VNG Magazine nummer 9, 21 mei 2021

Tekst: Leo Mudde

Gemeenten kunnen iets doen aan de oorzaken van jeugdcriminaliteit, schrijft voormalig bijzonder hoogleraar Ido Weijers in zijn nieuwste boek. Armoede en sociale samenhang zijn condities waar de lokale overheid invloed op kan hebben.

Sinds 2018 kent Zaanstad de 075-aanpak van jongeren met een strafrechtelijke achtergrond die mogelijk belanden in de criminaliteit. Het doel is om de veiligheid in Zaanstad te verbeteren en de jongeren een positiever toekomstperspectief te bieden. De gemeente wordt daarbij geadviseerd door Ido Weijers, een man met een indrukwekkend academisch cv op het gebied van jeugdrechtspleging, jeugdbescherming en jeugdcriminaliteit, adviseur van de minister van Justitie, auteur van 25 boeken en meer dan 200 wetenschappelijke artikelen. En auteur van een boek met de weinig academische titel Kwajongens en zware jongens. Een inleiding in de jeugdcriminologie, volgens de ondertitel.

Of Weijers bij het schrijven geïnspireerd is door de aanpak van Zaanstad, is niet duidelijk. Wél duidelijk is dat hij erin is geslaagd een goed leesbaar en compleet beeld te schetsen van jeugdcriminaliteit. Voor gemeenten herkenbaar zodra het gaat over de aanpak en de samenwerking met de vele partijen die bij het thema zijn betrokken. Politie, kinderbescherming, reclassering, justitie, de rechter en het Veiligheidshuis waar alles, onder regie van de gemeente, bij elkaar komt. 

Regie is betrekkelijk

Om met dat laatste te beginnen: de regie van de gemeente is maar betrekkelijk, schrijft Weijers. Zeker, de financiële rol is belangrijk als het gaat om de inzet en uitvoering van kinderbescherming en reclassering, maar op andere terreinen kunnen de ketenpartners de gemeente links en rechts passeren. De Raad voor de Kinderbescherming is vrij in zijn adviezen aan het Openbaar Ministerie en de rechter, die rechter beslist onafhankelijk van de koers die een gemeente voorstaat en ook de reclassering bepaalt zelf hoe ze de begeleiding invult van de jongeren die onder toezicht staan.

Combinatie factoren

Is daarmee de rol van de gemeente gemarginaliseerd? Zeker niet, al was het maar omdat de oorzaken van jeugdcriminaliteit een combinatie is van factoren, en omdat het zich vaak in de openbare ruimte afspeelt – of het nou om kwajongens of zware jongens gaat. Weijers constateert, nadat hij verschillende onderzoeksresultaten en theorieën de revue heeft laten passeren, dat er ‘wel een vrij brede consensus’ is dat de woonomgeving hooguit een indirecte invloed heeft op het optreden van jeugdcriminaliteit. Armoede, beperkte mogelijkheden op de arbeidsmarkt, weinig sociale controle, gebrek aan sociale samenhang – daar kunnen gemeenten iets aan doen. En dat zijn juist de condities waaronder (vooral) jongens veel tijd op straat doorbrengen, waar ze regelmatig in aanraking komen met problematische jeugdgroepen en met voorbeeldfiguren die zijn ‘geslaagd’ in de criminaliteit en straatsoldaten werven om kleine pakketjes drugs af te leveren.

Grote paraplu

Jeugdcriminaliteit blijkt een heel grote paraplu waar veel onder schuilgaat: kattenkwaad, zoals vandalisme, winkeldiefstal en zwartrijden, maar ook intimidatie, autokraken, inbraken en straatroof. 

Over ‘kattenkwaad’ maakt Weijers zich niet zo veel zorgen. Dat is weliswaar onwenselijk, maar van voorbijgaande aard en horend bij de ontwikkeling van adolescenten. Vervelender wordt het wanneer er sprake is van structurele en georganiseerde activiteiten, als er hiërarchisch opgebouwde straat- en jeugdbendes ontstaan. Weijers legt de soms subtiele verschillen duidelijk uit en plakt daar gelijk handvatten aan voor een aanpak, en een nuttig overzicht van interventies die zich in de praktijk hebben bewezen.

Boek Ido Weijers

Ido Weijers, Kwajongens en zware jongens. Inleiding in de jeugdcriminologie, Uitgeverij SWP, € 23,90.