouwingscontour houtkap ook beschermen vanwege hun beeldbepalende en cultuurhistorische waarde. Dat zijn andere oogmerken dan de oogmerken waarmee het Rijk afdeling 11.3 Besluit activiteiten leefomgeving heeft opgesteld. Die afdeling verzet zich daarom niet tegen het stellen van regels over bomen in houtopstanden die al worden beschermd door de rijksregels.
Als de provincie aanvullende regels over bomen of houtopstanden vaststelt in de omgevingsverordening, kan dit de mogelijkheden van de gemeente beperken. Ga daarom na in hoeverre de provincie de bescherming van bomen en houtopstanden naar zich toe heeft getrokken.
Paragraaf 5.2.37 Kappen van bomen (al opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten)
Artikel 5.220 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het kappen van bomen. De gemeente wil oudere bomen behouden, omdat deze een belangrijke bijdrage leveren aan de beleving van de omgeving. Oudere bomen hebben vaak een beeldbepalende waarde en zorgen bovendien voor schaduw. Bomen die geplant zijn vanwege een bijzondere gebeurtenis (zoals de geboorte van een prinses of prins) hebben daarnaast een cultuurhistorische waarde. De bescherming van oudere bomen is niet beperkt tot bomen in het openbare gebied. Ook oudere bomen op particulier terrein kunnen immers een beeldbepalende waarde hebben, mits zij zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied.
Het is overigens niet zo dat jongere bomen in openbaar gebied zomaar gekapt mogen worden. Dergelijke bomen vallen weliswaar niet onder de publiekrechtelijke bescherming van deze paragraaf, maar ze zijn wel eigendom van de gemeente. Degene die een jongere boom in openbaar gebied wil kappen, zal daarvoor privaatrechtelijke toestemming van de gemeente moeten krijgen. Kappen zonder dergelijke toestemming is een onrechtmatige daad op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek.
Deze paragraaf geldt zowel binnen als buiten de bebouwingscontour houtkap, die is aangewezen in artikel 4.41. Buiten die bebouwingscontour gelden ook de regels van afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving: een meldplicht voor het vellen van houtopstanden en een herbeplantingsplicht. Individuele bomen die geen onderdeel uitmaken van een houtopstand vallen echter niet onder die afdeling. De gemeente wil individuele, grotere bomen buiten de bebouwingscontour houtkap ook beschermen, vanwege hun beeldbepalende of cultuurhistorische waarde.
Het kappen van bomen kan gevolgen hebben voor beschermde flora of fauna in die boom. Daarbij valt met name te denken aan nestelende vogels. Ook al is het kappen op grond van deze paragraaf toegestaan, dan zal nog steeds aan de regels voor het verstoren van beschermde flora en fauna moeten worden voldaan. De regels daarover zijn opgenomen in paragraaf 11.2.2 tot en met 11.2.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving. De provincie is veelal het bevoegde gezag voor het toezicht op de nalevering van de regels van die paragraaf, en de verlening van omgevingsvergunningen voor flora- en fauna-activiteiten.
In paragraaf 5.2.38 van dit omgevingsplan zijn aanvullende regels opgenomen over aangewezen, beschermingswaardige bomen en houtopstanden. Deze paragraaf is niet van toepassing als die regels van toepassing zijn.
In paragraaf 5.2.36 van dit omgevingsplan zijn regels opgenomen over activiteiten in het gemeentelijk natuurnetwerk. Deze paragraaf is niet van toepassing als de regels van die paragraaf van toepassing zijn.
Artikel 5.221 Oogmerken
Als de provincie aanvullende regels over bomen of houtopstanden vaststelt in de omgevingsverordening, kan dit de mogelijkheden van de gemeente beperken. Ga daarom na in hoeverre de provincie de bescherming van bomen en houtopstanden naar zich toe heeft getrokken.
De beeldbepalende waarde is de waarde die de boom heeft voor de visuele beleving van de bebouwde omgeving. Oudere bomen zorgen voor verfraaiing van de bebouwde omgeving en creëren rust. Daarnaast kunnen bomen een cultuurhistorische waarde hebben: denk aan monumentale bomen of herdenkingsbomen. Dit zijn andere oogmerken dan de oogmerken die het rijk heeft gebruikt voor het opstellen van de regels over vellen van houtopstanden in afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving. De regels in het omgevingsplan zijn daarom niet in strijd met het Besluit activiteiten leefomgeving.
We gaan hier uit van gemeenten die geen inventarisatie gemaakt hebben van alle bomen met beeldbepalende of cultuurhistorische waarden. Of een boom dergelijke waarden heeft, wordt dan per individueel geval beoordeeld, als er een omgevingsvergunning voor het kappen wordt aangevraagd. Het is gewenst dat het college van burgemeester en wethouders een beleidsregel opstelt, waarin de beoordeling van beeldbepalende en cultuurhistorische waarden verder wordt uitgewerkt.
