Laatst bijgewerkt: 23 juni 2025

VNG Magazine nummer 10, 27 juni 2025

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Henriëtte Guest/ANP

Wat echte armoede is, daar hebben de mensen die verantwoordelijk zijn voor armoedebeleid vaak geen flauw benul van. Geldgebrek is slechts het dunne, zichtbare laagje aan de oppervlakte. Gemeenten moeten veel meer op zoek gaan naar de diepere lagen van armoede, zegt Tim ’S Jongers.

Tim 'S Jongers

Zelf zal hij het niet snel zeggen, maar Tim ’S Jongers is in korte tijd uitgegroeid tot dé expert op het gebied van armoedebeleid. Drie boeken van zijn hand over dit thema zagen al het licht: Gezichten van een onzeker bestaan (2021), Beledigende broccoli (2022) en Armoede uitgelegd aan mensen met geld (2024). De rode draad: er gaapt een kloof tussen het, vaak goedbedoelde, armoedebeleid en de rauwe werkelijkheid. Zijn missie: de uitgangspunten van dat beleid aan de kaak stellen. 
Dat doet hij met zijn boeken, met theatershows en met lezingen, zoals op de VNG Kennisdag van 30 juni. ‘Ik wil dit thema uit het verdomhoekje halen. Met mijn laatste boek heb ik minimaal honderdduizend mensen bereikt, met mijn theatershows meer dan tienduizend. Ik merk dat ik gevoelige snaren raak.’
Hij noemt het ‘cynisch’ dat mensen massaal bereid waren 25 euro per kaartje neer te tellen voor zijn theatercollege. ‘Ik had vooraf ook mijn twijfels: probeer maar eens een zaal vol te krijgen voor een onemanshow over armoede. Maar ik was verrast door de diversiteit van de mensen die ernaartoe kwamen. Er is blijkbaar een drive om iets te doen en er meer van te weten. Ik ben opgeschoven van cynisme naar hoop.’
Het woord ‘cynisch’ komt vaker langs in het gesprek. Zoals over het begrip ‘bestaanszekerheid’, een prominent thema bij nagenoeg alle politieke partijen (althans: op papier, in verkiezingsprogramma’s), maar zelf ervaart ’S Jongers dat niet als een probleem. ‘Bestaansónzekerheid is het probleem, daar heeft niemand het over. Bestaanszekerheid is een belofte, bestaansonzekerheid is een opdracht om iets te doen aan de onderkant van de samenleving. Nu ligt er een volledig foute focus op de middenklasse, die mag vooral niet bestaansonzeker worden. De echte armoede, daar hoor je niemand over. Dat gaat veel verder dan een gebrek aan geld, dat is slechts de oppervlakte van armoede.’

Ze snappen de ballen van wat armoede echt is

Dubbel gevoel

In zijn laatste boek beschrijft hij hoe hij jonge hoogopgeleiden vaak een vurig pleidooi hoort houden voor een basisinkomen. Armoede wordt dan hét argument voor de invoering ervan. ‘Waarbij mij altijd opvalt: ze snappen de ballen van wat armoede echt is. Als we geen rekening houden met de mate waarin mensen nog controle op het eigen leven ervaren, zijn we met de gevolgen van armoede duurder uit.’
Toen ze nog wethouder in Tilburg was, leefde Tweede Kamerlid Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) een maand van een bijstandsuitkering, om te ervaren hoe het voelt om van heel weinig geld rond te moeten komen. ’S Jongers heeft daar een dubbel gevoel bij. Enerzijds brak ze met haar actie een lans voor het thema, anderzijds zit er ook iets denigrerends in, zegt hij: ‘Dan kom jij, als gegoede vrouw, vertellen hoe erg het is om ’s avonds chips te moeten eten. En als het echt iets voor haar heeft opgeleverd, als wethouder, waarom zou je daar dan de media mee opzoeken?  
‘Het Nibud heeft een serious game, Voor 1 dag arm. Dat spelletje duurt anderhalf uur en dan zou je weten hoe het is om in armoede te leven. Dat is zo’n ontkenning van wat armoede echt inhoudt. We doen allemaal ons best, maar soms is je bek houden het beste wat je kunt doen. En luisteren. Maar jezelf op de voorgrond zetten en aanschuiven aan alle talkshowtafels? Ik betwijfel of dat werkt.’

