Deze voorbeeldregels gaan over het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats, zoals geregeld in artikel 2:10 van de model-APV.
Aan de hand van onderstaande drie hoofdvragen en bijbehorende deelvragen (zie ook de introductiepagina, onder Voorbeeldregels) proberen we antwoord te geven op de vraag óf en hoe u dit onderwerp over kunt nemen in uw omgevingsplan. We eindigen met een set voorbeeldregels. Deze regels sluiten aan op de geïntegreerde staalkaarten van de VNG. U kunt ze gebruiken ter inspiratie voor uw eigen omgevingsplan.
Er zijn al eerder voorbeeldregels voor objecten plaatsen op de openbare weg gepubliceerd in de staalkaart Integratie van verordeningen deel I (2019) en in de geïntegreerde staalkaarten (paragraaf 5.2.20 en 5.2.21). We verwijzen ook naar de toelichting bij deze eerdere documenten.
A. Wat zijn de doelen van de regels over dit onderwerp?
Bij de regels over het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats gaat het met name om de volgende doelen:
- het behouden van de bruikbaarheid van de weg
- de verkeersveiligheid
- het voorkomen van ontsierende situaties
B. Om welke concrete oogmerken en belangen gaat het?
Om de doelen, genoemd in onderdeel A, te behalen kunnen de regels voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats gesteld worden met het oog op:
- het behoeden van de staat en werking van de openbare weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg
- het bevorderen van de verkeersveiligheid
- het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte
- het beperken van hinder
- het beschermen van het aanzien van de openbare ruimte van de gemeente
C. Om welke activiteit gaat het?
In artikel 2:10 van de model-APV wordt gesproken over het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats. Uit de toelichting van de model-APV blijkt dat onder voorwerpen kan worden verstaan reclameborden, containers of fietsparkeervoorzieningen. Maar ook voorwerpen die met de grond zijn verbonden, zoals een haag in de berm.
D. Is het wenselijk om de activiteit te reguleren in het omgevingsplan?
Wanneer opnemen in het omgevingsplan?
De Omgevingswet gaat niet alleen over activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving, maar ook over de fysieke leefomgeving zelf. Uit artikel 1.3 van de Omgevingswet blijkt wat de maatschappelijke doelen zijn van de wet: beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Het beschermen van de veiligheid valt onder deze maatschappelijke doelen (zie artikel 2.1, derde lid, onder a, van de Ow).
Het plaatsen van voorwerpen die niet met de grond zijn verbonden is een activiteit die de fysieke leefomgeving niet wijzigt, maar wel in het omgevingsplan kan worden geregeld. Dit omdat de belangen die worden behartigd, zoals het behouden van de bruikbaarheid van de weg en het bevorderen van de verkeersveiligheid en ontsiering, goed in het omgevingsplan passen. Het plaatsen van voorwerpen die met de grond zijn verbonden is een activiteit die de fysieke leefomgeving wijzigt en dus vanwege art. 2.1 Omgevingsbesluit gereguleerd moet worden in het omgevingsplan
Afbakening APV en omgevingsplan
Daar staat tegenover dat er ook gevallen zullen zijn waarin de voorwerpen voor een zeer beperkte periode op of aan de weg of een openbare plaats worden gezet. In die gevallen ziet de bepaling op een kortdurende handeling en zal de handeling ook niet altijd planbaar en voorzienbaar zijn. Voor zover de bepaling zich richt op het voorkomen van hinder die betrekking heeft op de openbare orde en het voorkomen van schade is er ook samenhang met de APV.
Tegen die achtergrond is het advies om de bepaling in het omgevingsplan te richten op de voorwerpen die langdurig op of aan de weg of een openbare plaats worden gezet en die gevallen waarin daardoor hinder of gevaar ontstaat of er sprake is van ontsiering.
Let op: Omdat de oogmerken van het plaatsen van objecten met name zien op het behouden van de bruikbaarheid van de weg, het bevorderen van de verkeersveiligheid en het beperken van hinder, hebben we er in de voorbeeldregels voor gekozen om alleen de openbare weg in beheer bij de gemeente te reguleren. Gemeenten die ook willen dat de regels gelden op een openbare plaats, kunnen dat meenemen in het toepassingsbereikartikel van de paragraaf waarin de activiteit wordt geregeld.
