VNG Magazine nummer 13, 11 september 2020

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Jiri Büller

De opschalingskorting die voor twee jaar is bevroren, een fors tweede corona-steunpakket: het zorgt voor dooi in de kille relatie tussen Rijk en gemeenten. Minister Kajsa Ollongren is blij dat er nu wat rust is gecreëerd.
 

Kajsa Ollongren

Een digitale algemene ledenvergadering van de VNG. Het is voor iedereen even wennen, ook voor de minister van Binnenlandse Zaken die gewend is een volle zaal met gemeentebestuurders elk jaar vanaf het podium toe te spreken. 25 september zal Kajsa Ollongren het vanwege corona houden bij een digitale speech.
Dat heeft voordelen, ze wordt dan tenminste niet ter plekke van repliek gediend door VNG-voorzitter Jan van Zanen. Want de laatste tijd boterde het niet altijd tussen het kabinet en de gemeenten. Wethouders, burgemeesters en raden schreven hun vingers blauw aan brandbrieven, petities en moties om structureel meer geld voor gemeenten beschikbaar te stellen.
De rimpelingen in de betrekkingen tussen de lokale overheden en ‘hun’ minister van BZK lijken nu voor een deel gladgestreken. Eind augustus maakte het kabinet bekend dat er voor de lokale overheden een aanvullend, breed samengesteld steunpakket beschikbaar komt: nog eens 777 miljoen euro als compensatie voor uitgaven en gederfde inkomsten als gevolg van de coronacrisis. Het totale steunpakket komt daarmee dit jaar op ruim 1,5 miljard euro. 

Dat kwam als een verrassing…
‘Vanaf het begin van de crisis was de boodschap van het kabinet aan gemeenten al: we realiseren ons dat het jullie geld gaat kosten en we vinden dat jullie daarvoor moeten worden gecompenseerd. Maar niemand wist toen al waar we mee te maken hadden. Inmiddels is duidelijk dat de effecten nog wel even zullen duren. Daarom komt er nu extra geld voor belangrijke lokale voorzieningen die gewoon overeind moeten blijven. In het eerste steunpakket was al aandacht voor sportverenigingen, nu ook voor buurthuizen en vrijwilligersorganisaties als speeltuinen en scouting. En we kijken vooruit, naar de verkiezingen. Stel dat we in maart, bij de Tweede Kamerverkiezingen, nog in deze situatie zitten, met alle beperkingen, dat betekent nogal wat. Daar moeten gemeenten nu mee aan de slag gaan. Sommige stemlocaties zijn niet geschikt, daar moeten andere voor worden gevonden, de organisatie van stembureaus moet anders vanwege de anderhalvemeterregel. Dat kost allemaal geld.’

De reactie van Jan van Zanen laat zich raden: mooie woorden, maar dit pakket is geen structureel geld.
(Lacht) ‘Dan zal ik hem even herinneren aan de opschalingskorting, waarvan de oploop voor de komende twee jaar is geschrapt. Daarvan zal Jan van Zanen ook hebben gedacht: “Ik zég nou wel dat die van tafel moet, maar ik verwacht er niet veel van.” Ik ben heel blij dat we dat nu hebben gedaan, het was een reëel probleem en het is goed om daarover nu wat rust te creëren.’

Je kunt altijd tot het inzicht komen dat iets misschien niet redelijk was

Die opschalingskorting was jarenlang de olifant in de kamer. Gemeenten wilden van de korting af, maar het Rijk vond dat onbespreekbaar; de bezuiniging was nu eenmaal ingeboekt in het regeerakkoord. De korting was een bezuiniging van bijna een miljard euro die het vorige kabinet doorvoerde, in de verwachting dat gemeenten zouden fuseren en daarmee goedkoper zouden gaan werken. Die fusies gingen niet door, maar de korting bleef staan. Vorige maand maakte Ollongren ineens bekend dat ze voor 2020 en 2021 wordt geschrapt, waardoor de gemeenten onverwacht 230 miljoen euro kunnen opvoeren in hun begrotingen. 
‘Het is logisch dat je je op enig moment afvraagt of die korting nog wenselijk is’, zegt ze. ‘We zagen dat gemeenten dreigden te moeten interen en bezuinigen om hun reguliere taken te kunnen uitvoeren. Dat is ook niet goed. Maar we kunnen de opschalingskorting nu niet zomaar afvoeren. In maart zijn er verkiezingen. Dan is er een kabinetsformatie en dat is het moment waarop het financiële kader voor de komende jaren wordt vastgesteld. Dan moet je ook hiernaar kijken.’

