VNG Magazine nummer 15, 7 oktober 2022

Tekst: Marten Muskee | Beeld: Siebe Swart/ANP

Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) draagt stevig bij aan de ontwikkeling van de zestien achterstandswijken beneden de Maas. Na tien jaar inspanning is voor Marco Pastors de wereld nog steeds maakbaar. Aan de ambities wordt niet getornd.
 

Rotterdam-Zuid

Het was in Nederland ongekend toen het NPRZ in 2013 van start ging. Een gebiedsvernieuwingsproject in een stadsdeel waar 220.000 mensen wonen, dat twintig jaar beslaat en waar jaarlijks gemiddeld dertig miljoen euro naartoe gaat. Het doel: in samenhang met alle partners de stapeling aan sociale, economische en maatschappelijke problemen aanpakken, om zo het opleidingsniveau, de arbeidsparticipatie en de woonkwaliteit gelijk op te trekken naar het gemiddelde van de G4, de vier grote steden. Deze grootste stedelijke vernieuwingsaanpak geldt intussen als voorbeeld voor wijkaanpakken elders.

Net voor het zomerreces kwam een onafhankelijke commissie onder leiding van Martin van Rijn met een rapport waarin halverwege de looptijd van het programma de balans is opgemaakt. De commissie spreekt van een vitaal programma dat veel partijen verbindt bij het verbeteren van het gebied. Er zijn belangrijke resultaten geboekt. In tien jaar is bij 21 van de 31 doelen de tussen-ambitie gerealiseerd en overal ligt de basis klaar voor opschaling. De commissie ziet daarin tegelijkertijd de grootste uitdaging voor de komende periode.

Voormalig wethouder Marco Pastors van Rotterdam is directeur van het programmabureau. Hij is duidelijk content met de conclusies uit het onderzoek. Het samenwerkingsverband laat op veel punten goede resultaten zien, zegt hij. Er zit veel energie in de samenwerking, behoorlijk veel kwaliteit in de uitvoering en gemaakte afspraken worden goed nagekomen. ‘Al onze kinderen krijgen tien uur extra les. Mbo’ers die zorg en techniek kiezen en afmaken, hebben gegarandeerd een baan via de werkgeversbranches die zich bij ons hebben aangesloten. Tot de coronacrisis waren we kampioen uitkeringsdaling in vergelijking met andere gemeenten. We bouwen ook behoorlijk wat nieuwe woningen.’ Het programmabureau zelf monitort ook de vorderingen. ‘Van de 31 afgesproken ambities zitten we met 21 op of boven schema.’

Toeslagen
Het NPRZ is opgebouwd rond de pijlers school, werk, wonen met veiligheid als voorwaarde en een groeiende rol voor cultuur. Precies datgene wat inwoners van achterstandswijken vaak tekortkomen, zaken die nodig zijn om een leven beter te maken. Pastors: ‘Deze inwoners hebben te weinig krachten om zich heen om geholpen te worden, daarom deze pijlers. Dan hebben ze ook nog eens te maken met de veel te grote verleidingen van de criminaliteit, en een overheid die ze met de kinderopvangtoeslagaffaire achternazit. Die affaire treft de mensen op Zuid in hoge mate. Vijf procent van de landelijke slachtoffers zijn op Zuid te vinden, terwijl hier 1,2 procent van de Nederlanders woont. Dat geeft wel aan dat we nog heel wat te doen hebben.’

Lager aantal werklozen
Naast opleidingsniveau zijn op het gebied van werkgelegenheid ook goede resultaten behaald, dat cijfer zakte echter wat terug door de coronacrisis. ‘Al de nulurencontracten werden als eerste stilgelegd.’ Tussen maart 2020 en juni 2020 gingen de aantallen steil omhoog in vergelijking met de rest van het land. ‘De economie draait echter goed. Maar pas sinds enkele weken zitten we op een lager aantal werklozen dan toen corona begon.’  

De wereld is maakbaar. Iedereen die vindt van niet moet ontslag nemen

Op het gebied van wonen bleven de resultaten ook achter. Dat heeft mede te maken met de vastgoedcrisis in de beginjaren en een gebrek aan middelen die de partners ter beschikking stelden. Daar maakte het samenwerkingsverband zich in het begin niet al te druk over daar de focus vooral lag op onderwijs, werk en de hulpverlening. Nu, in het elfde jaar, is het wel tijd, stelt Pastors. ‘We moeten echt iets doen aan de wijze waarop de woningvoorraad is opgebouwd. Met veilige buurten en goede scholen willen mensen best in het gebied blijven wonen. Daarvoor zijn dan wel grotere en duurzame woningen nodig, deels grondgebonden met een eigen voordeur en tuin.’