E. Is er samenhang met andere regels?
Uit de toelichting blijkt dat de model-APV bepaling over het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats onder andere gericht is op het behouden van de bruikbaarheid van de wegen en de verkeersveiligheid. Het ligt daarom voor de hand om deze onderwerpen in samenhang met andere regels over het veilig en doelmatig gebruik van wegen te regelen.
In de geïntegreerde staalkaarten zijn dat de activiteiten die zijn opgenomen in het thema infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte, zoals: het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg, het maken of veranderen van een uitweg, parkeerexcessen en het aanleggen en verbreden van voet- en fietspaden, erftoegangswegen en parkeergelegenheid. Wanneer de gemeente regels in haar bestemmingsplannen heeft staan over het opslaan van materiaal of materieel in de bestemming Verkeer, kan de gemeente deze regels hier gelijk meenemen.
F. Is nadere beleidsinkadering nodig?
Er is een nadere beleidsinkadering nodig voor die gemeenten die naar huidig recht het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats niet hebben gereguleerd, of slechts deels hebben gereguleerd, en deze onderwerpen wel willen reguleren in het omgevingsplan.
G. Wat is de beleidsruimte om de activiteiten te reguleren in het omgevingsplan?
Onder de Omgevingswet zijn er geen instructieregels opgenomen in het Bkl die gemeenten dwingen om het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats te reguleren in het omgevingsplan. De gemeente heeft dus voldoende beleidsruimte om dit onderwerp te regelen zover het betrekking heeft op de wegen die in eigen beheer zijn. De gemeente hoeft het plaatsen van voorwerpen op wegen die in beheer zijn bij de provincie of het waterschap niet te regelen. Dat doen de provincies en waterschappen zelf in hun verordeningen.
H. Wat regelt de bruidsschat en wat willen we daarmee?
De bruidsschat bevat aanvraagvereisten in artikel 22.301 voor het opslaan van roerende goederen in een daarvoor aangewezen gedeelte van de gemeente. Als ervoor wordt gekozen om de activiteit met een vergunningplicht te reguleren (zie paragraaf 5.2.21 van de geïntegreerde staalkaarten) en hiervoor worden aanvraagvereisten opgenomen, dan kan artikel 22.301 van de bruidsschat vervallen. Of kunnen de regels uit de bruidsschat worden gespecificeerd en opgenomen in het nieuwe deel van het omgevingsplan.
I. Wat zijn mogelijke gemeentelijke beleidskaders?
Veel gemeenten hebben in het kader van deregulering nagedacht over het vergunningvrij maken van typen objecten of voorwerpen die regelmatig in de openbare ruimte worden geplaatst (zoals bouwcontainers, reclameborden, uitstallingen en plantenbakken). Dergelijke algemene regels zijn niet in de model-APV uitgewerkt, maar als de gemeente ze heeft vastgesteld zullen ze ook in het omgevingsplan moeten worden opgenomen.
J. Thematisch of gebiedsgerichte omzetting van de regels?
Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg kan overal in de gemeente voorkomen en is niet specifiek gekoppeld aan een gebiedstype. Het ligt daarom voor de hand om deze regels thematisch om te zetten. De activiteit kan dan opgenomen en ‘aangezet’ worden in het thema infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte (pararagraaf 4.1.3 van de geïntegreerde staalkaarten). De activiteit plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats is al opgenomen in de paragrafen 5.2.20 en 5.2.21 van de geïntegreerde staalkaarten.
K. Regeltype
Algemene regels
Voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats zijn in de model-APV drie varianten opgenomen. De eerste variant betreft een algemene regel met een ontheffingsmogelijkheid. De ontheffing is onder de Omgevingswet vervallen als instrument. In plaats daarvan kan een vergunningplicht opgenomen worden bij de omzetting van de activiteit. Volgens de toelichting bij de model-APV is het gebruik van een algemene regel mogelijk aangezien veel voorwerpen in de openbare ruimte geen overlast veroorzaken of juist bijdragen aan de leefbaarheid. Het voordeel van het gebruiken van een algemene regel is dat deze meer ruimte aan de burger en het bedrijfsleven biedt en daarmee ook de gemeente ontlast.