De regels van het rijk over het vellen van houtopstanden gelden niet binnen de bebouwingscontour houtkap, die is aangewezen in artikel 4.41 van dit omgevingsplan. Ook specifieke houtopstanden zoals bomen op erven of in tuinen of wegbeplanting bestaande uit populieren of wilgen vallen niet onder het toepassingsbereik van afdeling 11.3 Besluit activiteiten leefomgeving. De gemeente wil de grotere bomen, die niet door het Bal worden beschermd, wel beschermen met deels hetzelfde oogmerk als het rijk heeft gebruikt in het Bal: de natuurbescherming en de landschappelijke waarde van bomen. De gemeente is daartoe bevoegd, omdat afdeling 11.3 Besluit activiteiten leefomgeving niet op de genoemde houtopstanden van toepassing is.
Het tweede lid maakt duidelijk dat voor de niet door het Besluit activiteiten leefomgeving beschermde bomen aanvullende oogmerken gelden, bovenop die van het eerste lid.
Als de gemeente wel beschermingswaardige bomen wil aanwijzen, gebruik dan de regels uit paragraaf 5.2.38.
Artikel 5.222 Wijze van meten
Op grond van artikel 5.223, tweede lid en onder a, zijn bomen met een stamomtrek van minder dan [x] cm uitgezonderd van de vergunningplicht. In dit artikel wordt bepaald vanaf welke hoogte de stamomtrek bepaald moet worden. Bij meerstammige bomen (een boom die zich vanuit de grond in meerdere stammen vertakt) moet alleen de dikste stam worden gemeten.
Artikel 5.223 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
In dit artikel is bepaald dat bomen met een stamomtrek van meer dan [x] cm <omtrek invullen, bijvoorbeeld 60 cm> niet zonder omgevingsvergunning gekapt mogen worden. Gelet op de oogmerken van deze paragraaf geldt het verbod ook niet voor bomen die niet zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied.
[Aangezien “niet zichtbaar vanaf openbaar gebied” een subjectief criterium is, is dit vertaald in een uitzondering voor bomen in het achtererfgebied, waarvan de stam op een afstand van meer dan [x] m <afstand invullen; 2 m sluit aan bij de regeling in art. 5:42 BW> van de perceelgrens staat.] Aan dergelijke bomen kan immers geen beeldbepalende of cultuurhistorische waarde worden toegekend.
Het verbod geldt verder niet voor bomen die moeten worden gekapt op grond van de Plantgezondheidswet. In dat geval is het kappen geboden om verdere verspreiding van ziekten te voorkomen. Ook als de burgemeester de rechthebbende op de boom een bevel heeft gegeven op grond van artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet of artikel 4, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, kan de boom zonder omgevingsvergunning worden gekapt. Dat gaat meestal om gevallen waarin de boom een acuut gevaar oplevert voor de omgeving.
Artikel 5.224 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen moet iedere te kappen boom worden aangeduid op een kaart, tekening of foto. Van iedere boom moet ook de stamomtrek worden vermeld. Ook moet de reden voor het kappen worden aangegeven. Die reden wordt betrokken bij de belangenafweging. Hoe groter de waarde van de boom is voor de omgeving (de beeldbepalende of cultuurhistorische waarde of, als het om bomen gaat die niet onder het toepassingsbereik van afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving vallen, de natuurwaarde of landschappelijke waarde), des te zwaarder moet het belang van de initiatiefnemer zijn bij het kappen.
De bij de aanvraag aan te leveren gegevens zijn beperkt gehouden, om de administratieve lasten te beperken. Daarom wordt bijvoorbeeld niet gevraagd naar de soort boom. De vergunningverlener zal voor de beoordeling van de waarden van de boom sowieso een bezoek ter plaatse moeten afleggen. Daarbij kan hij ook vaststellen om wat voor soort boom het gaat.
Artikel 5.225 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De vergunningverlener toetst in hoeverre het kappen van de boom de belangen, waarvoor de regels in deze paragraaf zijn gesteld, aantast. Hiervoor wordt verwezen naar de oogmerken van artikel 5.221. De oogmerken zijn in ieder geval de beeldbepalende en cultuurhistorische waarde van de boom. Voor bomen die niet worden beschermd door de rijksregels over vellen van houtopstanden van afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, gelden aanvullende oogmerken: de natuurbescherming en de landschappelijke waarde van de boom. Die oogmerken overlappen met de oogmerken van het Besluit activiteiten leefomgeving, zodat de gemeente ze niet kan hanteren voor bomen die al op grond van de rijksregels over vellen worden beschermd.