Bij de mens beginnen

Kijk naar de mens, zou hij gemeenteambtenaren en bestuurders willen adviseren. ‘Ga anders werken. Het klikt sympathiek: we gaan schulden afkopen en daarna kan iedereen verder met z’n leven, maar zo simpel is het niet. Wíj vinden die schulden dramatisch, maar voor de mensen die het betreft, is dat vaak de minste zorg. Zij hebben leren leven met schulden, en met schimmel op de muren, met lege koelkasten. Nee, de kinderen die constant ziek zijn, dáár zitten hun zorgen.’
Hij geeft het voorbeeld van een hulpverlener of ambtenaar die op huisbezoek komt en daar een alleenstaande moeder met drie kinderen aantreft, en drie matrassen op de vloer. Verder niets. ‘Waar komen dan die schulden vandaan? Boeit dat, op dat moment? Zou je niet eens met een koelkast beginnen, of zo? Wij creëren de probleemschets. En daar zit altijd hetzelfde idee achter: deze mensen moeten meer op ons gaan lijken. Als iedereen een hoogopgeleide, gezonde en tevreden burger is, dan komt het wel goed. De vraag of die mensen wel op ons wíllen lijken, wordt echter nooit gesteld. We zijn heel gewend om naar de problemen en het gedrag van mensen te kijken. Maar als we niet bij de mens beginnen, dan kunnen we niet eens beginnen met helpen.’

Met besmettelijke ziektes kom je in aanraking, mensen ontmoet je
 

Eigen organisatie

Gemeenten zouden volgens ’S Jongers ook veel kritischer op hun eigen organisatie moeten zijn. ‘Overal waar ik kom, hoor ik: "Er gaat al zoveel goed." Ja, als dat je eerste reflex is... Toen ik eens voor een lezing bij een gemeente was, werd de vrouw die voor mij sprak aangekondigd als “iemand die weleens in aanraking komt met daklozen”. Mijn eerste vraag aan de ambtenaren was, wie van hen weleens een soa heeft gehad. Een beetje rare vraag natuurlijk. Niemand stak z’n vinger op, wat statistisch gezien niet kon. Maar mijn punt was: met besmettelijke ziektes kom je in aanraking, mensen ontmoet je, als het goed is. Als de hele ambtelijke organisatie vindt dat je in aanraking komt met daklozen, in plaats van ze te ontmoeten, dan is het al bij voorbaat een verloren zaak. Woorden zeggen zó veel. Als het gaat over die mensen in die wijken, welk soort arrogantie zit daarachter? Als ik vraag of ze weleens met die mensen hebben gepraat, dan is het antwoord nee. Dat is zoiets als een racist die nog nooit met iemand met een migratieachtergrond heeft gepraat. Dat is dezelfde dynamiek. Ik vind dat heel raar.’

Aan de onderkant van de samenleving is het rechtsstatelijk verval al lang aan de gang

Rechtsstatelijk verval

Voor De Correspondent schrijft hij nu regelmatig over de rechtsstaat, maar de armoede is nooit ver weg. ‘Het is heel cynisch, en ik noem dat hoogopgeleide linkse paniek, dat we allemaal roepen dat de rechtsstaat razendsnel afbrokkelt. Ik maak me ook zorgen over het rechtsstatelijk verval zoals we zagen in Polen en nu zien in Amerika. Maar als we aan slachtoffers van het toeslagenschandaal vragen wat zij ervan vinden, wat gaat dan hun antwoord zijn? En van de mensen die geen dak boven hun hoofd hebben, of die vastzitten in de participatiewet? Denk je dat die mensen nog het gevoel hebben dat er zoiets als een rechtsstaat bestaat?
‘Aan de onderkant van de samenleving is het rechtsstatelijk verval al lang aan de gang. Dan gaat het om het verval van de sociale grondrechten in de vorm van armoede en bestaansonzekerheid. Ik zie wel dat er iets loskomt als het veel mensen raakt, dan schieten we wakker en worden hersteloperaties opgetuigd en gaan er miljarden naar de woningbouw. Dat kan je cynisch opvatten, maar er zit ook een soort hoop in omdat je merkt dat we heel veel kunnen, als we eerst maar de ernst van de situatie inzien.’

