VNG Magazine nummer 6, 31 maart 2023

Tekst: Marten Muskee | Beeld: Shutterstock

Werk vertegenwoordigt meer dan alleen economische waarde. Wie vanuit brede welvaart kijkt, ziet ook maatschappelijke waarde en zingeving. Bijzonder hoogleraar Aleid Brouwer: ‘In een werkelijk inclusieve maatschappij is er anders dan bij ziekte geen reden om niet te kunnen werken.’
 

Brede welvaart

Veel mensen verrichten waardevol werk waar ze niet voor krijgen betaald. Daarnaast, terwijl er sprake is van een groot personeelstekort, heeft ruim een miljoen Nederlanders geen toegang tot de arbeidsmarkt. Hoe kun je dat inclusietekort opheffen en participatie te bevorderen?
Economisch geograaf Aleid Brouwer, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, ziet dat kansengelijkheid een rol speelt. Pas wanneer overheid, onderwijs en werkgevers dat echt serieus oppakken, doen ook de mensen mee die nu aan de zijlijn staan, niet per se in een fulltime baan in economische zin, maar ze doen wel mee. ‘Ik denk dat een basisinkomen daar een heel grote bijdrage aan kan leveren.’
Brouwer verwonderde zich al vroeg over de oneerlijke verschillen tussen landen, regio’s, plekken en mensen. Als kind wilde ze die ongelijkheid oplossen door bij een missie te gaan werken. Het werd een studie geografie. ‘Als je weet hoe die verschillen ontstaan, kun je ze ook oplossen’, stelt ze. Brouwer ziet een toekomst van kansengelijkheid en inclusie voor zich. ‘Er valt niet te sturen op voorkeuren en talenten, maar onderwijs zorgt voor minder onvrede en armoede, voor een meer gelijkwaardiger wereld waar iedereen prettig woont.’

Onbetaald werk
Veel activiteiten zoals ouderschap, mantelzorg, ouderenzorg en vrijwilligerswerk vallen volgens de bijzonder hoogleraar ook onder werk. Daar staat nu geen inkomen tegenover. Tegelijkertijd doet de overheid wel een beroep op mensen om samen de maatschappij te dragen. De ene ouder besteedt de zorg uit aan de kinderopvang en betaalt daarvoor. Een ander niet, maar die verricht óók werk. ‘Met een basisinkomen kunnen mensen bewust de keuze maken om zorgtaken uit te voeren, zonder het gevoel dat dit werk er niet toe doet. Onbetaald werk doet ertoe.’

Ik zie mensen met een handicap niet terug op de werkvloer

Diverse gemeenten experimenteren met een vorm van basisinkomen. Brouwer werkte voorheen bij NHL Stenden Hogeschool in Leeuwarden, en was daar betrokken bij het initiatief gedeeld kapitaal. Een groep legde geld in een potje waarmee één persoon een jaar lang een basisinkomen kreeg. Iedereen kon zich inschrijven, degene met het beste verhaal kreeg het. ‘Een zeer interessant experiment. Het zet echter geen zoden aan de dijk, het gaat slechts om enkele personen en het inkomen is voor één jaar dus niet structureel.’

Inkleuring
Een inclusieve samenleving vraagt om een andere benadering door de overheid, zegt Brouwer. Ouders die zorgen voor een gehandicapt kind moeten elke keer opnieuw zorggeld lospeuteren. Dat kost veel energie en het is altijd voor een bepaalde periode. Dat maakt het volgens Brouwer moeilijk om ook nog eens mee te doen op de arbeidsmarkt. ‘Het kind verandert niet in de zorghulpvraag, ouders hebben blijvend ondersteuning nodig. Waarom dan telkens opnieuw zorgbudget aanvragen?’ Haar advies: zorg voor budget totdat een kind volwassen is of in ieder geval voor meerdere jaren. Dan weten mensen waar ze structureel aan toe zijn en ontstaat ruimte in het hoofd om ook iets anders te doen. Datzelfde geldt voor mensen in een uitkering. ‘Die zijn veel tijd kwijt met het organiseren van hun leven om te kunnen blijven bestaan, met alle kans op stress of een burn-out. Kinderen uit gezinnen met problemen of weinig geld zijn meteen al achtergesteld op de lagere school.’
Iemand in een uitkeringssituatie telt nu niet mee op de arbeidsmarkt. Om die persoon mee te laten doen, mogen werkgevers de hand in eigen boezem steken, zegt Brouwer. Zijn werkgevers echt inclusief bezig, hebben ze inderdaad mensen met een handicap op de werkvloervloer, vraagt Brouwer zich af. Mensen in een rolstoel hebben altijd een achterstand bij het solliciteren. Meestal komen ze tijdelijk via een pilot aan het werk. De kans op ontslag is groot wanneer de subsidie ophoudt. Vervolgens moeten ze opnieuw allerlei subsidies zien te krijgen om te kunnen leven van een uitkering. ‘Geef die mensen gewoon een vast contract als ze de baan willen. Mensen met een handicap komen ook op mijn colleges. Ik zie ze vervolgens niet terug op de werkvloer. Waar blijven ze dan?’

