Deze voorbeeldregels gaan over zowel het bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig houden van dieren, zoals geregeld in de artikelen 2:60, 2:62, 2:63, en 2:64 van de model-APV.
Aan de hand van onderstaande drie hoofdvragen en bijbehorende deelvragen (zie ook de introductiepagina, onder Voorbeeldregels) proberen we antwoord te geven op de vraag óf en hoe u dit onderwerp over kunt nemen in uw omgevingsplan. We eindigen met een set voorbeeldregels. Deze regels sluiten aan op de geïntegreerde staalkaarten van de VNG. U kunt ze gebruiken ter inspiratie voor uw eigen omgevingsplan.
Een gerelateerd onderwerp is geluidhinder door dieren. Zie hier voor voorbeeldregels voor geluidhinder door dieren
A. Wat zijn de doelen van de regels over dit onderwerp?
Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren (artikel 2:60 model-APV)
Bij de regels over het niet-bedrijfsmatig houden van dieren gaat het met name om het beschermen van de gezondheid. Dit blijkt uit de APV-bepaling zelf (zie artikel 2:60 van de model-APV) en de toelichting daarbij. Het kan voor de omgeving hinderlijk zijn als iemand dieren houdt. De gemeente moet kunnen ingrijpen als overlast of schade voor de volksgezondheid dreigt.
Loslopend vee (artikel 2:62 model-APV)
Voor loslopend vee geldt ook het beschermen van de verkeersveiligheid als doel (naast het beschermen van de gezondheid), zoals blijkt uit de toelichting bij de APV-regel. Dit omdat er herhaaldelijk verkeersongelukken gebeuren, doordat een paard, een koe of een ander dier uit het weiland is gebroken en zich op de weg bevindt.
Duiven (artikel 2:63 model-APV)
De APV-regels voor het houden van duiven hebben met name als doel het voorkomen en bestrijden van schade aan gewassen en vee door dieren. Verwilderde duiven veroorzaken in het voorjaar namelijk nogal wat schade aan jonge gewassen doordat zij akkerbouwgebieden als foerageerplaats gebruiken. Om verwilderde duiven goed te kunnen bestrijden, kan de gemeente duivenhouders verplichten om hun duiven tijdelijk binnen te houden.
Bijen (artikel 2:64 model-APV)
Tot slot kan het vliegen van bijen, als de kasten of korven dicht aan de weg geplaatst zijn en op zodanige wijze dat de ‘aanvliegbanen’ hiervan over de weg lopen, gevaar voor de veiligheid van de weg opleveren. Ook hier geldt de verkeersveiligheid dus als doel, net als bij loslopend vee.
De omzetting van de APV-regels naar het omgevingsplan biedt de kans om de doelen breder te nemen dan alleen de APV-doelen. Zo zijn bijen en andere insecten belangrijk voor de bestuiving van gewassen in de land- en tuinbouw. Maar het aantal (wilde) bijen neemt wereldwijd af. Daarnaast leidt een toename van honingbijkasten ertoe dat de wilde bijen worden verdrongen door honingbijen. Het stellen van regels aan het houden van honingbijen kan bijdragen aan het beschermen van de wilde bijen. Het versterken van de biodiversiteit kan dus ook een oogmerk zijn voor het reguleren van het houden van bijen in het omgevingsplan. In dat geval kan de activiteit ook ‘aangezet’ worden in het thema natuur.
B. Om welke concrete oogmerken of belangen gaat het?
Om de doelen, genoemd in onderdeel A, te behalen kunnen de regels voor het (niet-bedrijfsmatig of bedrijfsmatig) houden van dieren gesteld worden met het oog op:
- het voorkomen of beperken van geluid- en geurhinder
- het tegengaan van milieuverontreiniging
- het voorkomen van gevaar op de openbare weg
- het beschermen van de bewoonbaarheid
- het voorkomen en bestrijden van schade aan gewassen en vee door dieren
C. Om welke activiteit gaat het?
In artikel 2:60 van de model-APV gaat het hoofdzakelijk om de activiteit ‘het niet-bedrijfsmatig houden van dieren’. Artikel 2:60 van de model-APV gaat ook over het voeren (geleiden) van dieren, maar het advies is om dit deel van de activiteit niet mee te nemen in de omzetting naar het omgevingsplan. De reden hiervoor is dat er geen samenhang is met de bepalingen uit de bruidsschat en dat ook de aard van de handeling voor behoud van de bepaling in de APV pleit.