De enige reden om de vergunning te weigeren is een ernstige aantasting van de genoemde belangen. De vergunning kan dus niet om andere redenen worden geweigerd. Er is in dit artikel geen nadere invulling van die belangen opgenomen. Voor een consistente behandeling van aanvragen om een omgevingsvergunning is het gewenst dat het college van burgemeester en wethouders beleidsregels opstelt.
Paragraaf 5.2.38 Kappen van beschermde bomen en houtopstanden (al opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten)
Artikel 5.226 Toepassingsbereik
In aanvulling op paragraaf 5.2.37 over het kappen van bomen, zijn in deze paragraaf regels opgenomen over het kappen van aangewezen bomen en het vellen van houtopstanden. In deze paragraaf staat zowel de bescherming van individuele bomen centraal als het beschermen van eenheden zoals houtwallen, windsingels en groenstructuren die van belang zijn vanwege hun stedenbouwkundige waarde of die zijn aangeplant om bebouwing in de stad of het buitengebied aan het zicht te onttrekken of om de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen tegen te gaan (ter bescherming van de gezondheid).
Deze paragraaf gaat niet over het dunnen van de houtopstanden. Dunnen is gericht op het bevorderen van de groei van de houtopstanden, en tast de belangen waarvoor de regels in deze paragraaf zijn gesteld dus niet aan.
In het delegatiebesluit over het omgevingsplan zal worden opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om het werkingsgebied ‘beschermde bomen en houtopstanden’ te wijzigen. Het toevoegen of schrappen van bomen of houtopstanden vergt dus geen raadsbesluit. Het college zal steeds als het een boom of houtopstand toevoegt aan de aangewezen beschermde bomen en houtopstanden moeten motiveren om welke reden de betreffende boom of houtopstand wordt toegevoegd. Die reden moet ook worden opgenomen in het geometrische informatieobject. De reden voor de aanwijzing speelt immers een rol bij de afweging van belangen bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het kappen of vellen.
Artikel 5.227 Oogmerken
Eerste lid
De bescherming van de gezondheid speelt met name een rol bij de houtopstanden die zijn aangewezen rond agrarische bedrijven waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast en waar drift van deze gewasbeschermingsmiddelen naar naburige woon- of verblijfsfuncties kan optreden. Die houtopstanden zorgen voor vermindering van de drift en daarmee voor verkleining van het risico op gezondheidseffecten.
Stedenbouwkundige waarden zijn aan de orde bij houtopstanden die zijn aangeplant om bedrijventerreinen, opslagloodsen, datacentra en dergelijke aan het zicht te onttrekken. De gemeente heeft het aanbrengen en in stand houden van een houtsingel of vergelijkbare houtopstand als voorwaarde verbonden aan de toestemming om dergelijke bouwwerken te bouwen. De regels in deze paragraaf bieden aanvullende bescherming voor de instandhouding van dit soort ‘zichtgroen’.
De beeldbepalende waarde van een boom heeft betrekking op de visuele beleving van de bebouwde omgeving. Oudere bomen zorgen voor verfraaiing van de bebouwde omgeving en creëren rust. Daarnaast kunnen bomen een cultuurhistorische waarde hebben: denk aan monumentale bomen of herdenkingsbomen.
De oogmerken van het eerste lid zijn andere oogmerken dan de oogmerken die het rijk heeft gebruikt voor het opstellen van de regels over vellen van houtopstanden in afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving. De regels in het omgevingsplan zijn daarom niet in strijd met het Besluit activiteiten leefomgeving.
Als de provincie aanvullende regels over bomen of houtopstanden vaststelt in de omgevingsverordening, kan dit de mogelijkheden van de gemeente beperken. Ga daarom na in hoeverre de provincie de bescherming van bomen en houtopstanden naar zich toe heeft getrokken.
Tweede lid
Het tweede lid maakt duidelijk dat de gemeente ook regels stelt met dezelfde oogmerken als het rijk heeft gebruikt in afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving: de natuurbescherming, de instandhouding van het bosareaal en het beschermen van landschappelijke waarden. Aangezien afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving uitputtend is bedoeld, hanteert de gemeente deze oogmerken alleen voor de bomen en houtopstanden die niet onder het toepassingsbereik van afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving vallen.
Dat zijn bijvoorbeeld houtopstanden binnen de bebouwingscontour houtkap (zie artikel 4.41 van dit omgevingsplan) maar ook houtopstanden buiten de bebouwingscontour die in artikel 11.111 lid 2 van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn uitgezonderd, zoals bepaalde wegbeplanting of beplanting langs agrarische percelen. Bij de aanwijzing van dergelijke houtopstanden als beschermde houtoptand is vermeld welke oogmerken tot de aanwijzing hebben geleid.
