VNG Magazine nummer 6, 2 april 2021

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Shutterstock

Het was zo mooi bedacht: één gezin, één aanpak, één regisseur. Maar in de praktijk buitelen de hulpverleners in het sociaal domein nog altijd over elkaar en het gezin heen. En de regie? Die ligt in ieder geval niet waar de wetgever dat heeft gewild.
 

Menselijke maat

‘Wat goed is, bepaalt de professional’ was de kop boven een artikel, begin februari, in VNG Magazine. In het artikel stelde onderzoeker Albert Jan Kruiter onder meer dat professionals in het sociaal domein bij uitstek kunnen bepalen wat wordt verstaan onder ‘doen wat nodig is’. Daarvoor moeten ze dan wel van gemeenten de ruimte krijgen.
Die kop noopte Henriëtte van Essen tot een reactie. Van Essen werkte ruim dertig jaar bij de gemeente Groningen, onder meer als programmamanager Wmo en Vernieuwing sociaal domein. Tegenwoordig is zij coördinator bij de Eigen Kracht Centrale, die burgers helpt bij het maken van hun eigen plannen. Het gaat in het artikel vooral om de verhouding tussen gemeente en professionals en daarbij lijken de zeggenschap en creativiteit van inwoners te zijn vergeten. ‘Als die burger daadwerkelijk de kans krijgt om zelf weer de regie te pakken, blijkt hij dan goed in staat een eigen creatief plan te maken voor de oplossing van zijn probleem? En tja, zo’n plan ziet er dan misschien wel wat anders uit dan wanneer professionals dat plan invullen, maar van wie was het probleem ook al weer?’ schreef ze in een reactie.
Van Essen, gevraagd om een toelichting, herinnert er nog maar eens aan dat in de wet is geregeld dat de burger met een hulp- of zorgvraag het recht heeft z’n eigen plan te maken. Waar het om gaat, zegt ze, is de vraag of de professional, of dat nou de bestuurder of de hulpverlener is, op de burger durft te vertrouwen. Geen kwaad woord over de intenties, want ze merkt dat gemeenten en zorg- en hulpverleningsorganisaties ‘stikbetrokken’ zijn bij de klant. Maar ze zitten vast in oude reflexen. ‘De structuren zijn gewijzigd, de verantwoordelijkheden zijn verschoven naar de gemeenten, maar of er in de praktijk veel is veranderd, is de vraag. De regie ligt nog waar ze altijd lag, maar dat was niet de bedoeling van die hele transformatie van het sociaal domein. Terwijl het omdraaien van besluitvorming heel eenvoudig is: gewoon proberen en doen.’

Het is eigenlijk heel eenvoudig: gewoon proberen en doen

Wanneer Van Essen aan professionals vraagt bij wie zij het eerst zouden aankloppen als ze zelf te maken zouden krijgen met een hulp- of zorgbehoefte, dan zeggen ze allemaal: mijn vader of moeder, of mijn zus, of de buurvrouw. ‘Het zijn dus de rol en het systeem waarin je op een bepaald moment zit, die bepalen wat je doet. Er lijkt een verschil tussen wie je op dat moment bent, en waar je eigenlijk in gelooft.’
In Groningen zag ze professionals worstelen met de vraag: hoe kom ik goed in contact met de burger? ‘Welzijnswerkers konden prachtig de verbinding maken in de wijk, maar als het echt om een hulpvraag ging, zag je de scheiding tussen de partijen. Het maakt nogal uit of je uit een hulpverleningsorganisatie of uit het welzijnswerk komt. Ik heb geprobeerd de professionaliteit van al die werkers dichter bij elkaar te krijgen, maar ze vinden het gewoon moeilijk om elkaars taal te verstaan. En als je elkaar al niet verstaat, hoe vang je als professional dan het geluid van de klant op?’

Buurvrouw

Mensen weten zelf heel goed wat er in hun situatie niet goed gaat, wat er anders moet en wat ze nodig hebben, is Van Essens ervaring. ‘Misschien kunnen ze hun hulpvraag niet zo realistisch articuleren als de professional, maar het kan wel het begin van een oplossing zijn. Vraag je tijdig aan mensen wat ze nodig hebben, dan is dat vaak iets heel kleins. Iemand die af en toe eens om het hoekje van de deur komt kijken, of hulp biedt bij het naar bed brengen van de kinderen ’s avonds. En dan blijkt er ineens een buurvrouw te zijn die dat best een poosje wil doen. Wordt de problematiek zwaarder en volstaat de buurvrouw niet meer, dan blijkt dat het netwerk groter is en dat zich meer mogelijkheden voordoen, waardoor bijvoorbeeld uithuisplaatsing kan worden voorkomen. Het is heel belangrijk dat professionals dat geluid van die klant met z’n eigen kring kunnen aanboren en daarop aansluiten. Maar dan moeten ze er wel in geloven.’
Het begin van de oplossing van een probleem ligt in eerste instantie bij de probleemeigenaar, zegt Van Essen. ‘Dat zijn dus altijd de mensen zelf. Dan kun je als overheid dat probleem wel willen overnemen, bijvoorbeeld omdat je grote zorgen hebt over de kinderen, maar dan nog kun je eerst zeggen: wat gaan jullie daar zélf aan doen? Dat is dan misschien iets anders dan wat je als professional in gedachten had, maar dan ontstaat er in ieder geval beweging.’