Artikelen 2:62, 2:63 en 2:64 hebben een ruimere strekking. Deze artikelen gaan ook over het bedrijfsmatig houden van dieren.
D. Is het wenselijk om de activiteit te reguleren in het omgevingsplan?
Bij het houden van relatief grote aantallen dieren kan structureel hinder optreden. En loslopend vee of uitvliegende bijen kunnen gevaarlijk zijn voor de (fysieke) veiligheid. De activiteiten zijn echter niet allemaal planbare activiteiten, daar moet bij het type regels rekening mee worden gehouden. Het ligt voor de hand dat de gemeente hiervoor regels in het omgevingsplan opneemt (ook al verplichten de instructieregels over geluid van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) niet om geluid bij wonen te reguleren).
E. Is er samenhang met andere regels?
De artikelen hebben verschillende oogmerken, maar de activiteit is hetzelfde: het (zowel bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig) houden van dieren. Er kunnen dus om verschillende redenen regels gesteld worden voor de activiteit. Daarom ligt het voor de hand om dit onderwerp in samenhang met andere (milieu)regels over activiteiten met dieren te reguleren.
F. Is nadere beleidsinkadering nodig?
Er is een nadere beleidsinkadering nodig voor die gemeenten die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet het (bedrijfsmatig of niet-bedrijfsmatig) houden van dieren niet hebben gereguleerd.
G. Wat is de beleidsruimte om de activiteiten te reguleren in het omgevingsplan?
Wat regelt het Bkl?
Voor inwerkingtreding van de Omgevingswet viel geluidhinder door het houden van dieren (zoals geregeld in de model-APV) buiten het toepassingsbereik van de standaardwaarden voor geluid in het Activiteitenbesluit milieubeheer, omdat het niet gaat om een bedrijfsmatige activiteit. In het Bkl wordt dit onderscheid niet meer gemaakt en gelden de instructieregels voor geluid voor alle omgevingsplanactiviteiten, tenzij het gaat om één van de volgende activiteiten:
- wonen
- doorgaand verkeer op wegen, vaarwegen en spoorwegen
- activiteiten op een industrieterrein met een geluidproductie-plafond
- activiteiten in openbaar gebied
- evenementen, met uitzondering van een speciaal voor evenementen ingericht niet-openbaar terrein waar het gehele jaar evenementen plaatsvinden, zoals een concertzaal of die geen zijn festiviteiten zijn
- geluid dat niet representatief is voor een activiteit, zoals uitzonderlijke bedrijfssituaties
Wat regelt het Bal?
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bevat inhoudelijke regels voor dierenverblijven in paragraaf 4.82 van dat Besluit, maar deze gelden alleen als het gaat om een activiteit die valt onder paragraaf 3.6.1 Veehouderij van het Bal. Het moet dan gaan om:
a. veehouderij die onder de IPPC-richtlijn valt; of
b. een andere veehouderij met meer dan:
- 10 stuks rundvee
- 15 varkens
- 350 kippen, of
- 25 overige landbouwhuisdieren
Het gaat bij deze milieubelastende activiteit om bedrijven die beroepsmatig landbouwhuisdieren houden. De regels in paragraaf 4.82 van het Bal zijn gesteld met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem, het doelmatig beheer van afvalwater en het beperken van emissies in de lucht. Het voorkomen of beperken van geluidhinder is hierbij geen oogmerk. Het voorkomen of beperken van geluidhinder valt wel onder de specifieke zorgplicht van artikel 2.11 van het Bal. Het voorkomen van hinder of gevaar voor het verkeer (waar artikel 2:62 APV op ziet) is geen oogmerk van de regels in hoofdstuk 2 t/m 5 van het Bal.
Afdeling 11.2 van het Bal bevat regels over activiteiten met betrekking tot dieren en planten in het wild. In die afdeling staan ook regels over het bestrijden van schade door dieren. De afdeling bevat echter geen regels over het binnen houden van duiven om de bestrijding van verwilderde duiven mogelijk te maken. De gemeente heeft daarom de vrijheid om dit zelf te regelen in het omgevingsplan.
Conclusie
Het niet-bedrijfsmatig houden van dieren vindt in hoofdzaak bij huishoudens plaats. De instructieregels uit het Bkl verplichten gemeenten niet om geluidhinder bij wonen te reguleren. Ook de regels in het Bal gelden niet zolang het geen veehouderij is in de zin van paragraaf 3.6.1 van het Bal. Verder legt afdeling 11.2 geen beperkingen op aan gemeente om het binnenhouden van duiven te regelen. Dus gemeenten hebben voldoende beleidsruimte om de activiteit te reguleren in het omgevingsplan.