Competenties
In deze tijd van grote transities is het belangrijk dat mensen flexibeler worden op de arbeidsmarkt. De overheid stuurt daarop. Brouwer vraagt zich af of mensen ook echt flexibel willen zijn. De vraag is ook of er straks voldoende banen zijn waarin mensen van de ene naar andere baan kunnen overstappen. Los daarvan vraagt elke baan andere competenties. Die moeten dan al vroeg via het onderwijs worden aangeleerd.
Als voorbeeld noemt ze kinderen die al uit de voeten kunnen met beeldschermapparatuur. Ze zijn echter vooral bedreven in alles wat op het scherm gebeurt, maar weten niets van de processen achter het scherm. In de toekomst ziet zij een tweedeling ontstaan tussen mensen die kunnen programmeren en mensen die dat niet kunnen. Tegelijkertijd wordt bij steeds meer banen vertrouwd op computerprogramma’s. Ook vaardigheden als ‘creativiteit’ en ‘buiten de box denken’ worden belangrijker. ‘Kinderen zullen op school ook praktische zaken moeten leren. Als we werkelijk willen dat mensen flexibel worden, begint het op alle niveaus van onderwijs en op de basisschool: rekenen, Nederlands, Engels en programmeren.’

Onderwijs zorgt voor minder onvrede en armoede 

 

Leven Lang Ontwikkelen (LLO) hoort daar ook bij: het continu blijven kijken naar alle competenties die iemand heeft. Zijn die voldoende om over vijf jaar nog steeds aantrekkelijk te zijn voor de arbeidsmarkt? Bij die verdere ontwikkeling hoeft het aldus Brouwer niet meteen om een arbeidscompetentie te gaan. ‘Persoonlijk welzijn is ook heel belangrijk om te functioneren op de arbeidsmarkt.’
Brouwer onderzoekt momenteel op regionale schaal enkele aspecten van LLO. ‘Het blijkt voor kleine bedrijven lastig om hun medewerkers vrij te roosteren voor scholing. Dat scheelt zo een dag productie in een klein team. Vraag is hoe de overheid het mkb daarin kan ondersteunen.’ Daarbij kijkt ze ook naar het cursusaanbod, en of de vraag daarnaar gestimuleerd is vanuit de werkende situatie.
Daarnaast vindt in Noord-Nederland een grote uitvraag plaats onder werknemers en niet-werknemers hoe zij de scholingsmogelijkheden zien. Weten ze ervan, maken ze er gebruik van? Is het aanbod afgestemd op de vraag en wil men überhaupt leren? Zo niet, waarom dan niet?

Brede welvaart
Volgens Brouwer worden de principes van brede welvaart in steeds bredere kring omarmd als richtinggevend voor een toekomstbestendige samenleving. Brede welvaartsindicatoren zijn op landelijk niveau gemeengoed geworden.  De regionale planbureaus geven daar nu ook invulling aan. De indicatoren krijgen een cijfer en dat levert een welvaartsindex op. Hoe daar vervolgens regionaal of lokaal handen en voeten aan te geven is ‘vooralsnog een ingewikkeld verhaal’. Elke regio kent zijn eigen geschiedenis die doorklinkt. Iedere regio vraagt ook om andere vaardigheden van bewoners, mede afhankelijk van de benodigde voorzieningen en het noodzakelijke werk.
De brede welvaartsmonitor Groningen is net uit en scoort niet zo goed. ‘Toch zijn we best tevreden, ondanks de aardbevingsproblematiek. Komt dat omdat we een optimistisch volkje zijn dat bewust geniet van de ruimte hier’, vraagt Brouwer zich af. ‘Of hebben we ons neergelegd bij het feit dat we het altijd wat minder hebben dan de rest? Eigenlijk moet je waarde geven aan zaken die geen monetaire waarde hebben zoals bezit en inkomen. We kijken nog steeds naar brede welvaart in termen van geld.’
Als voorbeeld noemt Brouwer de waarde van het basisinkomen voor iemand die mantelzorg verleent. Als dat is gerelateerd aan het aantal uren mantelzorg, dan kijk je weer naar de economische waarde, maar wat is de maatschappelijke waarde? ‘Hoeveel waarde heeft een dorpshuis in een krimpgebied? Het is duidelijk dat een kleine kern de exploitatie niet rondkrijgt. De overheid zet in op efficiëntie en stoot vervolgens de voorziening af. De  waarde van het dorpshuis voor de gemeenschap wordt losgelaten, terwijl die heel groot kan zijn omdat er verder niets is. Er is een systeemverandering nodig waarin zaken die ook waarde hebben niet per se omgerekend hoeven te worden naar monetaire waarde.’

In een reeks artikelen blikt VNG Magazine dit jaar vooruit naar Nederland en gemeenten in 2040, naar aanleiding van het initiatief van de VNG en De Argumentenfabriek om te werken aan een nieuw verhaal voor Nederland (toekomstnederland2040.nl). Dit is deel 4.

Eerder verschenen:
1. De vraag 'Wanneer is Nederland vol?' is niet langer een taboe
2. Verstedelijking: ‘Je kunt niet alles volplempen’
3. Lokale democratie in 2040: de opmars van de participerende burger

Aleid Brouwer is bijzonder hoogleraar Brede Welvaart en Kansen(on)gelijkheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dat combineert ze met een functie als senior onderzoeker brede welvaart bij kenniscentrum CMO STAMM en haar onderzoeksbureaus Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe.