VNG Magazine nummer 11, 18 juni 2021

Tekst: Marga Vermue en Fred Veenstra

Het nieuwe kabinet moet het mogelijk maken dat regio’s gaan experimenteren met nieuwe bestuurs­structuren. Regioprovincies Zeeland en Fryslân zouden proeftuinen kunnen zijn.
 

Betoog

Wanneer we in ons land naar de score op brede welvaart (welvaart niet alleen vanuit economisch oogpunt, maar ook vanuit samenleving, onderwijs, veiligheid, milieu, enzovoort) kijken, dan scoren Fryslân en Zeeland hoog. Het is maar zeer de vraag of de kiezers in deze provincies dit soort gegevens hebben betrokken bij de stem die ze bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart hebben uitgebracht.

Wat ongetwijfeld wel bij een grote groep kiezers heeft meegespeeld is het gevoel dat alles in Den Haag wordt bepaald en dat daarmee de belangen van de meer perifere regio’s niet zijn gediend. En laat daarover de laatste tijd nu juist ook door bestuurders en bestuurskundigen zijn nagedacht.

Hoe kunnen we zorgen dat de stem van de regio beter wordt gehoord en de kwaliteiten van deze regio’s beter worden benut. De stem van de bestuurders die zich de benen uit het lijf lopen om bijvoorbeeld de Friese of Zeeuwse belangen in Den Haag te laten horen. Maar ook de stem van de inwoners die gehoord willen worden, of het nu gaat over klimaat, landbouw, jeugdzorg of woningbouw.

Kracht van de regio
Demissionair minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de bestuurders uit alle provincies uitgedaagd om te reageren op haar visie op de manier waarop ons land bestuurd moet worden. Vanuit Fryslân is daar in een gezamenlijke brief van gemeenten, waterschap en provincie op gereageerd. Zeeland heeft hetzelfde gedaan. In beide provincies proberen de overheden immers al een tijdje om zaken in gezamenlijkheid op te pakken. Niet vanuit een bevoegdhedendiscussie, maar vanuit de vraag: wat kan je bijdragen? Drie thema’s zijn in de brieven benoemd: meer aandacht voor de kracht van de regio, meer aandacht voor inwonerparticipatie en meer geld om alle taken uit te voeren. En daar hoort bij dat we ons dan ook zelf inzetten om te bewijzen dat we, samen met de inwoners, als één overheid kunnen opereren. Door optimaal de samenwerking aan te gaan vanuit de inhoud van de opgaven. 

We hebben de integrale steun van de rijksoverheid hard nodig

Daar hebben we de integrale steun van de rijksoverheid hard bij nodig. Belangrijk voor het vervolg is dat we dit thema bij BZK continu aankaarten en daarbij ook te benoemen wat de intergemeentelijke en interbestuurlijke onderwerpen zijn waarbij we vanuit het rijk meer ruimte moeten krijgen. Het is wenselijk dat het rijk vanuit de inhoud kijkt naar de regio en zich de vraag stelt: wat heeft deze regio nodig? Vanuit Zeeland en Fryslân moeten we dan zorgen dat we met elkaar een antwoord op deze vraag hebben voorbereid. We hebben daarom aangegeven graag het gesprek aan te gaan om tot een experiment te komen zonder verzeild te raken in structuurdiscussies om tot nieuwe taakafbakening tussen rijk, provincie, waterschap en gemeenten te komen. Uitgaan van eigen kracht, de samenwerking zoeken en ieder laten doen waar hij goed in is. Laten we daar maar gewoon mee beginnen. We hopen dat dit door een nieuw kabinet wordt onderschreven. Dan kunnen we snel aan de slag.

Aanbod
Het aanbod vanuit Fryslân en Zeeland sluit nauw aan bij een al langer bestaand pleidooi van wetenschappers en deskundigen. Zo zette Maak Verschil in 2016 al krachtig neer dat de inhoudelijke opgave, niet de structuur, centraal moest worden gesteld om de kwaliteit van het openbaar bestuur in Nederland te versterken. In 2018 schreef een VNG-denktank onder aanvoering van Milo Schoenmaker een handreiking voor samenwerking tussen overheden. Recent verscheen het rapport van de Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële verhoudingen, de commissie-Ter Haar, waarin haarfijn wordt beschreven dat de samenwerking tussen overheden en maatschappelijke partners niet altijd optimaal verloopt.