H. Wat regelt de bruidsschat en wat willen we daarmee?
In de bruidsschat zijn voorschriften opgenomen over het bedrijfsmatig houden van dieren. Dit betreft in de eerste plaats voorschriften voor het houden van landbouwhuisdieren. Deze voorschriften hebben een plaats gekregen in de bruidsschat, omdat er op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor andere landbouwhuisdieren en vanaf een ander aantal landbouwhuisdieren voorschriften gelden dan op grond van het Bal het geval is. Zo worden pony’s en paarden op grond van het Bal niet langer als landbouwhuisdieren aangemerkt.
Regels over geluid en geur
De bruidsschat bevat tegen die achtergrond regels over geluid (paragraaf 22.3.4), opslag van mest en kuilvoer (paragraaf 22.3.23 en 22.3.24), geur van dierenverblijven (paragraaf 22.3.6.2) en geur van overige agrarische activiteiten (paragraaf 22.3.6.4).
Overgangsrecht
Verder voorzag het Activiteitenbesluit milieubeheer ook in regels voor het fokken, houden of trainen van meer dan 25 vogels of meer dan 5 zoogdieren. Dit is in het Bal echter niet het geval. In de bruidsschat zijn in dat verband daarom ook voorschriften opgenomen die in het overgangsrecht voor het fokken, houden of trainen van meer dan 25 vogels of meer dan 5 zoogdieren voorzien.
Zorgplicht
Tot slot is in artikel 22.20 van de bruidsschat een zorgplicht opgenomen voor de eigenaar van een open erf of terrein om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij ook om overlast of hinder van onder andere dieren op dat erf of terrein.
Conclusie
Bij het bedrijfsmatig of niet-bedrijfsmatig houden van dieren kan structureel hinder en gevaar optreden. Het ligt voor de hand dat de gemeente hiervoor regels in het omgevingsplan opneemt. Als gemeenten regels willen stellen over het houden van dieren dan moeten deze wel afgebakend worden ten opzichte van de bruidsschatsregels.
NB: De bruidsschatregels zijn niet meegenomen in deze voorbeeldregels. Als de bruidsschatregels wel worden omgezet, moet het bruidsschatartikel komen te vervallen.
I. Wat zijn mogelijke gemeentelijke beleidskaders?
Veel gemeenten zullen eigen geluidbeleid hebben vastgesteld, maar de vraag is of geluidhinder door het (bedrijfsmatig of niet-bedrijfsmatig) houden van dieren hierin expliciet is meegenomen. Daarnaast is het ook de vraag of gemeenten het niet-bedrijfsmatig houden van dieren in samenhang met andere (milieu)regels over activiteiten aan huis hebben meegenomen in hun beleid.
J. Thematisch of gebiedsgerichte omzetting van de regels?
Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren (artikel 2:60 model-APV)
Artikel 2:60 van de model-APV, volgens het recht zoals dat gold vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet, is van toepassing op het niet-bedrijfsmatig houden van dieren. Omdat het hier niet gaat om een activiteit die zowel milieu- als planologische gebruiksruimte nodig heeft, ligt het voor de hand om dit onderwerp thematisch om te zetten.
Hierbij kan aangesloten worden bij artikel 4.48 van de geïntegreerde staalkaarten, omdat dit artikel de algemene milieuregels van paragraaf 5.2.41 Milieu - algemeen van toepassing verklaart op activiteiten aan huis en bij beroep en bedrijf aan huis. Het niet-bedrijfsmatig houden van dieren vindt namelijk in hoofdzaak plaats bij huishoudens. Gemeenten kunnen het toepassingsbereik van de regels specificeren per categorie dier en vanaf een bepaald aantal dieren. Dit artikel is dus nu al opgenomen in de geïntegreerde staalkaarten en wordt hierbij uitgebreid.
Let op: de twee paragrafen met regels voor geluidveroorzakende activiteiten (zie paragraaf 5.3.5 Geluidveroorzakende activiteit verrichten en Paragraaf 5.3.6 Geluidveroorzakende activiteit verrichten op een bedrijventerrein) zijn niet van toepassing wanneer geluidhinder door dieren thematisch wordt geregeld. De activiteit is immers geen activiteit met gebruiksruimte en valt hiermee niet onder het toepassingsbereik van de activiteiten die gebiedsgericht zijn geregeld in de geïntegreerde staalkaarten.
