Gemeenten aan het woord over de invoering Omgevingswet

Door Henrike Geurkink, programmamanager Omgevingswet bij de gemeente De Ronde Venen

Henrike Geurkink

Zeg je ‘speelse werkvorm’ dan denk ik aan stickers plakken, overgooien met een bol wol in een zaal of iets meligs met moodboards. Japke-d. Bouma zou er een hilarisch boek  over kunnen schrijven. Maar toch is het niet allemaal onzin.  Met de gemeenteraad van De Ronde Venen gingen we onlangs aan het werk met het keuze-effecten model Omgevingswet. Aan het begin vroegen raadsleden nadrukkelijk: geef ons alle informatie om verantwoord keuzes te maken. In de loop van de avond hoorde je: ‘dit is precies de achtergrond die ik wil snappen, nu begrijpen we wat jullie aan het doen zijn.’

Met z’n allen staan we die avond rond een grote mat die op tafel ligt. Met aan de linker kant de te maken keuze. Bijvoorbeeld: willen we een omgevingsplan met hele strakke regels? Of maken we een flexibel plan? Op kleine kaartjes noteren raadsleden alle mogelijke effecten. Positieve effecten op een groen, negatieve op een rood kaartje. Hoeveel extra gemeentelijke capaciteit vraagt een keuze? Wat zijn de kosten voor een initiatiefnemer? Hoeveel kwaliteit levert het op? Hoe de effecten op elkaar inwerken, wordt zichtbaar door lijnen te trekken. Wat het zwaarst weegt scoren ze door fiches te verzamelen. Een serieus spel waar alle deelnemers in opgaan; en allengs groeit het inzicht.

Ik leerde het keuze-effectenmodel eerder kennen in drie workshops met gemeenten uit de regio. Het vertrekpunt was de vraag: wat gebeurt er financieel in de gemeente als de wet in werking treedt, wat zijn de effecten op de begroting? In drie bijeenkomsten met Paul Huigens van de VNG kregen we een methode aangereikt om gestructureerd de gevolgen in beeld te brengen van keuzes die je maakt rond de Omgevingswet. Het begon met een sessie gericht op algemene kennis van de  wet. In de tweede bijeenkomst gingen we aan de slag met het keuze-effectenmodel. Stel dat je kiest voor een geijkte beleidsrichting, bijvoorbeeld de meest uitgebreide participatie, wat levert dit dan op? In termen van kwaliteit en kosten? Participatie kost geld, levert het aan de achterkant ook geld op? Hoeveel kost het de initiatiefnemer? Hoeveel tevredenheid van inwoners krijg je? In de derde bijeenkomst werkten we met een kostenmodel, een excelsheet waarin de belangrijkste keuzes zijn gemodelleerd.

De methode bracht ons het besef dat er niet zoiets is als rechtlijnige keuzes, dat het één gevolgen heeft voor het ander. Dat alles een prijs heeft. Dat je de effecten van je keuzes systematisch en gestructureerd in kaart moet brengen. Een gouden manier van werken. In het programmateam hadden we laatst een flinke discussie. Moet een uitrit vergunningplichtig blijven? ‘Absoluut’, zei de jurist, anders gaat het mis onder het overgangsrecht van de Omgevingswet. ‘Nee,’ zeggen de uitvoerders, ‘een meldingsplicht volstaat en zo verminderen we administratieve lasten.’ Dit wordt het eerstvolgende onderwerp voor een sessie met het keuze-effectenmodel. Ik heb het opgeschreven om het voort te zeggen: gebruik het ook, het werkt als een tierelier!

Henrike Geurkink is programmamanager Omgevingswet bij de gemeente De Ronde Venen.