Groot pluspunt
Alle overheden en andere partijen die de afgelopen jaren langskwamen in Rotterdam, zijn positief over de aanpak op Zuid. Dat uit zich volgens Pastors nu ook in het nieuwe kabinet, dat het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid startte in twintig probleemgebieden in diverse steden. Daarin zetten corporaties, werkgevers, schoolbesturen, gemeenten, politie, OM, rijk en inwoners samen de schouders eronder. ‘Gemeenten hebben hierin een belangrijke rol, maar zijn een gelijkwaardige partner. Dat is een groot pluspunt van deze manier van samenwerken.’ Afgelopen mei ging ook het vergelijkbare Nationaal Programma Heerlen-Noord van start, dat 25 jaar moet duren.

Intussen is het iedereen duidelijk dat voor deze trajecten lange adem nodig is. ‘We zetten ons al tien jaar heel geconcentreerd in. Dat is voor veel inwoners nog nauwelijks merkbaar, blijkt uit de Leefbaarometer en wijktevredenheidonderzoeken.’ Tegelijkertijd stelt de directeur dat er geen relatie is tussen de hoeveelheid diploma’s die jongeren halen en de Leefbaarometer. ‘We zitten met het aantal hogere diploma’s inmiddels bijna op G4-niveau. Dat is echt kwaliteit, dat pak je ze nooit meer af. De situatie waarin ouders en jongeren ervaren en zeggen dat het beter gaat op straat, komt pas in een later stadium. De wereld is maakbaar. Iedereen die vindt van niet, moet ontslag nemen bij de overheid. Dan heb je hier niks te zoeken.’

De toewijding bij het programma is niet vanzelfsprekend blijvend, toch lukt het iedere keer. Hij heeft nu te maken met het vierde college van Rotterdam en de zesde minister. Huidig minister Hugo de Jonge voor Volkshuisvesting woont net als Pastors zelf ook in  Rotterdam-Zuid. Pastors: ‘De Jonge is enthousiast met die twintig probleemgebieden aan de slag gegaan, en zet de collega’s in het kabinet aan om ook een bijdrage te leveren. Het NPRZ werkt, maar niet voor een reguliere bestuurstermijn. De tijd die onze wijken nodig hebben, bestrijkt meerdere colleges. De wethouder drukt niet een eigen eenmalige stempel. Die is partner in het programma en draagt bij om zijn stuk goed te volbrengen.’

Ambitie
Dat op de helft van de periode 25 procent van de doelen is gehaald, is voor het samenwerkingsverband niet teleurstellend. ‘Sterker, dat is de afspraak. In de eerste tien jaar 25 procent, daarna de rest. Als je eenmaal de slag te pakken hebt, kun je gemakkelijker opschalen, is de gedachte; 50 procent in tien jaar zou te ambitieus zijn. Bij tien van de 31 doelen is die helft overigens wel bereikt. In het begin is tijd nodig om afspraken in werking te zetten.’

De kans is klein dat met het voortzetten van de huidige aanpak de komende tien jaar de resterende 75 procent wordt gerealiseerd, volgens Van Rijn, die de voortgang beoordeelde. Pastors veronderstelt dat die uitspraak in het onderzoek een beetje uit bescherming is gedaan. Betrokken partijen zijn zuinig op de samenwerking binnen het programma en gaan daarom niet precies uit van het al dan niet halen van die 100 procent. Dat maakt misschien iets kapot terwijl er juist zoveel mooie vooruitgang is. ‘Alle partijen die hun handtekening onder het programma zetten, waren en zijn overtuigd dat de doelen haalbaar zijn. We houden het ambitieniveau vast.’

Pastors adviseert andere gemeenten die met vernieuwingsgebieden bezig zijn ervoor te zorgen alle partners binnenboord te hebben. ‘Je hebt ze allemaal nodig. Trek daarbij een lange periode uit, minimaal vijftien jaar.’ Partijen moeten daarbij focussen op die zaken die betekenis hebben in het dagelijks leven van bewoners, zoals interventies op scholen en de uitstroom van uitkering naar werk. ‘Zorg dat bewoners overdag iets te doen hebben. Als je jong bent ga je naar school, als volwassene ben je aan het werk. Dat heeft betekenis voor de mensen.’

‘Problemen los je niet op vanachter een loket’, zegt Pastors. ‘Ga naar de inwoners toe. Doe het met scholen en werkgevers. Eén keer in de zoveel tijd met een ambtenaar na vijf uur mogen vergaderen, dat is niet waar het over gaat. Dat is geen participatie.’