Loslopend vee en bijen (artikelen 2:62 en 2:64 model-APV)
Artikel 2:62 van de model-APV gaat zowel over bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig houden van dieren (vee). Het houden van bijen (artikel 2:64) kan ook zowel bij huishoudens als bij bedrijven plaatsvinden. Het oogmerk van deze regels is de verkeersveiligheid, niet het beschermen van het milieu. Daarom passen deze twee onderwerpen beter bij het thema ‘infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte’ (zie paragraaf 4.1.3 van de geïntegreerde staalkaarten).
Duiven (artikel 2:63 model-APV)
Ook artikel 2:63 van de model-APV gaat over zowel bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig houden van dieren. Voor het houden van duiven geldt het voorkomen en bestrijden van schade door dieren als hoofddoel. Het gaat hierbij met name dus om de bescherming van en het voorkomen van schade aan gewassen en vee door dieren. Daarom wordt dit onderwerp opgenomen onder het nieuwe thema ‘schadeveroorzakende activiteiten’.
K. Regeltype
In de model-APV zijn voor het houden van dieren regels opgenomen die een verbod en algemene regels inhouden en een regel die lijkt op een zorgplicht (voor loslopend vee). De verbodsbepaling en de algemene regels kunnen overgenomen worden in de omzetting van de regels.
NB: De mogelijkheid tot een ontheffing is niet meegenomen in de omzetting van regels. Met de generieke maatwerkbevoegdheid, bedoeld in artikel 5.3 van de geïntegreerde staalkaarten, kan immers al in een individueel geval worden afgeweken van de algemene regels.
Het gaat bij deze voorbeeldregels om de omzetting van vier verschillende artikelen die gaan over het houden van dieren en waarbij met name geprobeerd wordt om schade en hinder te voorkomen of te beperken. Om die reden kunnen de regels ook ondergebracht worden onder één activiteit: het houden van dieren. In dat geval kan ervoor gekozen worden de activiteit te reguleren door alleen een specifieke zorgplicht hiervoor op te nemen in de regels. Er kan dan in individuele gevallen handhavend opgetreden worden of invulling worden gegeven aan de specifieke zorgplicht met een maatwerkvoorschrift. Om hiervan een indruk te geven is een extra variant uitgewerkt in de voorbeeldregels waarbij alleen de specifieke zorgplicht is opgenomen. Voor deze variant is geen artikelsgewijze toelichting opgenomen, omdat deze ontleend kan worden aan de toelichting bij de voorbeeldregels per APV-activiteit die is omgezet.
Uit het voorgaande blijkt waarom is gekozen voor een thematische omzetting van de regels voor het houden van dieren. Ook blijkt dat de bepaling voor het houden van duiven niet omgezet hoeft te worden, omdat in paragraaf 5.2.41 van de geïntegreerde staalkaarten al een specifieke zorgplicht is opgenomen. Wel is het nodig om het aantal en de categorie dieren aan te geven in deze paragraaf om het toepassingsbereik van de regels te bepalen.
Voorbeeldtekst
Paragraaf 4.1.3 Infrastructuur en voor publiek toegankelijke ruimte
Artikel 4.x Bijen houden
Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.20, wordt bij het houden van bijen voldaan aan paragraaf 5.2.x Bijen houden.
Artikel 4.x Vee los laten lopen
Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.20, wordt bij het los laten lopen van vee voldaan aan paragraaf 5.2.x Vee los laten lopen.
Paragraaf 5.2.x Bijen houden
Artikel 5.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het houden van bijen.
Artikel 5.x Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het voorkomen van gevaar op de openbare weg; en
b. PM.
Artikel 5.246 Verbod houden van bijen
1. Het is verboden bijen te houden:
a. binnen een afstand van [aantal] meter van een woning of ander gebouw waarin overdag mensen verblijven;
b. binnen een afstand van [aantal] meter van de weg.
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing voor de bijenhouder die rechthebbende is op de woning of het gebouw, bedoeld in dat lid.
Paragraaf 5.2.x Vee los laten lopen
Artikel 5.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het los laten lopen van vee.
Artikel 5.x Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het voorkomen van gevaar op de openbare weg; en
b. PM.
Artikel 5.x Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 5.4, houdt voor het los laten lopen van vee [in ieder geval] in dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee de weg niet kan bereiken.
Paragraaf 4.1.x Schadeveroorzakende activiteiten
Artikel 4.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over schadeveroorzakende activiteiten.