Koffie en een koekje

Albert Jan Kruiter schreef in 2012 het boek De dag dat Peter de deur dichttimmerde. Daarin schetst hij de situatie van een multiprobleemgezin dat te maken heeft negentien professionals. Zij vertellen het verhaal van het gezin ieder vanuit een eigen gezichtspunt. Ondanks alle goede bedoelingen blijft het gezin verstoken van de hulp die het echt nodig heeft.
Het boek behoort tot de standaarduitrusting van veel professionals, zegt Amma Asante, voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad (LCR). Zelf is haar de passage bijgebleven waarin wordt beschreven hoe vaak een gezin klaar moet zitten met koffie en een koekje als er weer een professional langskomt. ‘Als je dat bijhoudt in een agenda, dan is dat een complete baan. En dan heb ik het nog niet eens over de administratieve rompslomp.’

Als de professional in de knel zit, zit de burger in de knel

Asante begrijpt wel dat Kruiter zegt dat professionals meer ruimte moeten krijgen. Maar ook zij zitten vast in de systeemwereld die het sociaal domein wordt genoemd. ‘En als de professional in de knel zit, dan zit de burger in de knel. Steeds weer blijkt dat de overheid geen vertrouwen in de burger heeft. Kijk naar de toeslagenaffaire en de rapporten van de Nationale ombudsman, en recent eigen onderzoek van de LCR. Daaruit blijkt dat veel mensen die vanuit een uitkeringssituatie gaan werken, door de bureaucratie waarin ze dan terechtkomen te maken krijgen met zoveel onzekerheid en stress dat ze zeggen: laat maar zitten. Dezelfde overheid die haar beleid baseert op de gedachte dat zelfredzaamheid en werken moeten lonen, straft mensen af als ze dat ook daadwerkelijk gaan doen. Het wantrouwen van de overheid richting de burger straalt af op de professionals.’

Duurzame oplossingen

De basisfilosofie dat de burger regisseur is van zijn of haar eigen hulp- of zorgtraject, die is goed, zegt Asante. Zij kent de primaire reactie van veel gemeentebestuurders, die zeggen dat openeinderegelingen niet betaalbaar zijn en dat ‘als we moeten doen wat de burger wil, we binnen no-time failliet zijn’.
Asante: ‘Maar als we nu eens objectief onderzoeken of dat klopt? Als je naar de cliënt luistert en hem of haar de regie geeft, leidt dat dan tot extra uitgaven of misschien wel tot kostenbesparing? Het stelsel is onvoldoende gericht op preventie. We kijken te weinig naar duurzame oplossingen, we willen vooral voorkomen dat het te kostbaar wordt. Je ziet in de jeugdzorg dat de burger te laat in beeld komt en áls we hem dan zien, dan willen we de hulpvraag terugdringen in plaats van oplossen. Zo schuif je de problemen voor je uit, vroeg of laat komt er een druppel die de emmer doet overlopen. Ik denk dat het echt efficiënter kan, als je de burger op tijd ziet en met hem meedenkt en meebeweegt.’
Asante herkent het beeld van de diverse professionals die elkaars taal niet spreken. ‘In gezinnen met meerdere problemen zie je dat door een verkokerde aanpak en een gebrek aan samenwerking tussen overheidsdiensten, de vraag waar het echt om draait niet snel wordt gezien en opgepakt. Als die uiteindelijk zichtbaar wordt, is het te laat.’

Dweilen met de kraan open

Al jaren bepleiten gemeenten de ‘één gezin, één aanpak, één regisseur’-aanpak. Asante gelooft ook oprecht dat wethouders dat willen. ‘Maar als je de financieringsstructuur onaangetast laat en niets verandert aan de wijze waarop gemeenten worden afgerekend binnen hun begroting, dan gebeurt dat niet. De landelijke overheid maakt wetten en legt de verantwoordelijkheid vervolgens bij gemeenten. Dat gaat niet werken.’
Zelf stopte Asante ooit na drie jaar als jeugdhulpverlener omdat ze het gevoel had dat ze altijd met de kraan open aan het dweilen was. ‘Dan had ik net een gezin geholpen, kwam ik in een volgend gezin weer precies hetzelfde tegen. Dat ligt niet aan dat gezin of aan de professional, maar aan het systeem dat niet aansluit op de rauwe leefwereld van de burgers met hun zorgbehoefte. Ik geloof niet in een tegenstelling tussen burgers en professionals. Professionals hebben voor het sociaal domein gekozen vanuit passie of idealisme. Niemand wordt ambtenaar of hulpverlener om de burger eens lekker dwars te zitten. Maar als je belandt in een systeemwereld, pas je je dan aan of kom je in verzet? Ik zie dat veel professionals dan toch voor de weg van de minste weerstand kiezen en erin meegaan.’

De menselijke maat

De menselijke maat in de publieke dienstverlening is een diffuus begrip. In een serie artikelen poogt VNG Magazine antwoorden te vinden. Dit is artikel 5.

Eerder verschenen:

Zien en luisteren. Een empathische bejegening van de inwoners is een eerste stap, zeggen de ombudsmannen van Druten en Groningen. (22 januari 2021)

Wat goed is, bepaalt de professional. Welke rol spelen ambtenaren in de teloorgang van de menselijke maat? (5 februari 2021)

Nieuw kompas voor brede welvaart (19 februari 2021)

Cittaslow, waar het leven goed is (5 maart 2021)