Vergunningplicht
De andere twee varianten in de model-APV zijn vergunningplichten. Door het gebruik van een vergunningplicht kan het bevoegd gezag steeds in individuele gevallen, voorafgaand aan de start van de activiteit, toetsen of de activiteit toegelaten kan worden. Het verschil tussen de twee vergunningplicht-varianten in de model-APV is de reikwijdte van de vergunningplicht. De tweede variant in de model-APV bevat een algemene vergunningplicht terwijl in de derde variant van de model-APV bepaalde voorwerpen, zoals bloembakken of bouwobjecten, worden uitgesloten van de vergunningplicht.
Specifieke zorgplicht
Daarnaast kan de gemeente een specifieke zorgplicht opnemen voor de activiteit. Hierbij stelt de gemeente geen concrete regels maar bepaalt dat iedereen die de activiteit uitvoert er zorg voor moet dragen dat de kwaliteit van de leefomgeving in stand blijft dan wel verbetert. In het omgevingsplan kan een zorgplicht specifiek worden gemaakt door invulling te geven aan welke kwaliteit van de leefomgeving bedoeld wordt. Er kan direct opgetreden worden (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk) of na het opleggen van een maatwerkvoorschrift, mits het omgevingsplan deze mogelijkheid biedt.
Conclusie
In de paragrafen 5.2.20 en 5.2.21 van de geïntegreerde staalkaarten is gekozen voor het opnemen van een specifieke zorgplicht, het opnemen van algemene regels voor containers en bouwsteigers en het opnemen van een vergunningplicht voor objecten met door de gemeente te bepalen afmetingen.
Uit het voorgaande blijkt waarom is gekozen voor een thematische omzetting van de activiteit het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats.
Voorbeeldtekst
Paragraaf 4.1.3 Infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte
Artikel 4.20 Doelen
Voor activiteiten met betrekking tot infrastructuur gelden de volgende doelen:
a. het waarborgen van de veiligheid;
b. het beschermen van de gezondheid;
c. het behoeden van de staat en werking van infrastructuur voor nadelige gevolgen van activiteiten;
d. het beheren van infrastructuur;
e. het beheren van watersystemen;
f. het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen;
g. het bevorderen van een aantrekkelijke en bereikbare stad;
h. het behouden van een adequaat verkeers- en vervoersniveau;
i. het realiseren en in stand houden van voldoende parkeergelegenheid; en
j. het bevorderen van een hoge kwaliteit van het openbaar gebied.
Artikel 4.21 Objecten plaatsen op de weg
1. Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.20, wordt bij het plaatsen van objecten op een openbare weg in beheer bij de gemeente binnen [ambtsgebied, met uitzondering van deelgebied objecten op de weg] voldaan aan paragraaf 5.2.20 Objecten plaatsen op de weg - categorie I.
2. Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.20, wordt bij het plaatsen van objecten op een openbare weg in beheer bij de gemeente binnen [Deelgebied objecten op de weg] voldaan aan paragraaf 5.2.21 Objecten plaatsen op de weg - categorie II.
Paragraaf 5.2.20 Objecten plaatsen op de weg - categorie I
Artikel 5.133 Toepassingsbereik
1. Deze paragraaf gaat over het plaatsen van objecten op de openbare weg in beheer bij de gemeente.
2. Deze paragraaf gaat niet over:
a. het aanbrengen van terrassen, bedoeld in artikel PM; en
b. het parkeren van voertuigen, bedoeld in artikel 5.155.
Artikel 5.134 Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het behoeden van de staat en werking van de openbare weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg;
b. het bevorderen van de verkeersveiligheid;
c. het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte;
d. het beperken van hinder; en
e. het beschermen van het aanzien van de openbare ruimte.