Artikel 4.x Doelen
Voor activiteiten met betrekking tot infrastructuur gelden de volgende doelen:
a. het voorkomen of beperken van schade aan gewassen en vee door dieren;
b. PM.
Artikel 4.x Duiven houden
Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.x [Doelen], wordt bij het houden van duiven voldaan aan paragraaf 5.2.x Duiven houden.
Paragraaf 5.2.x Duiven houden
Artikel 5.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het houden van duiven.
Artikel 5.x Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het voorkomen en bestrijden van schade aan gewassen en vee door dieren; en
b. PM.
Artikel 5.x Verbod uitvliegen duiven
Een duif mag niet uitvliegen:
a. tussen 08.00 en 18:00 uur; en
b. gedurende [5 april tot en met 15 mei].
Paragraaf 4.1.6 Milieu
Artikel 4.48 Activiteiten aan huis
1. Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.44, wordt bij de volgende milieubelastende activiteiten voldaan aan paragraaf 5.2.41 Milieu - algemeen, als ze alleen worden verricht bij een huishouden of bij het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis:
a. het bewerken van metaal;
b. het maken of bewerken van:
1. glas;
2. keramiek; en
3. steen, zand, grind of kalk;
c. het maken van verf, lak, drukinkt, lijm, schoonmaakmiddelen of cosmetica;
d. het maken of bewerken van papier, hout, textiel of leer;
e. het maken of bewerken van rubber of kunststof; en
f. het bedrukken van materialen met zeefdruk, vellenoffset, rotatieoffset, illustratiediepdruk of flexografie;
g. het maken, onderhouden, repareren of schoonmaken van vaartuigen of drijvende werktuigen [als dat geheel of gedeeltelijk op de wal of in een drijvend dok gebeurt];
h. het behandelen van de scheepshuid van vaartuigen of drijvende werktuigen om te voorkomen dat organismen zich onder het wateroppervlak daaraan vasthechten;
i. het houden van meer dan [x] honden of katten;
j. het houden van meer dan [x] knaagdieren;
k. het houden van meer dan [x] vogels; en
l. het houden van meer dan [x] zoogdieren, reptielen en insecten, anders dan bedoeld in onderdeel i en j.
2. Met het oog op de doelen, bedoeld in artikel 4.44, wordt bij het onderhouden, repareren, schoonmaken en ombouwen van gemotoriseerde voertuigen voldaan aan paragraaf 5.2.41 Milieu - algemeen, als dat niet voor derden wordt gedaan en als het alleen worden gedaan bij een huishouden.
3. Het eerste lid, aanhef en onder l, is niet van toepassing op activiteiten die onderdeel zijn van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Paragraaf 5.2.41 Milieu – algemeen
Artikel 5.243 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over milieubelastende activiteiten voor zover ze alleen worden verricht bij een huishouden of bij het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis.
Artikel 5.243a Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het voorkomen of beperken van geluid- en geurhinder;
b. het tegengaan van milieuverontreiniging;
c. het voorkomen van het aantrekken van ongedierte;
d. het beschermen van de bewoonbaarheid; en
e. het beschermen van de gezondheid.
Artikel 5.244 Specifieke zorgplicht
1. De zorgplicht, bedoeld in artikel 5.4, houdt voor milieubelastende activiteiten [in ieder geval] in dat:
a. alle passende preventieve maatregelen tegen milieuverontreiniging worden getroffen;
b. alle passende preventieve maatregelen ter bescherming van de gezondheid worden getroffen;
c. geen significante milieuverontreiniging wordt veroorzaakt;
d. voor zover verontreiniging van de bodem ontstaat: herstel van de bodem redelijkerwijs mogelijk blijft; en
e. afvalstoffen worden afgevoerd na beëindiging van een activiteit.
2. De zorgplicht, bedoeld in artikel 5.4, houdt [in ieder geval] ook in dat:
a. alle passende preventieve maatregelen tegen lichthinder worden getroffen;
b. de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater wordt beschermd;
c. afvalwater doelmatig wordt beheerd;
d. afvalstoffen doelmatig worden beheerd; en
e. de duisternis en het donkere landschap worden beschermd.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
4. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 5.245 Verbod houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Met het oog op het beschermen van de gezondheid is het verboden dieren te houden in <deelgebied verbod houden dieren>, als er sprake is van meer dan:
a. [x] [soort dier];
b. [x] [soort dier]; en
c. PM.
Variant met alleen een zorgplicht
Paragraaf 5.2.x Houden van dieren
Artikel 5.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het houden van zoogdieren, vogels, reptielen en insecten.