Artikel 5.228 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
De bomen en houtopstanden die in stand moeten blijven, zijn opgenomen in het werkingsgebied ‘beschermde houtopstanden’ in bijlage II bij dit omgevingsplan. Voor deze bomen en houtopstanden geldt een verbod om ze zonder omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk te kappen of te vellen.
Het verbod geldt niet voor het snoeien van bomen, als dat nodig is voor de instandhouding ervan. Hierbij kan gedacht worden aan het verwijderen van takken of het uitdunnen van de kroon, om de groei te bevorderen of om de kans op schade bij harde wind te beperken. Ook knotten en kandelaberen van bomen is zonder vergunning toegestaan, mits de bomen al een keer geknot of gekandelaberd zijn. Het voor de eerste keer knotten of kandelaberen is dus wel vergunningplichtig. Het snoeien of herhaaldelijk knotten of kandelaberen is wel meldingsplichtig op grond van artikel 5.231.
Het verbod geldt ook niet voor bomen of houtopstanden die geheel of gedeeltelijk moeten worden gekapt of geveld op grond van de Plantgezondheidswet. In dat geval is het kappen of vellen geboden om verdere verspreiding van ziekten te voorkomen. Ook als de burgemeester gebruik maakt van diens bevelsbevoegdheid op grond van artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet of artikel 4, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en daarbij de kap of het vellen gelast, kan (en moet) de boom of houtopstand zonder omgevingsvergunning worden gekapt of geveld. Dat gaat meestal om gevallen waarin een deel van de houtopstand een acuut gevaar oplevert voor de omgeving.
Artikel 5.229 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Dit artikel bevat de aanvraagvereisten voor de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen en vellen van houtopstanden, in aanvulling op de algemene aanvraagvereisten van paragraaf 7.2.1 van de Omgevingsregeling en afdeling 5.1 van dit omgevingsplan. Naast een aanduiding van de te kappen boom of te vellen houtopstand en de reden van het kappen of vellen, moet bij de aanvraag van de vergunning ook worden vermeld of het voornemen bestaat om te herbeplanten en zo ja, op welke locatie en met welke soorten. Door te herbeplanten kan worden voorkomen dat de belangen, waarvoor de regels in deze paragraaf zijn gesteld, worden geschaad. Dat bevordert een positieve beslissing op de aanvraag.
NB dit artikel vervangt artikel 22.299 van de bruidsschat. Bij de wijziging van het omgevingsplan moet dat artikel dus geschrapt worden.
Artikel 5.230 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De bomen en houtopstanden die onder deze paragraaf vallen zijn om uiteenlopende redenen aangewezen als te beschermen boom of houtopstand. Deze belangen zijn terug te vinden in de motivering van de aanwijzing. In sommige gevallen kan het belang van de instandhouding ervan vervallen. Als bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf permanent overschakelt op biologische teelt, is het in stand houden van een windsingel die de drift van gewasbeschermingsmiddelen beperkt, niet meer nodig. Dat kan een reden zijn om de omgevingsvergunning voor het vellen van de houtopstand te verlenen, mits er geen andere redenen zijn om de singel te beschermen. Bij ‘zichtgroen’ kan de noodzaak om de houtopstand te behouden komen te vervallen als het betreffende bouwwerk inmiddels op andere wijze aan het zicht is onttrokken.
In andere gevallen zullen alleen zwaarwegende maatschappelijke belangen een reden kunnen zijn om de omgevingsvergunning te verlenen. Bijvoorbeeld de uitbreiding van de energie-infrastructuur ten behoeve van de energietransitie.
Aan de omgevingsvergunning kan het voorschrift worden verbonden dat herbeplanting moet plaatsvinden. Dat voorschrift zal ook de termijn, het soort en het aantal bomen of andere gewassen bevatten.
Artikel 5.231 Meldingsplicht
Voor het snoeien of opnieuw knotten of kandelaberen van bomen is op grond van artikel 5.228 geen omgevingsvergunning vereist, maar moet wel een voorafgaande melding worden gedaan. Deze melding is bedoeld om te beoordelen of het snoeien, knotten of kandelaberen daadwerkelijk past binnen de vergunningvrije gevallen en niet zal leiden tot ernstige ontsiering of mogelijk de dood van de boom. Daarnaast is in het vierde lid een uitzondering opgenomen voor die situaties waarin de gemeente ten behoeve van het onderhoud de beschermde boom of beschermde houtopstand wil snoeien, knotten of kandelaberen.