Bij de opvang van asielzoekers, huisvesting van statushouders en integratie van nieuwkomers in Nederland zijn veel partijen betrokken verschillende ministeries, provincies, landelijke uitvoeringsdiensten zoals het COA, DUO en de IND), Vluchtelingenwerk, Nidos en overige maatschappelijke organisaties. Ook gemeenten zijn een belangrijke speler. De belangrijkste betrokken partijen zijn natuurlijk de mensen om wie het gaat. Binnen deze groep bestaat er veel diversiteit, net als onder de rest van de inwoners van uw gemeente. Hoe kunt u als raadslid in dit complexe veld uw rol pakken?
Samenhangende visie
Het is allereerst van belang om opvang, huisvesting en integratie in samenhang te bekijken. Om als nieuwkomer aan de samenleving deel te kunnen nemen is het bijvoorbeeld nodig dat ook opvang en huisvesting hierop zijn ingericht. Daarbij is draagvlak en draagkracht in wijken een essentieel aandachtspunt. Als volksvertegenwoordiger kunt u zich hierover op lokaal niveau uitspreken.
Asielopvang
Voor de meeste asielzoekers begint hun verblijf in Nederland in een locatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Meestal is dit een van de vijftig asielzoekerscentra (azc’s) die voor meerdere jaren zijn geopend. Alleen bij zeer hoge nood wordt beroep gedaan op kortere (crisis)noodopvang. Formeel beslist het college over de opening van een opvanglocatie. Vanwege de te verwachten maatschappelijke impact wordt de gemeenteraad meestal nauw betrokken bij de besluitvorming. Als raadslid helpen de volgende vragen bij uw standpuntbepaling:
-
Willen we meewerken aan het openen van een opvanglocatie in onze gemeente?
-
Welk type locatie(s), van welke omvang komen in aanmerking, waar en voor hoe lang?
-
Hoe kunnen we een opvanglocatie ‘maatschappelijk inpassen’? Denk aan het samenspel met scholen, gedeelde sportfaciliteiten en de handhaving van openbare orde en veiligheid.
-
Is er zicht op de lange termijn als de asielstroom verandert? Kan de locatie bij een wellicht lagere bezetting worden benut voor andere doelgroepen?
Minderjarigen die zonder ouders of andere begeleiders naar Nederland komen (de zogeheten amv’s: alleenstaande minderjarige vreemdelingen) worden op een andere manier opgevangen: in een pleeggezin onder verantwoordelijkheid van Nidos of in een speciale opvanglocatie van het COA. Deze jongeren hebben vaak extra ondersteuning nodig, ook nadat zij 18 jaar zijn geworden.
Opvang ongedocumenteerden
Niet alle asielzoekers mogen na het doorlopen van de asielprocedure in Nederland blijven. Toch vertrekt niet iedereen van wie het asielverzoek wordt afgewezen. Soms is er hoop alsnog te mogen blijven, soms kan iemand niet terug omdat de juiste papieren ontbreken of omdat het land van herkomst niet meewerkt. Dit kan resulteren in dakloosheid en de daarmee gepaard gaande risico’s voor gezondheid en openbare orde. Een aantal gemeenten biedt daarom bed-bad-brood-opvang. Momenteel wordt gewerkt aan de borging van een Landelijke Vreemdelingenvoorziening (LVV) waar ongedocumenteerden onder begeleiding aan een duurzaam perspectief werken. Dat wil zeggen: legaal verblijf of vertrek uit Nederland.
Huisvesting statushouder
Zodra een asielzoeker een verblijfsvergunning krijgt en daarmee statushouder wordt, koppelt het COA hem of haar aan een gemeente. Die gemeente moet dan binnen veertien weken passende woonruimte aanbieden. In de praktijk duurt dit vaak langer, mede door de krappe woningmarkt.
Twee keer per jaar bepaalt het rijk het aantal statushouders dat gemeenten moeten huisvesten. De gemeenteraad controleert of de gemeente deze taakstelling haalt. Is dat niet het geval dan kan de provincie ingrijpen. Gemeenten hebben weliswaar geen invloed op de hoogte van de taakstelling, maar als raadslid bepaalt u vanuit de huisvestingsverordening wel mee welke groepen met voorrang een sociale huurwoning krijgen. Besef wel dat er meer aandachtsgroepen zijn die huisvesting nodig hebben.
- Zie ook het adviesrapport Een thuis voor iedereen.
Inburgering en integratie
Na het verkrijgen van een verblijfsvergunning start de inburgeringsplicht. Het doel hiervan is om nieuwkomers zo snel en goed mogelijk te laten meedoen in de samenleving. De komende jaren vallen inburgeraars onder twee verschillende wetten. Zij die vóór 1 januari 2022 hun verblijfsstatus hebben gekregen, vallen onder de Wet inburgering 2013 (Wi2013). Daarna treedt de nieuwe inburgeringswet (Wi2021) in werking, die gemeenten meer regie over de uitvoering geeft. Deze nieuwe, omvangrijke taak zal met oog op een lerende praktijk nauw worden gemonitord.
De gemeentelijke taken op het gebied van inburgering zijn ingekaderd in landelijke wet- en regelgeving. Daarbinnen kunnen gemeenten hun regierol naar eigen inzicht invullen. De volgende vragen kunnen helpen om het inburgeringsbeleid in uw gemeente vorm te geven en te controleren:
-
Wat is uw visie op inburgering? Welke maatschappelijke resultaten wilt u behalen?
-
Hoe ziet het inburgeringsaanbod eruit? Hoe worden taal en inburgering verbonden met werk, opleiding en participatie? Is er samenwerking met andere gemeenten?
-
Hoe ziet de maatschappelijke begeleiding eruit? Denk aan duur, vorm en intensiteit.
-
Hoe monitort de gemeente de voortgang van elke inburgeraar en hoe handhaaft ze die?
-
Voor de uitvoering van de Wi2021 ontvangen gemeenten structureel rijksbudget. Ze kunnen daarnaast in de eigen begroting meer middelen vrijmaken, zoals voor intensievere begeleiding of ondersteuning aan extra doelgroepen zoals gezinsmigranten. Wilt u dat?
-
Hoe ervaren de inburgeraars in uw gemeenten het inburgeringsbeleid?
-
Worden de doelstellingen bereikt?
Zie ook: De nieuwe wet inburgering: een introductie voor raadsleden