Per 1 januari 2026 is het voldoende is om bij aanvraag en in situaties waarbij sprake is van nieuw verkregen vermogen te bezien of het totale vermogen onder de vermogensgrens blijft. Een exacte vaststelling van het vermogen is niet meer nodig. Ook versoepelt de inlichtingenplicht: een toename in bezit tot de vermogensgrens, hoeft de inwoner niet langer actief te melden.
Hoofdlijnen
- Treedt in werking per: 1-1-2026 (fase 1)
- Was: Vermogensstaffeling op basis van bij aanvraag vastgesteld vermogen
- Wordt: Vaststellen dat het vermogen onder de vermogensgrens ligt
- Wetsartikel: Artikel 34, Participatiewet
- Verplichte wijziging: Ja
- Beleids- en uitvoeringsimpact: Beperkt
- Gericht op consulenten die moeten toetsen of iemand (niet) over in aanmerking te nemen vermogen beschikt
- Anders dan voorheen is een globale vaststelling van het vermogen veelal voldoende (de vraag of het vermogen lager is dan de vermogensgrens moet met een ja of nee beantwoord kunnen worden). Gemeenten kunnen – indien gewenst - ook vasthouden aan de staffelmethode, alleen bij overstijgen van de vermogensgrens op basis van de staffelmethode hoeven ze niet direct over te gaan tot beëindiging, maar is op dat moment een nieuwe vermogensvaststelling nodig. Op basis daarvan beoordeelt een gemeente of uitkering inderdaad moet beëindigd worden of niet.
- Communicatie-uitingen met uitleg nieuwe regeling
- Lokale verordening: Nee
- Lokaal beleid: Nee
- Fiscale impact: Nihil.
- Impact op toeslagen: Nee
- ICT-impact: Nihil
- Bestandsonderzoek en selectie lopende gevallen nodig: Nee
- Nieuwe beschikking nodig: Nee
Waarom is deze wijziging onderdeel van de Participatiewet in Balans?
De wetgever wil het werken met vermogensaanwasruimte en de daaraan gekoppelde staffelmethode loslaten. De wijze waarop met vermogen wordt omgegaan binnen de Participatiewet wijkt op bepaalde punten af van de maatschappelijke beleving. Dit kan tot knelpunten leiden. Daarnaast volgt uit een beleidsanalyse dat de huidige systematiek ondoorzichtig is. De regering acht dit onwenselijk en stelt daarom voor om niet langer met de zogenaamde vermogensaanwasruimte te werken, maar juist steeds het daadwerkelijke vermogen van bijstandsgerechtigde te nemen voor de bepaling of het recht op bijstand gecontinueerd kan worden.
Bij het vaststellen van het daadwerkelijk vermogen wordt niet alleen gekeken naar de aanwas van het vermogen maar ook naar de schulden van de bijstandsgerechtigde.
Wat betekent dit voor gemeenten?
Gemeenten geven aan dat de voorgestelde werkwijze eenvoudiger is voor de gemeente en eenvoudiger is uit te leggen aan de inwoner, zowel bij aanvang van de bijstand als tijdens de bijstandsperiode. Het onderzoek zelf kost structureel iets meer tijd: er zijn meer gegevens nodig om vermogen vast te stellen. Daar staat tegenover dat dreigende schulden sneller in beeld komen.
Deze wijziging vraagt:
- Heldere communicatie door gemeenten om bijstandsgerechtigden te informeren over de nieuwe werkwijze.