Artikel 5.x Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
a. het voorkomen van gevaar op de openbare weg;
b. het voorkomen of beperken van schade aan gewassen en vee door dieren; en
c. het voorkomen van schade aan de gezondheid.
Artikel 5.x Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 5.4, houdt voor het houden van dieren [in ieder geval] in dat:
a. alle passende preventieve maatregelen tegen het ontstaan van gevaarlijke situaties in het verkeer worden getroffen;
b. alle passende preventieve maatregelen tegen schade aan gewassen en vee worden getroffen; en
c. alle passende preventieve maatregelen tegen schade aan de gezondheid worden getroffen.
Artikelsgewijze toelichting
Paragraaf 5.2.x Bijen houden
Artikel 5.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het zowel bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig houden van bijen.
Artikel 5.x Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels voor activiteiten aan huis zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.x Verbod houden van bijen
Het vliegen van bijen kan, als de kasten of korven dicht aan de weg geplaatst zijn en op zodanige wijze dat de ‘aanvliegbanen’ hiervan over de weg lopen, gevaar voor de veiligheid van de weg opleveren. Dit gevaar kan meestal met eenvoudige middelen, zoals het verleggen van de aanvliegroute door het plaatsen van een afscheiding, worden teruggebracht.
Het zal echter kunnen voorkomen dat omwonenden op hun erf of zelfs in huis van de bijen overlast ondervinden, waartegen minder gemakkelijk maatregelen zijn te treffen. Vooral in de bebouwde kom van een gemeente kan in sommige gevallen het houden van bijen daarom onaanvaardbaar zijn. Hoewel in dit geval geen gedraging of toestand ‘op de openbare weg of op een andere voor het publiek toegankelijke plaats’ valt aan te wijzen, kan men toch van oordeel zijn dat de gewraakte situatie haar terugslag kan hebben op ‘openbare belangen’.
Met het overnemen van de verbodsbepaling is dit artikel een omzetting van artikel 2:64 van de model-APV, zoals deze gold vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
NB: Met de generieke maatwerkbevoegdheid, bedoeld in artikel 5.3, kan in een individueel geval afgeweken worden van deze algemene regels.
Paragraaf 5.2.x Vee los laten lopen
Artikel 5.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het zowel bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig los laten lopen van vee. De paragraaf gaat ook over het houden van landbouwhuisdieren als bedoeld in paragraaf 3.6.1 van het Bal. Deze paragraaf behartigt echter andere belangen dan het Bal, dus er is geen sprake van een maatwerkregel.
Artikel 5.x Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels voor activiteiten aan huis zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.x Specifieke zorgplicht
Herhaaldelijk gebeuren er verkeersongelukken doordat een paard, een koe of een ander dier uit het weiland is gebroken en zich op de weg bevindt. In dit artikel is daarom een zorgplicht opgenomen om dit zoveel mogelijk te voorkomen. Hiermee is dit artikel een omzetting van artikel 2:62 van de model-APV, zoals deze gold vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
NB. Met de generieke maatwerkbevoegdheid, bedoeld in artikel 5.3, kan in een individueel geval invulling worden gegeven aan de specifieke zorgplicht.
Paragraaf 5.2.x Duiven houden
Artikel 5.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het zowel bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig houden van duiven.
Artikel 5.x Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels voor activiteiten aan huis zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.x Verbod uitvliegen duiven
Verwilderde duiven veroorzaken in het voorjaar nogal wat schade aan jonge gewassen doordat zij akkerbouwgebieden als foerageerplaats gebruiken (zie voor meer uitleg over faunaschade door duiven deze webpagina van BIJ12. Deze bepaling geeft de mogelijkheid om tussen 1 maart en 1 juni een periode aan te wijzen, die bijvoorbeeld kan variëren van een week tot een dag per week, waarin de eigenaren of bezitters van duiven verplicht zijn de duiven binnen te houden. Dit geeft jagers de mogelijkheid om het verwilderde duivenbestand uit te dunnen. In overleg met de colleges van omliggende gemeenten en de diverse postduivenverenigingen kan deze periode jaarlijks vastgesteld worden.
De periode van 1 maart tot 1 juni moet in het delegatiebesluit komen te staan, omdat de begrenzing van de periode een instructie is van de raad aan het college. Het volgende kan opgenomen worden in het delegatiebesluit:
Het college kan op grond van het delegatiebesluit in [Artikel 5.x Verbod uitvliegen duiven] het tijdvak wijzigen, mits dat tijdvak tussen 1 maart en 1 juni ligt.