Artikel 5.135 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 5.4, houdt voor het plaatsen van objecten op de openbare weg [in ieder geval] in dat:
a. voldoende vrije doorgang voor hulpdiensten en op voetpaden overblijft;
b. de vrije toegang tot brandputten en vluchtroutedeuren is geborgd;
c. objecten voldoende zichtbaar zijn; en
d. objecten stabiel worden geplaatst.
Paragraaf 5.2.21 Objecten plaatsen op de weg - categorie II
Artikel 5.136 Toepassingsbereik
1. Deze paragraaf gaat over het plaatsen van objecten op de openbare weg in beheer bij de gemeente.
2. Deze paragraaf gaat niet over:
a. het aanbrengen van terrassen, bedoeld in artikel PM;
b. het parkeren van voertuigen, bedoeld in artikel 5.155.
Artikel 5.137 Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het behoeden van de staat en werking van de openbare weg en het openbaar water voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg of dat water;
b. het bevorderen van de verkeersveiligheid;
c. het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte;
d. het beperken van hinder; en
e. het beschermen van het aanzien van de openbare ruimte.
Artikel 5.138 Specifieke zorgplicht
De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 5.4, houdt voor het plaatsen van objecten op de openbare weg [in ieder geval] in dat:
a. voldoende vrije doorgang voor hulpdiensten en op voetpaden overblijft;
b. de vrije toegang tot brandputten en vluchtroutedeuren is geborgd;
c. objecten voldoende zichtbaar zijn; en
d. objecten stabiel worden geplaatst.
Artikel 5.139 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een object te plaatsen op de weg als dat object:
a. langer is dan [x] m;
b. breder is dan [x] m;
c. hoger is dan [x] m, tenzij het gaat om een bouwsteiger; of
d. langer dan [x] dagen/weken op dezelfde locatie wordt geplaatst.
2. Het verbod geldt niet voor activiteiten die worden verricht door of namens de gemeente in het kader van haar publieke taken.
Artikel 5.140 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een tekening of ingetekende luchtfoto verstrekt met daarop de locatie van het object;
b. de lengte, breedte en hoogte van het object aangegeven;
c. de voorgenomen tijdsduur van het plaatsen vermeld; en
d. de aard van de roerende zaken.
Let op: dit artikel vervangt artikel 22.301 van de bruidsschat. Bij de wijziging van het omgevingsplan moet dat artikel dus geschrapt worden.
Artikel 5.141 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt alleen geweigerd als de belangen, bedoeld in artikel 5.128, onevenredig worden geschaad.
Artikel 5.142 Algemene regels plaatsen containers
1. Dit artikel is van toepassing op het plaatsen van een container op de weg voor het inzamelen van afval, anders dan een inzamelmiddel of inzamelvoorziening als bedoeld in artikel 1 van de [citeertitel afvalstoffenverordening], of voor het opslaan van materialen, waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in artikel 5.139.
2. Met het oog op het doelmatig gebruik van de weg wordt de container zo geplaatst dat niet meer dan een parkeervak wordt ingenomen.
3. Met het oog op het bevorderen van de verkeersveiligheid is de container voorzien van goed zichtbare markeringen. Hieraan wordt in ieder geval voldaan als de CROW Richtlijnen voor het markeren van onverlichte obstakels worden toegepast.
Artikel 5.143 Algemene regels plaatsen bouwsteigers
1. Dit artikel is van toepassing op het plaatsen van een bouwsteiger op de weg, waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in artikel 5.139.
2. Met het oog op het bevorderen van de verkeersveiligheid wordt de bouwsteiger verankerd aan de gevel, als deze hoger is dan [x] m.
3. Als een gelijkwaardige maatregel betrekking heeft op de maatregel, bedoeld in het tweede lid, is toestemming als bedoeld in artikel 4.7 van de wet niet vereist.
Artikel 5.144 Informatieplicht
Ten minste vier weken voor het begin van een activiteit als bedoeld in artikel 5.142 en artikel 5.143 worden aan het bevoegd gezag de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een tekening of ingetekende luchtfoto met daarop de locatie van het object;
b. de lengte, breedte en hoogte van het object; en
c. de voorgenomen tijdsduur van het plaatsen.