Maatschappelijke diensttijd

Onlangs pleitte ’S Jongers in een essay voor de introductie van een ‘maatschappelijke diensttijd’ voor ambtenaren. ‘Beleid maken’, zegt hij, ‘is natuurlijk ook een kunst op zich. Je merkt dat gemeenten worstelen met de vraag: hoe komen we nou dichter bij die burger? Je kunt een keer op een werkbezoek gaan, maar dan worden vooroordelen bevestigd. Je ziet iemand roken en denkt: kijk, ze roken allemaal. Als je met die mensen écht zou optrekken, is de kans op permanente gedragsverandering veel groter. Ambtenaren helpen om gestructureerd vrijwilligerswerk te doen – in de zorg of het onderwijs, ze kunnen overal handjes gebruiken – werkt veel beter dan honderd werkbezoeken. Toen ik bij de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving werkte, viel me op dat niemand met de schoonmaakster praatte, of met de mensen achter de bar het bedrijfsrestaurant. Terwijl dat wel de mensen zijn over wie wij adviezen schreven.’

Spreidstandburgers

In zijn laatste boek breekt hij een lans voor de spreidstandburgers, mensen die door hun afkomst en ervaringen met elk been in een andere wereld staan. Hij is er zelf het levende voorbeeld van: aan de ene kant zijn deze spreidstandburgers succesvol in hun werkveld, aan de andere kant dragen ze hun verleden mee dat totaal afwijkt van de homogene werkomgeving waarin ze terecht zijn gekomen. ‘Ongebruikt organisatiekapitaal’, noemt hij ze – een kapitaal met een enorme waarde.
’S Jongers: ‘Beleidmakers praten vaak met veel vooroordelen, en niet altijd in de mooiste bewoordingen. Als jij dan net die ene collega bent van wie niemand weet wat jouw achtergrond is, dan wordt het heel ingewikkeld om jezelf prijs te geven. Ik had als ambtenaar collega’s die het schrijven van notities als hun corebusiness beschouwden, in plaats van mensen helpen. Dat is toch een hele omkering, daar loopt het soms op fout: goede bedoelingen met soms vernederende uitkomsten, of uitkomsten die de plank totaal misslaan. Je moet wel constant de context van die ander meenemen. Ik zou willen dat gemeenten zich gaan afvragen: kunnen wij die spreidstandburgers vinden en ze betrekken bij nieuw beleid over bestaansonzekerheid en armoede?’

Beleidmakers praten vaak met veel vooroordelen, en niet altijd in de mooiste bewoordingen

Anders selecteren

Wat hem betreft, gaan gemeenten hun personeel ook anders selecteren. ‘Nu geldt een halfjaar in Luxemburg studeren met een Erasmusbeurs al als buitenlandervaring. Maar als je op je tiende naar hier bent gekomen, je hebt de taal geleerd, heel je leven getolkt voor je ouders, via vmbo, mbo, havo vwo uiteindelijk op je 27ste een master gehaald, dan heb je niet genoeg buitenlandervaring. Hallo, die mensen zijn het buitenland. Gemeenten adviseren over bestaansonzekerheid, maar iemand in dienst nemen die dat heeft meegemaakt, is ingewikkeld. We weten allemaal dat je van de moeilijkste momenten het meest leert, toch selecteren we heel weinig mensen met veel moeilijke momenten. Daarmee geven we ook toe dat we heel veel kennis systematisch buiten de deur houden. En dan halen we BMC-snotneuzen van 24 jaar binnen die denken dat ze de bestaansonzekerheid via de systemen kunnen oplossen. Daar moet je volgens mij heel kritisch naar kijken.’ 

Wie is...

Tim ’S Jongers is publicist, bestuurskundige en politicoloog. In zijn werk focust hij zich op armoede(beleid) en ongelijkheid in de samenleving. Tot 1 januari 2025 was hij directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Momenteel schrijft hij voor De Correspondent. Hij is geboren en opgegroeid in Vlaanderen maar woont sinds 2013 in Den Haag.
Maandag 30 juni is hij een van de sprekers op de VNG Kennisdag in ’s-Hertogenbosch.