Veel initiatieven van burgers en bedrijven hebben gevolgen voor de leefomgeving. De Omgevingsvergunning toetst vooraf op basis van de regels of de initiatieven mogelijk zijn. Initiatiefnemers kunnen via één aanvraag bij één loket de vergunning krijgen.

Door de vergunningverlening zo simpel mogelijk te houden, duren procedures niet onnodig lang. De reguliere termijn is straks acht weken. Complexe activiteiten worden bij AMvB aangewezen en volgen een langere procedure.

    • Onder de Omgevingswet zullen de algemene rijksregels minder vergunningplichten voor activiteiten bevatten. Voor de meest voorkomende activiteiten, zoals milieubelastende activiteiten en bouwactiviteiten, geldt nog steeds een plicht om een omgevingsvergunning aan te vragen.
    • De aanvraag vindt in principe plaats bij één loket onder één bevoegd gezag, in de meeste gevallen is dat bevoegde gezag de gemeente, specifiek het college van b&w.
    • Onder de Wabo werd het al mogelijk om vergunningaanvragen voor bouw, milieu, cultuurhistorie en ruimtelijke ordening te bundelen. De Omgevingswet breidt dit verder uit met vergunningaanvragen uit bijvoorbeeld de domeinen water, ontgrondingen, rijkswaterstaatwerken, het spoor, de luchtvaart, archeologie en monumenten en sommige vergunningen uit lokale verordeningen.
    • Voor vergunningaanvragen voor activiteiten in en rond beschermde natuurgebieden en met mogelijke gevolgen voor beschermde soorten, blijft de provincie (het college van GS) het bevoegd gezag.

    De initiatiefnemer heeft zelf de regie over het doen van een aanvraag. Zo kan iemand ervoor kiezen om eerst een vergunning aan te vragen voor het oprichten van een bepaald bouwwerk in het algemeen, en nadat de vergunning daarvoor is verleend een vergunning aanvragen voor de gedetailleerde uitwerking van het op te richten bouwwerk. Omdat de eerste aanvraag globaler kan zijn, hoeft ook minder gedetailleerd onderzoek plaats vinden waardoor de onderzoekskosten daarbij lager zullen zijn.

    Voor de tweede aanvraag kan datzelfde gelden, omdat initiatiefnemer kan wachten tot de omstandigheden duidelijker zijn, de aanvraag meer kan worden toegespitst en het onderzoek minder breed hoeft te zijn. Initiatiefnemers kunnen dus ook strategisch omgaan met een vergunningaanvraag.

    Veel initiatieven van burgers en bedrijven hebben gevolgen voor de leefomgeving. De omgevingsvergunning toetst vooraf op basis van de regels of de initiatieven mogelijk zijn. De VNG heeft een Spiekbriefje omgevingsvergunning opgesteld. Het spiekbriefje geeft antwoord op de volgende vragen:

    • Wat zijn verplichtingen zonder keuzemogelijkheden?
    • Waar heeft u als gemeente een verplichting met een keuzemogelijkheid?
    • Waar heeft u keuzes indien het relevant is in uw gemeente?
    • Waar heeft u geen verplichting, enkel een keuze?

    Op basis van de spiekbriefjes zijn voor een aantal belangrijke keuzes de mogelijke gevolgen en effecten uitgewerkt.

    Het spiekbriefje geeft geen compleet overzicht van alle eisen en keuzemogelijkheden, maar maken de meest relevante onderwerpen voor de omgevingsvergunning inzichtelijk.

    Meer informatie

    Met de Omgevingswet verandert het gemeentelijk adviesstelsel. De welstandscommissie of monumentencommissie verdwijnt, er komt een verplichte adviescommissie omgevingskwaliteit. Deze commissie heeft in ieder geval tot taak te adviseren over de aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een rijksmonumenten. Daarbij kunnen gemeenten zelf bepalen of ze de commissie aanvullend bevoegdheden geven om de omgevingskwaliteit te bevorderen, zoals adviseren over andere bouwwerken. In het omgevingsplan kan de raad bepalen in welke gevallen het vragen van advies aan de commissie verplicht is.  

    Bevoegdheden commissie vastgesteld door raad  

    De gemeenteraad moet vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet besluiten welke bevoegdheden deze commissie krijgt; alleen de wettelijke bevoegdheden rondom rijksmonumenten of bredere bevoegdheden. Het college van burgemeester en wethouders kan ook op eigen initiatief advies vragen over activiteiten of over beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. 

    Meer informatie