Artikelsgewijze toelichting
Paragraaf 4.1.3 Infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte
Artikel 4.20 Doelen
In dit artikel zijn de doelen opgenomen die van toepassing zijn op de activiteiten die onder het thema infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte vallen.
Artikel 4.21 Objecten plaatsen op de weg
Dit artikel legt vast welke paragrafen uit hoofdstuk 5 van toepassing zijn op de activiteit, in casu het plaatsen van objecten op de weg. Dit artikel heeft daarmee het karakter van richtingaanwijzer.
De gemeente kan ervoor kiezen om de openbare weg (anders dan de wegen die in beheer zijn bij andere overheden) geometrisch te begrenzen en dat als werkingsgebied van de regels te hanteren. Hiermee wordt verduidelijkt waar de regels over bijvoorbeeld het plaatsen van objecten op de openbare weg of over parkeren precies gelden. Als de gemeente een legger op grond van de Wegenwet heeft, kan dat een basis zijn voor de begrenzing van het werkingsgebied.
Het vaststellen van de geometrische begrenzing is echter niet verplicht. Als de openbare weg niet geometrisch is begrensd, wordt met behulp van de begripsomschrijving in bijlage I bepaald waar de betreffende regels gelden. Het werkingsgebied van de regels in het Digitaal Stelsel Omgevingswet is in dat geval het gehele gemeentelijke grondgebied (‘Ambtsgebied').
Het verschil tussen categorie I en categorie II is dat in categorie II voor bepaalde objecten in deelgebied I een vergunningplicht is opgenomen (zie artikel 5.139). De eerste drie bepalingen in categorie II (toepassingsbereik, oogmerken en zorgplicht) zijn identiek aan de bepalingen in categorie I. Daarnaast zijn in categorie II algemene regels opgenomen voor bouwsteigers en containers gecombineerd met een informatieplicht. Dus op basis van de verschillende regeltypes is gekozen voor het uitwerken van de regels per deelgebied in een eigen paragraaf.
Paragraaf 5.2.20 Objecten plaatsen op de weg - categorie I
Artikel 5.133 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het plaatsen van objecten op de openbare weg in beheer bij de gemeente. De regels gelden dus niet voor wegen die in beheer zijn bij het Rijk, de provincie of het waterschap. Die overheden stellen zelf de regels voor het plaatsen van objecten op de wegen die zij beheren. De regels gaan ook niet over het aanbrengen van terrassen en het parkeren van voertuigen. Voor die activiteiten zijn specifieke regels opgenomen in de paragrafen 5.2.25 en 5.2.26.
Let op: Omdat de oogmerken van het plaatsen van objecten met name zien op het behouden van de bruikbaarheid van de weg, het bevorderen van de verkeersveiligheid en het beperken van hinder, hebben we er in de voorbeeldregels voor gekozen om alleen de openbare weg in beheer bij de gemeente te reguleren. Gemeenten die ook willen dat de regels gelden op een openbare plaats, kunnen dat meenemen in het toepassingsbereikartikel.
Artikel 5.134 Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels over het plaatsen van objecten op de weg zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.135 Specifieke zorgplicht
In de aanhef van dit artikel is “in ieder geval” als optioneel onderdeel opgenomen. Door deze zinsnede toe te voegen aan het artikel, maakt de gemeente duidelijk dat er ook andere maatregelen zijn die tot de specifieke zorgplicht behoren, maar die niet zijn uitgewerkt in dit artikel. Als de zinsnede “in ieder geval” niet wordt opgenomen, is de opsomming van maatregelen in de onderdelen a t/m d uitputtend. De gemeente kan dan geen andere maatregelen ter invulling van de specifieke zorgplicht eisen van de initiatiefnemer.