Met het overnemen van de verbodsbepaling is dit artikel een omzetting van artikel 2:63 van de model-APV, zoals deze gold vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
NB: Met de generieke maatwerkbevoegdheid, bedoeld in artikel 5.3, kan in een individueel geval worden afgeweken van deze algemene regels.
Paragraaf 4.1.6 Milieu
Artikel 4.48 Activiteiten aan huis
In dit artikel wordt op bepaalde milieubelastende activiteiten aan huis paragraaf 5.2.41 van toepassing verklaard. Reden voor deze aanwijzing is dat dan de zorgplicht ervoor wordt ‘aangezet’ en de mogelijkheid ontstaat om maatwerkvoorschriften te stellen. De gekozen voorbeelden betreffen beroepen/bedrijven aan huis, hobby’s en een direct woon-gerelateerde activiteit.
Voor de beroepen/bedrijven aan huis en hobby’s is gekozen voor voorbeelden die nu in de praktijk regelmatig tot klachten van omwonenden leiden: ambachtelijke activiteiten en het houden van dieren. Voor hobby’s speelde volgens het recht zoals dat gold vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet de vraag of de activiteit een inrichting is, maar dat is onder de Omgevingswet niet meer aan de orde.
In dit artikel worden allereerst kleinschalige ambachten aan huis genoemd waarbij stoffen en materialen worden bewerkt. Deze activiteiten zijn complementair aan de door het rijk aangewezen milieubelastende activiteiten in de Bal-paragrafen § 3.4.4 Metaalproductenindustrie, § 3.4.5 Minerale producten industrie, § 3.4.6 Chemische producten industrie, § 3.4.7 Papierindustrie, houtindustrie, textielindustrie en leerindustrie, § 3.4.9 Rubberindustrie en kunststofindustrie en § 3.4.10 Grafische industrie. (Het is verstandig om het complementaire karakter expliciet in de toelichting van het omgevingsplan te vermelden.)
Het gaat om activiteiten uit het Bal waarvoor het Bal ‘bij een huishouden of bij beroep/bedrijf aan huis’ uitzondert. Daartussen zitten er echter een aantal waarvan de verwachting is dat deze niet voorkomen in een woonwijk. Voor deze staalkaart zijn de Bal-activiteiten uit de hiervoor genoemde paragrafen gebundeld waarbij de niet-verwachte activiteiten zijn weggelaten. Mochten die in zeer uitzonderlijke gevallen toch voorkomen, geldt daarvoor altijd de algemene zorgplicht uit de Omgevingswet.
In dit artikel worden ook activiteiten aangewezen die complementair zijn aan Bal-mba’s uit de Bal-paragraaf § 3.8.4 Garage, autoschadeherstelbedrijf, autowasstraat, carrosseriebouw en § 3.4.11 Scheepswerven. (Het is verstandig om het complementaire karakter expliciet in de toelichting van het omgevingsplan te vermelden.) Ook hier geldt dat de Bal-activiteiten uit deze hiervoor genoemde paragrafen enigszins zijn gebundeld.
Het houden van dieren in woonwijken is soms een probleem waarvoor de gemeente mogelijk in een omgevingsplan regels zou willen stellen. Reden voor de aanwijzing is dat daarmee de zorgplicht wordt ‘aangezet’ en de mogelijkheid ontstaat om maatwerkvoorschriften te stellen voor het houden van dieren. Bij het kleinschalig houden van dieren aan huis kan een gemeente kwantitatieve drempels aangeven. Ter vergelijking: het Bal maakt hier geen uitzondering voor ‘bij een huishouden of bij beroep/bedrijf aan huis’. Wel stelt het Bal kwantitatieve ondergrenzen en daarnaast een kwalitatieve afbakening doordat het Bal spreekt van ‘landbouwhuisdieren’.
Aan het eerste lid van artikel 4.48 van de al gepubliceerde geïntegreerde staalkaarten zijn zoogdieren toegevoegd, zodat de regels ook gelden voor andere zoogdieren dan honden, katten en knaagdieren. Ook zijn reptielen en insecten toegevoegd aan hetzelfde artikel om de dierencategorieën uit te breiden en daarmee het toepassingsbereik van het artikel. Gemeenten kunnen het toepassingsbereik van de regels verder specificeren per categorie dier en vanaf het aantal dieren.
Paragraaf 5.2.41 Milieu – algemeen
Artikel 5.243 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over kleinschalige ambachten aan huis waarbij stoffen en materialen worden bewerkt en het houden van bepaalde dieren in bepaalde hoeveelheden wordt aangewezen als milieubelastende activiteiten.
Artikel 5.243a Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels voor activiteiten aan huis zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.244 Specifieke zorgplicht
De formulering van het eerste lid van dit artikel is gebaseerd op de specifieke zorgplicht voor mba’s uit het Bal (maar dan exclusief de zorgplicht t.a.v. lozingsactiviteiten uit het Bal). Vervolgens is deze aangevuld in het tweede lid met onderdelen van de zorgplicht uit de bruidsschat en het Activiteitenbesluit.
Het Activiteitenbesluit is komen te vervallen met inwerkingtreding van de Omgevingswet. Een aantal plichten uit de zorgplichtbepalingen van het Bal, de bruidsschat en het Activiteitenbesluit voeren te ver voor de kleine mba’s waar deze paragraaf op van toepassing is, zoals de plicht om BBT toe te passen en de plichten over bemonstering en metingen. Deze zijn daarom niet opgenomen in deze ‘basiszorgplicht’.
Voor een goed begrip van de zorgplicht is van belang dat het Bal (en bij deze dus ook deze geïntegreerde staalkaarten) uitgaat van het ‘(milieu)verontreiniging’-begrip uit de Richtlijn Industriële Emissies (RIE of IPPC). Daarin is ‘verontreiniging’ gedefinieerd als: “de directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen, trillingen, warmte of geluid in lucht, water of bodem die de gezondheid van de mens of de milieukwaliteit kan aantasten, schade kan toebrengen aan materiële goederen, dan wel de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik kan aantasten of in de weg kan staan”.
In het Activiteitenbesluit wordt in de zorgplicht apart aangegeven: enerzijds verontreiniging van de bodem, verontreiniging van de lucht en verontreiniging van het water en anderzijds geluidhinder, trillinghinder, geurhinder en lichthinder. Dit is voor milieukundigen ook de gebruikelijke terminologie. In het IPPC-begrip zijn geluidhinder, trillinghinder en geurhinder in het begrip verontreiniging opgegaan. Het begrip «verontreiniging» is overigens niet gedefinieerd in de Omgevingswet of in het Bal.
Artikel 5.245 Verbod houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het kan voor de omgeving hinderlijk zijn als iemand dieren houdt. Er moet kunnen worden ingegrepen als overlast of schade voor de volksgezondheid dreigt. Dan moeten belangen worden afgewogen. Daarom is gekozen voor het opnemen van een werkingsgebied om de plaatsen aan te wijzen waar het houden van bepaalde dieren overlast of schade voor de volksgezondheid veroorzaakt.
Ook wordt in dit verband nog gewezen op de Omgevingswet, waarin onder meer regels worden gegeven ter bescherming van dieren. De Omgevingswet geeft namelijk regels over flora- en fauna-activiteiten om soorten te beschermen. De regels in het omgevingsplan moeten hiermee in overeenstemming zijn.
Met het overnemen van de verbodsbepaling is dit artikel een omzetting van artikel 2:60 van de model-APV, zoals deze gold vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
NB: Met de generieke maatwerkbevoegdheid, bedoeld in artikel 5.3, kan in een individueel geval worden afgeweken van deze algemene regels.
Variant met alleen een zorgplicht
Paragraaf 5.2.x Houden van dieren
Artikel 5.x Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het zowel bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig houden van zoogdieren, vogels, reptielen en insecten.
Artikel 5.x Oogmerken
De oogmerken geven de achterliggende redenen aan met het oog waarop de regels voor activiteiten aan huis zijn gesteld en dus welke belangen dienen te worden beschermd.
Artikel 5.x Specifieke zorgplicht
Met een specifieke zorgplicht kan het (zowel bedrijfsmatig als niet-bedrijfsmatig) houden van zoogdieren, vogels, reptielen en insecten gereguleerd worden wanneer dit hinder en schade veroorzaakt voor de omgeving. Degene die de activiteit verricht is dan gehouden om alle redelijkerwijs te treffen maatregelen te nemen ter voorkoming of beperking van de hinder of schade. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan vliegende bijen die gevaar voor de veiligheid van de weg kunnen opleveren, verwilderde duiven die in het voorjaar schade aan jonge gewassen veroorzaken, doordat zij akkerbouwgebieden als foerageerplaats gebruiken of het houden van dieren die op een andere wijze hinder of schade kunnen veroorzaken.