Situatieschets: uitbreiding van aantal kindplaatsen bij een BSO-locatie

Een kinderopvanghouder heeft bij de gemeente verzocht om uitbreiding van het aantal kindplaatsen voor een geregistreerde BSO. De extra opvangplekken worden echter niet toegevoegd aan de in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde BSO-locatie, maar op een nabijgelegen locatie voor dagopvang.

Combinatie van opvangvormen op één opvanglocatie

De houder geeft aan dat hij op beide locaties kinderopvang aanbiedt en zelf mag kiezen welke vormen dat dan zijn. De Raad van State (RvS) stelt hierover het volgende: er mag op één locatie zowel dagopvang als BSO aangeboden worden, mits voor beide kinderopvangvormen een aanvraag voor exploitatie is gehonoreerd en beide voorzieningen afzonderlijk zijn geregistreerd in het LRK. 

De rechtbank verwijst in dit verband terecht naar de door het college aangehaalde regelgeving. Daarin wordt uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen kindercentra waar dagopvang plaatsvindt en kindercentra waar BSO plaatsvindt.

Geen uitbreiding binnen één opvanglocatie

De RvS stelt dat er binnen het verzoek van de houder tot uitbreiding geen sprake is van uitbreiding binnen één opvanglocatie of vestiging. Elk kindercentrum is een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007 (hierna: de Handelsregisterwet). Dat het college aansluiting mocht zoeken bij laatstgenoemde bepaling, volgt uit artikel 1, eerste lid, van het Besluit registers. 

De essentie van het ‘vestigingsbegrip’ in de Handelsregisterwet

De Handelsregisterwet definieert een vestiging als 'een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt'. Vervolgens heeft de KvK het vestigingsbegrip uitgewerkt voor zorginstellingen. Die informatie is breder toepasbaar en in de uitspraak kinderopvang door de RvS ook bevestigd.

In de uitwerking van de Kamer van Koophandel (KvK) is vastgelegd wanneer er sprake is van één vestiging of meerdere vestigingen. Dit wordt mede bepaald door de fysieke verbinding tussen gebouwen, zoals een loopbrug of gang.

• Eén vestiging: Als de gebouwen met elkaar verbonden zijn en in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) één gezamenlijk adres hebben, wordt dit beschouwd als één vestiging.
• Ook één vestiging: Wanneer de gebouwen ieder een eigen BAG-adres hebben, maar er één gezamenlijke hoofdingang wordt gebruikt, geldt dit eveneens als één vestiging. In dat geval wordt het adres van de hoofdingang als vestigingsadres aangehouden.
• Meerdere vestigingen: Als de gebouwen elk een eigen BAG-adres én een eigen hoofdingang hebben, worden ze gezien als afzonderlijke vestigingen.

Alleen sprake van één vestiging bij interne doorgang

Het adres waarop de voorgenomen uitbreiding van het aantal kindplaatsen van de BSO moet worden gerealiseerd, behoort niet tot de geregistreerde BSO vestiging. De uitbreiding is namelijk toegevoegd aan de nabijgelegen dagopvang en er is geen sprake van een inpandige interne doorgang tussen het pand van de BSO en het pand van de dagopvang. Beide panden hebben ook nog een eigen hoofdingang. Conclusie is dan dus; er is alleen sprake van één vestiging als aparte panden een interne doorgang hebben, die zonder belemmering gebruikt kan worden door personeel, ouders en kinderen.

In deze casus moet de houder een aanvraag tot exploitatie van een BSO op het andere adres aanvragen als hij de kindplaatsen voor de BSO aan de nabijgelegen locatie voor dagopvang wil uitbreiden. Wordt die toegekend dan is er op de nabijgelegen locatie voor dagopvang vanaf dat moment ook een BSO gevestigd en kunnen daar ook BSO-kinderen worden opgevangen.

Meer informatie 

• Lees de hele uitspraak op de website van Rechtspraak.nl
• Voor informatie over vestigingsbegrip KvK: Inschrijving vestigingen van zorginstellingen | KVK