In artikel 5.4 is een specifieke zorgplicht opgenomen voor iedereen die activiteiten verricht, zoals het plaatsen van objecten op de weg. Diegene moet zich rekenschap geven van de doelen, waarvoor de regels in dit hoofdstuk zijn gesteld. Op iedereen rust de verplichting om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om nadelige gevolgen voor die doelen te voorkomen of, als dat niet kan, te beperken. Als die nadelige gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, moet de activiteit achterwege worden gelaten.
Dit artikel beschrijft wat er bij het plaatsen van objecten op de openbare weg [in ieder geval] tot de specifieke zorgplicht van artikel 5.4 wordt gerekend. Bij het plaatsen van objecten op de weg moet in ieder geval voldoende ruimte worden gelaten voor hulpdiensten en voor voetgangers. Ook moeten objecten zo worden geplaatst dat de toegang tot brandblusvoorzieningen en de vluchtweg vanuit vluchtdeuren niet worden belemmerd. Dat zou ontoelaatbare gevaren opleveren. Vanzelfsprekend mogen objecten ook niet midden op de rijbaan worden geplaatst. Dat is niet in dit artikel uitgewerkt, omdat dat ook al strijd oplevert met de wegenverkeerswetgeving.
De specifieke zorgplicht is direct handhaafbaar, zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk. Handhaving is in ieder geval mogelijk bij evidente overtredingen. Dit zijn overtredingen waarvan iedereen weet dat er in strijd met de specifieke zorgplicht is gehandeld. Als er discussie mogelijk is over de vraag of de specifieke zorgplicht wel of niet is overtreden, kan het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift verduidelijken wat er in het concrete geval precies onder de specifieke zorgplicht wordt verstaan. De bevoegdheid daartoe is opgenomen in artikel 5.3.
Het is aan te raden dat de gemeente – als dat mogelijk is – in de toelichting op de regels voorbeelden noemt van wat er in ieder geval onder een evidente overtreding van de specifieke zorgplicht wordt verstaan.
De wijze waarop de gemeente toezicht houdt en handhavend optreedt, is beschreven in de handhavingsstrategie. Daarin wordt onder meer onderscheid gemaakt in de ernst van de geconstateerde overtreding: van onbedoelde overtredingen met weinig gevolgen tot bewuste, structurele overtredingen met aanzienlijke of onomkeerbare gevolgen. Bij de eerste categorie past een waarschuwing, bij de laatste is strafrechtelijke handhaving aan de orde.
Paragraaf 5.2.21 Objecten plaatsen op de weg - categorie II
Artikel 5.136 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het plaatsen van objecten op de openbare weg in beheer bij de gemeente. De regels gelden dus niet voor wegen die in beheer zijn bij het Rijk, de provincie of het waterschap. Die overheden stellen zelf de regels voor het plaatsen van objecten op de wegen die zij beheren. De regels gaan ook niet over het aanbrengen van terrassen en het parkeren van voertuigen. Voor die activiteiten zijn specifieke regels opgenomen in de paragrafen 5.2.25 en 5.2.26.
Let op: Omdat de oogmerken van het plaatsen van objecten met name zien op het behouden van de bruikbaarheid van de weg, het bevorderen van de verkeersveiligheid en het beperken van hinder, hebben we er in de voorbeeldregels voor gekozen om alleen de openbare weg in beheer bij de gemeente te reguleren. Gemeenten die ook willen dat de regels gelden op een openbare plaats, kunnen dat meenemen in het toepassingsbereikartikel.
Artikel 5.137 Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels over het plaatsen van objecten op de weg zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.138 Specifieke zorgplicht
In de aanhef van dit artikel is “in ieder geval” als optioneel onderdeel opgenomen. Door deze zinsnede toe te voegen aan het artikel, maakt de gemeente duidelijk dat er ook andere maatregelen zijn die tot de specifieke zorgplicht behoren, maar die niet zijn uitgewerkt in dit artikel. Als de zinsnede “in ieder geval” niet wordt opgenomen, is de opsomming van maatregelen in de onderdelen a t/m d uitputtend. De gemeente kan dan geen andere maatregelen ter invulling van de specifieke zorgplicht eisen van de initiatiefnemer.
