Op welke manier veranderen de verantwoordelijkheden van raad en college van B&W door de invoering van de Omgevingswet? Hoe kan de gemeenteraad met de omgevingsvisie sturen op gewenste doelen? Wat zou de raad vooral wel moeten doen, en wat niet? Deze raadgever is bedoeld om u meer duidelijkheid te geven over de rolverdeling tussen de raad en het college van B&W binnen het instrumentarium van de Omgevingswet.
De omgevingsvisie en het omgevingsplan
De Omgevingswet bepaalt dat de gemeenteraad een omgevingsvisie en een omgevingsplan vaststelt. De omgevingsvisie gaat over de langere termijn en de opgaven waar de gemeente mee aan de slag gaat. In het omgevingsplan staan de regels voor de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld of een bepaalde activiteit in een gebied wel of niet is toegestaan en onder welke voorwaarden. Denk daarbij aan de aanleg van een weg, het bouwen van woningen, het kappen van bomen of het gebruiken van een perceel als horeca in plaats van als kantoor. In het omgevingsplan staan ook regels voor onder meer geluid, geur en trillingen. Bepaalde activiteiten zijn alleen toegestaan met een vergunning. In dat geval toetst het college van B&W de activiteit inhoudelijk aan het omgevingsplan en geeft dan wel of geen vergunning af. Omdat de raad verantwoordelijk is voor de omgevingsvisie en het omgevingsplan en het college van B&W voor de omgevingsvergunningen, is het belangrijk om te zorgen voor consistentie en heldere verdeling van rollen.
Controleren en sturen op gewenste doelen
Het college van B&W krijgt meer bevoegdheden bij de uitvoering van het beleid en de gemeenteraad is nadrukkelijker belast met het kader en het monitoren van de resultaten. Maar in essentie blijft de rolverdeling na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onveranderd. Met het bestaand raadsinstrumentarium (het indienen van amendementen, moties, schriftelijke/mondelinge vragen, interpellatie, recht van onderzoek en initiatief en de actieve informatieplicht van het college van B&W) houdt de gemeenteraad gedurende het beleids- en besluitvormingsproces vinger aan de pols en stuurt op de gewenste doelen. Met de omgevingsvisie en het omgevingsplan legt de raad de doelen en regels vast en stuurt op de realisatie hiervan. Over initiatieven en (bouw)plannen die passen binnen het omgevingsplan, maar waarvoor een vergunning is vereist, geeft het college van B&W eenvoudig en snel uitsluitsel.
Hoe om te gaan met initiatieven die afwijken van het omgevingsplan
Het is onmogelijk om alles van tevoren te voorzien. Misschien heeft een initiatiefnemer een plan dat niet in het omgevingsplan past, maar wel op de een of andere manier bijdraagt aan de gemeentelijke lange termijn opgaven. Ook kunnen er lokaal en landelijk ontwikkelingen zijn die het noodzakelijk maken om het omgevingsplan te actualiseren, zoals de behoefte aan meer woningen, kantoren of maatregelen voor klimaatadaptatie. Dan kan de gemeente twee dingen doen: het omgevingsplan wijzigen of voor een concreet initiatief van het omgevingsplan afwijken. De afwijkvergunning moet uiteraard bij voorkeur passen in het overige gemeentelijk beleid.
Het geven van bindend advies
De Omgevingswet geeft de gemeenteraad de mogelijkheid om over van tevoren aangewezen buitenplanse omgevingsplanactiviteiten het college van B&W te adviseren. Dat is een bindend advies; als het negatief is, dan mag het college de omgevingsvergunning niet verlenen. De gemeenteraad moet - vóórdat de Omgevingswet van kracht wordt - een besluit nemen over welke soorten activiteiten onder het adviesrecht vallen. Regelt de gemeenteraad niets, dan hoeft B&W niet naar de raad voor vergunningen voor activiteiten die in strijd zijn met het omgevingsplan. De gemeenteraad doet er bij het inrichten van het adviesrecht goed aan om mee te wegen dat de Omgevingswet als doel heeft om besluitvorming over initiatieven sneller en overzichtelijker te laten verlopen. Bespreek dus intern wat de consequenties zijn voor de vergadercyclus van de raad om te kunnen voldoen aan het behalen van de termijn van in principe acht weken.
Alle belangen wegen mee
Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. Participatie is zelfs bij de omgevingsvergunning een aanvraagvereiste. Gemeenten zullen participatiebeleid moeten formuleren en uitvoeren (onder meer de motiveringsplicht bij het maken van de omgevingsvisie en het omgevingsplan). Bij de aanvraag geeft de initiatiefnemer aan of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken. Als dit het geval is meldt hij ook hoe deze partijen zijn betrokken en wat de resultaten zijn. De gemeenteraad kan aangeven wanneer participatie verplicht is bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.
Er kan in de praktijk overlap zijn tussen de lijst van buitenplanse activiteiten waar de gemeenteraad over wil adviseren en buitenplanse activiteiten met verplichte participatie. Maar het zijn strikt genomen twee aparte lijsten, waar -eventueel gecombineerd- besluitvorming over moet plaatsvinden.
Tips voor de raad
- Maak een lijst die uitgaat van een ondergrens. Activiteiten ‘groter dan’ de ondergrens worden aan de raad voorgelegd ter advisering. Voor activiteiten ‘kleiner dan’ is geen advies van de raad nodig.
- Zorg dat de informatievoorziening over overwegingen, standpunten en afwegingen door de gemeenteraad en het college van B&W over aanvragen van omgevingsvergunningen die in strijd zijn met het omgevingsplan, werkbaar, transparant en toegankelijk is.
- Onderzoek op welke wijze de gemeenteraad al vanaf het moment dat een vergunningaanvraag wordt ingediend en gepubliceerd, kan worden geïnformeerd en in positie kan worden gebracht.