Ook Rien Fraanje, secretaris-directeur van de Raad voor het Openbaar Bestuur, mengt zich in de discussie met zijn essay Na de coronacrisis kunnen we niet om de regio heen waarin hij pleit voor meer taken bij regio’s en regioprovincies, maar dan wel goed geregeld.

Differentiatie
In hun recent verschenen essay Zo kan het wél denken de hoogleraren Caspar van den Berg en Herman Lelieveldt verder op dit pad. Zij stellen de vraag hoe het zo gekomen is, en wat er anders zou kunnen. Ze richten zich specifiek op Zeeland en Fryslân. Hun analyse spreekt ons aan. Het is tijd voor differentiatie, voor maatwerk. We moeten landelijk niet langer alles alleen vanuit economisch perspectief benaderen. Regio’s verschillen in hun kansen en hun opgaven en kunnen bij uitstek zelf de puzzel leggen om die in de regio op te pakken. En dat is er dus in de perifere regio’s in grote mate. Ons bestuur kan slimmer en democratischer worden georganiseerd. Laat het rijk het middel van de regiodeals verbreden zodat overal door regio’s zelf doelen kunnen worden gerealiseerd. Werken vanuit de opgaven die er liggen, dwars door de overheidslagen heen. Het maatschappelijk doel moet voorop staan. Ook voor ministeries een mooie uitdaging en hét recept om zich te ontworstelen aan de Haagse ministeriele verkokering!

Ons bestuur kan slimmer en democratischer worden georganiseerd

Zoals de commissarissen van de Koning van Zeeland en Fryslân in hun reactie op Zo kan het wél schreven: ‘We zien de uitdaging in horizontaal bestuur waarbij betrouwbaarheid leidend is’.  Onze provincies hebben een sterke eigen identiteit. We doen, bestuurlijk en met inwoners en organisaties al een heleboel samen. En de provincies zijn beide uniek omdat provincie, waterschap en gemeenten één geografische eenheid zijn.

Fryslân en Zeeland zijn daarom bij uitstek de gebieden waarin het experiment kan beginnen. Samen, over bestuurlijke grenzen heen, een oplossing zoeken voor de opgaven waarvoor we staan en de bestaande samenwerking tussen de overheden intensiveren en doorontwikkelen. Samen initiatieven van inwoners steunen. Samen laten zien dat de overheid civil servant wil zijn; dienaar van de belangen van de samenleving. Ook de gemeenten zijn er klaar voor.

Democratisch deficit
Van den Berg en Lelieveldt wijzen in hun bijdrage daarnaast op het democratisch deficit dat gepaard gaat met de huidige bovengemeentelijke en interbestuurlijke opgaven. Raads- en statenleden ervaren een grote afstand tot de regio. Een terecht en herkenbaar vraagstuk, waar ook Zeeland en Fryslân al langere tijd mee worstelen. Willen we vaart maken met de aanpak van de opgaven, dan zullen ook de volksvertegenwoordigers in positie moeten zijn. Dat is spannend. Want het betekent dat we gezamenlijk verantwoordelijkheden moeten oppakken. Daar zullen ook onze volksvertegenwoordigers de moed voor moeten hebben. Maar vooral ook samen het gesprek over moeten voeren. Een Zeeuwse of Friese ‘assemblee’ waarin alle gekozen volksvertegenwoordigers bijeen komen kan daarvoor bijvoorbeeld een middel zijn. Laten we ook hier de omslag maken van ‘wat is hier mijn taak’ naar ‘wat is nodig voor de regio’.

In ons land wordt al decennia gesproken over de relatie en de taakverdeling tussen de overheden. Tot nu toe zonder veel succes. Het moet anders en de tijd dringt. Het is dus de hoogste tijd om als overheden een stap voorwaarts te zetten en gezamenlijke opgaven krachtig en voortvarend op te pakken. En dat moet ergens beginnen. Zeeland en Fryslân zijn als zelfbewuste regio’s klaar voor de start van een proeftuin.

Marga Vermue is burgemeester van Sluis en voorzitter van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten.
Fred Veenstra is burgemeester van De Fryske Marren en voorzitter van de Vereniging van Friese Gemeenten.

Dit is een langere versie van het betoog dat zij schreven voor VNG Magazine van 18 juni 2021.