In artikel 5.4 is een specifieke zorgplicht opgenomen voor iedereen die activiteiten verricht, zoals het plaatsen van objecten op de weg. Diegene moet zich rekenschap geven van de doelen, waarvoor de regels in dit hoofdstuk zijn gesteld. Op iedereen rust de verplichting om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om nadelige gevolgen voor die doelen te voorkomen of, als dat niet kan, te beperken. Als die nadelige gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, moet de activiteit achterwege worden gelaten.
Dit artikel beschrijft wat er voor het plaatsen van objecten op de openbare weg in ieder geval tot de specifieke zorgplicht van het eerste lid wordt gerekend. Bij het plaatsen van objecten op de weg moet in ieder geval voldoende ruimte worden gelaten voor hulpdiensten en voor voetgangers. Ook moeten objecten zo worden geplaatst dat de toegang tot brandblusvoorzieningen en de vluchtweg vanuit vluchtdeuren niet worden belemmerd. Dat zou ontoelaatbare gevaren opleveren.
De algemene regels van artikel 5.142 en artikel 5.143 zijn een nadere concretisering van de specifieke zorgplicht, gericht op het plaatsen van containers en bouwsteigers. Zo is bijvoorbeeld de eis dat een container wordt voorzien van markeringen conform de CROW Richtlijnen voor het markeren van onverlichte obstakels een concretisering van de zorg voor voldoende zichtbaarheid van objecten op de openbare weg. De specifieke zorgplicht blijft altijd gelden, ook als er voor het plaatsen van een object een omgevingsvergunning is vereist. De voorschriften bij de vergunning kunnen zo beperkt worden tot de essentie.
De specifieke zorgplicht is direct handhaafbaar, zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk. Handhaving is in ieder geval mogelijk bij evidente overtredingen. Dit zijn overtredingen waarvan iedereen weet dat er in strijd met de specifieke zorgplicht is gehandeld. Als er discussie mogelijk is over de vraag of de specifieke zorgplicht wel of niet is overtreden, kan het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift verduidelijken wat er in het concrete geval precies onder de specifieke zorgplicht wordt verstaan. De bevoegdheid daartoe is opgenomen in artikel 5.3. Het maatwerkvoorschrift moet passen binnen de oogmerken die in artikel 5.137 zijn benoemd.
Het is aan te raden dat de gemeente – als dat mogelijk is – in de toelichting op de regels voorbeelden noemt van wat er in ieder geval onder een evidente overtreding van de specifieke zorgplicht wordt verstaan.
De wijze waarop de gemeente toezicht houdt en handhavend optreedt, is beschreven in de handhavingsstrategie. Daarin wordt onder meer onderscheid gemaakt in de ernst van de geconstateerde overtreding: van onbedoelde overtredingen met weinig gevolgen tot bewuste, structurele overtredingen met aanzienlijke of onomkeerbare gevolgen. Bij de eerste categorie past een waarschuwing, bij de laatste is strafrechtelijke handhaving aan de orde.
Artikel 5.139 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Voor grotere objecten (langer dan [x] m, breder dan [x] m en hoger dan [x] m <maten invullen, bijvoorbeeld 6 m, 2,50 m en 2,60 m>) of voor objecten die langere tijd (langer dan [x] dagen/weken <duur invullen, bijvoorbeeld 1 week>) op de openbare weg worden geplaatst, is een voorafgaande toestemming vereist in de vorm van een omgevingsvergunning.
Dergelijke objecten kunnen forse hinder veroorzaken en het uiterlijk aanzien van de openbare ruimte schaden, en kunnen daarom niet overal geplaatst worden. De gemeente toetst aan de hand van de maten en de voorgenomen duur van plaatsing of de objecten geplaatst kunnen worden. Daarbij wordt ook de aanwezigheid van andere objecten in dezelfde periode betrokken, en de voorgenomen wegwerkzaamheden van de gemeente.
De maximale maten van objecten die zonder vergunning op de openbare weg kunnen worden geplaatst, kunnen worden afgestemd op de standaardmaten van een parkeervak. Vergunningvrije objecten hoeven daardoor niet meer dan 1 parkeervak in te nemen, zodat de parkeerhinder beperkt blijft.