Het is een ‘eerste stap’, was de reactie van de VNG.
‘Er spelen twee dingen: de gemeentefinanciën in het algemeen en de tekorten in het sociaal domein. Wat dat laatste betreft: daar is ook extra geld naartoe gegaan, 1 miljard over een aantal jaren. En we gaan nu goed kijken waarom het zo knelt, waarom de ene gemeente meer problemen heeft dan de andere. Daarnaast zag je dat gemeenten überhaupt worstelen: bijna 60 procent zit in de knel. Die constatering viel min of meer samen met de coronacrisis. We moesten ons eerst op de crisis focussen, maar tegelijkertijd zijn we het gesprek over de gemeentefinanciën blijven voeren. Toen hebben we gezegd: om de gemeenten te helpen, gaat de opschalingskorting voor twee jaar van tafel.’

En daarna?
‘De partijen die straks een coalitie vormen, zullen over dit soort structurele dingen moeten praten. Duidelijk is dat gemeenten een ongelofelijk belangrijke rol hebben, die ze goed moeten kunnen vervullen. Je zult dan moeten bekijken welke financiële armslag daarvoor nodig is. Wat kan via het gemeentefonds worden gefinancierd, waar kunnen ze eigen inkomsten vandaan halen? De discussie over vergroting van het eigen belastinggebied komt ongetwijfeld ook terug.’

Deze kwestie speelt al jaren. Waarom bewoog het kabinet niet eerder, toen er nog geen verkiezingen voor de deur stonden?
‘Je kunt altijd tot het inzicht komen dat iets misschien niet redelijk was, maar de financiële kaders van zo’n kabinetsformatie zijn toch redelijk leidend. Maar kijk naar de jeugdzorg, daarvan hebben we gezegd: het knelt inderdaad, dus extra geld erbij. Dat hebben we kunnen oplossen.’

We hebben het als overheden samen gedaan

Feit blijft dat gemeenten nu en de komende jaren moeite zullen hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Er zijn wethouders opgestapt omdat ze de bezuinigingen niet langer voor hun rekening willen nemen, het animo om raadslid te worden daalt. Worden wethouders en raadsleden overvraagd?
‘Er wordt heel veel van gemeenten verwacht. Tegelijkertijd wil ik herinneren aan het begin van deze kabinetsperiode, toen er een enorm accres naar de medeoverheden ging. Een heel groot deel daarvan is bij de gemeenten beland. Maar dat gemeenten de overheid zijn die het dichtst bij de mensen staat en het best weten wat er lokaal nodig is, dat blijf ik een sterke filosofie vinden. Dan moet je goed zoeken naar de juiste verhoudingen en daar zit soms spanning op.’

Begrijpt u de frustratie van gemeenten dat zij steeds meer een uitvoeringsloket van het Rijk worden en weinig ruimte hebben voor een eigen beleid?
‘Je moet ruimte maken voor gemeenten om eigen afwegingen te kunnen maken en te kunnen doen wat bij ze past. We proberen gemeenten die ruimte te geven. Een goed voorbeeld zijn de woondeals waarin maatwerk centraal staat. Ook met de Omgevingswet houden we nadrukkelijk rekening met de positie van gemeenten. Dat zij uitvoerder zijn van een heleboel dingen, is een feit. Het is ook iets om trots op te zijn: je bent de eerste plek waar mensen naartoe komen.’

U komt uit het lokaal bestuur, net als veel van uw collega’s. Gemeenten hoopten: dit wordt óns kabinet. Dat viel tegen, maar nu liggen de kaarten weer anders. Wat wordt uw boodschap op 25 september? Gemeenten, dit kabinet is jullie vriend?
‘Mijn insteek zal dezelfde zijn als elk jaar (zie hieronder, red.): we trekken aan dezelfde kant van het touw. En ja, ik ben trots op de gemeenten, hoe ze de afgelopen maanden in de coronacrisis hebben gedaan wat ze moesten doen, onder moeilijke omstandigheden. We hebben het als overheden samen gedaan, vanuit een houding van collegialiteit.’

Wie is...

Kajsa Ollongren
is sinds oktober 2017 minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en vicepremier. Daarvoor was ze wethouder en locoburgemeester in Amsterdam. Eerder werkte ze als topambtenaar bij verschillende ministeries. Ollongren is lid van D66.