Artikel 5.140 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Dit artikel bevat de aanvraagvereisten voor de omgevingsvergunning voor het plaatsen van objecten op de openbare weg, in aanvulling op de algemene aanvraagvereisten van paragraaf 7.2.1 van de Omgevingsregeling en afdeling 5.1 van dit omgevingsplan. Om te kunnen beoordelen wat de mate van hinder en aantasting van het aanzien van de openbare ruimte zal zijn, is informatie nodig over de omvang van het te plaatsen object, de geplande locatie en de voorgenomen duur van de plaatsing.
Let op: dit artikel vervangt artikel 22.301 van de bruidsschat. Bij de wijziging van het omgevingsplan moet dat artikel dus geschrapt worden.
Artikel 5.141 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De gemeente zal de omgevingsvergunning alleen weigeren als de belangen, bedoeld in artikel 5.137, onevenredig worden geschaad: het behoeden van de staat en werking van de openbare weg, het beperken van hinder en het beschermen van het aanzien van de openbare ruimte. Andere redenen kunnen geen grond zijn om de omgevingsvergunning te weigeren.
Artikel 5.142 Algemene regels plaatsen containers
Dit artikel bevat algemene regels voor containers die niet onder de vergunningplicht van artikel 5.139 vallen. De algemene regels waarborgen dat kleinere containers, die voor een beperkte tijdsduur op de openbare weg worden geplaatst, geen onevenredige hinder en geen gevaar voor het veilige gebruik van de weg veroorzaken. De algemene regels zijn niet van toepassing op containers voor huishoudelijk afval. Dergelijke containers vallen onder de afvalstoffenverordening op grond van de Wet milieubeheer.
Een container die onder de algemene regels valt, is klein genoeg om op één parkeerplaats te passen. Om parkeerhinder te voorkomen, moet de container dan ook niet meer dan één parkeerplaats in beslag nemen. Voor het veilige gebruik van de openbare weg moeten daarnaast markeringen worden aangebracht, die ervoor zorgen dat de container ook ’s nachts goed zichtbaar is. De richtlijnen van het CROW geven de stand der techniek aan voor het veilig plaatsen van objecten op de weg, en zijn daarom van toepassing verklaard.
Artikel 5.143 Algemene regels plaatsen bouwsteigers
Dit artikel bevat algemene regels voor bouwsteigers die niet onder de vergunningplicht van artikel 5.136 vallen. De algemene regels waarborgen dat bouwsteigers met een beperkte omvang, die voor een beperkte tijdsduur op de openbare weg worden geplaatst, geen gevaar voor het veilige gebruik van de weg veroorzaken. Er zijn geen regels opgenomen over bijvoorbeeld hinder door stof of geluid bij de werkzaamheden. Dat valt onder de regeling van bouwactiviteiten of milieubelastende activiteiten.
Bouwsteigers die hoger zijn dan [x] m <maat invullen, bijvoorbeeld 5 m> moeten verankerd worden, zodat ze niet kunnen omvallen. In plaats van verankering van bouwsteigers aan de gevel, kunnen andere maatregelen worden genomen die ervoor zorgen dat de bouwsteiger niet kan omvallen. Een voorbeeld daarvan is een bouwsteigerstabilisator. Dergelijke gelijkwaardige maatregelen mogen zonder voorafgaande toestemming (als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet) worden genomen. De gemeente kan in het kader van het reguliere toezicht wel vragen om de gelijkwaardigheid van de maatregel aan te tonen.
Artikel 5.144 Informatieplicht
In dit artikel is een informatieplicht opgenomen voor containers en bouwsteigers die zonder vergunning op de openbare weg worden geplaatst. Deze informatie wordt gebruikt om te beoordelen of er een maatwerkvoorschrift moet worden gesteld – bijvoorbeeld omdat op een bepaalde locatie te veel objecten tegelijk worden geplaatst, waardoor de totale hinder onaanvaardbaar wordt – en om het toezicht op de naleving van de algemene regels te kunnen inplannen.