VNG Magazine nummer 10, 14 juni 2024

Tekst: Leo Mudde

Het Groene Hart staat onder druk. Het unieke open gebied in de Randstad moet beschermd worden, maar hoe? Wat er ook mee gebeurt, betrek de inwoners erbij, zegt architectuurhistoricus Marinke Steenhuis. En leer van fouten uit het verleden.

Marinke Steenhuis

Het Groene Hart van de Randstad – het was minister-president Joop den Uyl die de term muntte, toen nog in onderkast letters. In 1973 schreef hij in de regeringsverklaring dat ‘ter bescherming van het groene hart van de randstad de uitstraling naar kernen in het omliggende gebied zal worden bevorderd’ en dat ‘de verstedelijking van het platteland wordt beteugeld’. De kapitalen G en H, en daarmee de erkenning als geografische werkelijkheid, doken pas een jaar of vijf later in de literatuur op. Daarvoor werd over het Groene Hart gesproken in algemene termen als ‘het middengebied’ of ‘de centrale open ruimte’. 
Het Groene Hart als merk groeide in de laatste vijf decennia uit tot iconische proporties, in binnen- en buitenland. Beleidsnota’s van gemeenten, provincies en rijk staan vol met lovende woorden over het bijzondere karakter van het gebied dat, daar is iedereen het wel over eens, serieuze bescherming verdient. Dat botst vaak met de belangen van de omringende steden, die de groene ruimte goed zouden kunnen gebruiken voor het bouwen van nieuwe woningen. Ook de kleinere gemeenten in het Groene Hart worstelen: ligt hun loyaliteit bij de open ruimte en het behoud van het landschap, of gaan ze – als ze daar al toestemming voor krijgen van de provincie – toch knabbelen aan de randen van het groen om te bouwen voor de eigen inwoners?
Marinke Steenhuis is architectuurhistoricus en medeauteur van de gebiedsbiografie Het Groene Hart, wereld tussen de steden (2023). Steenhuis, spreker op het VNG Jaarcongres, kent de dilemma’s waarmee de Groene Hart-gemeenten worstelen. ‘Er is nogal wat aan de hand’, zegt ze. ‘De opgaven voor zon en wind en woningbouw, de systemische vraagstukken van bodemdaling – vier meter sinds de zeventiende eeuw, dat is gigantisch –, de verzilting van het grondwater, noem maar op. De vraag is hoe je de toekomstige ontwikkelingen kunt sturen vanuit het geweten van het gebied. De uitdaging is daarbij het erfgoed en de cultuurhistorie van het gebied te betrekken, die kunnen heel erg helpen bij het nadenken over de toekomst. Vaak wordt over de geschiedenis gedacht: das war einmal. Maar in het DNA van het gebied zitten veel eigenschappen waar we nu nog van profiteren, of juist last van hebben. Het is goed om dat DNA mee te wegen bij bestuurlijke beslissingen.’

De vraag is niet óf het landschap gaat veranderen, maar hóé

Platform

Het Groene Hart is zowel een fysieke als een planologische werkelijkheid. Fysiek, met reusachtige waterbouwkundige constructies als dijken, sluizen en gemalen, met veel boeren die het voor een aanzienlijk deel openhouden en onderhouden. Planologisch, omdat de grenzen onder druk staan. Dorpen als Zevenhuizen, Moordrecht, Amstelveen, Hoofddorp en De Meern hoorden er in 1958 nog bij, maar vielen er later buiten omdat zij onderdeel werden van de uitdijende agglomeraties Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Steenhuis: ‘Er was, en er is nog steeds sprake van bevolkingsgroei. Daarom is er ook een bestuurlijk platform van Groene Hart-gemeenten ontstaan. Overleg was nodig om ontwikkelingen in het gebied te coördineren. Dat het ons allemaal iets waard is, blijkt wel uit de investeringen die zijn gedaan, zoals de aanleg van een treintunnel tussen Leiderdorp en Hazerswoude, die in 2005 in gebruik werd genomen.’ Die tunnel kwam er ondanks gemopper in de Tweede Kamer over de ‘gekke-koeientunnel’: wie geeft nou zoveel miljoenen uit aan een tunnel onder alleen maar weilanden?

Ongemakkelijke vraag

Het Groene Hart staat dus onder druk. De vraag is niet óf het landschap gaat veranderen, maar hóé, zegt Steenhuis. Ze laat twee kaarten zien. De eerste, uit 1987, is een inzending voor een ontwerpprijsvraag: nagenoeg het hele gebied staat onder water, met intense flatbebouwing aan de randen. De tweede komt uit het toekomstbeeld dat de Wageningen Universiteit schetste van Nederland in het jaar 2120: het Groene Hart wordt vooral een blauw hart, met veel meren en moerasgebieden. Steenhuis: ‘Hoelang gaan we het Groene Hart en de Randstad zoals we die nu kennen, nog in de benen houden? Dat is een ongemakkelijke vraag, maar daar moeten we het wel over hebben. De dijken houden het nog wel even, maar moet je daarom ook overal willen bouwen? In Zuidplas wordt gesproken over een heel nieuw dorp, op bijna het laagste punt van het land. Daar is op enig moment ja tegen gezegd, maar inmiddels begint men zich er nu ook een beetje voor te schamen. We weten toch dat we omhoog moeten, naar Emmen, naar Enschede, niet omlaag. De vraag waar bestuurders zich voor gesteld zien, is: durf ik een besluit te nemen voor de lange termijn? En past onze bestuurlijke werkelijkheid, waarbij gemeenten en provincies elkaar niet zelden beconcurreren, daar nog bij?’

We weten toch dat we omhoog moeten, naar Emmen, naar Enschede, niet omlaag

Nationaal debat

We moeten de bedreigingen en de uitdagingen eerlijk in de ogen durven kijken, zegt Steenhuis. ‘De woonwijken Gnephoek in Alphen aan den Rijn en Westergouwe in Gouda worden gebouwd volgens het principe dat water en bodem sturend zijn. Maar misschien is dat wel een desinvestering. Ik ben geen klimaatexpert, maar iedereen kan zien dat investeringen in het Groene Hart op z’n minst onder druk staan. Daar ligt een verantwoordelijkheid naar de volgende generaties. Dan kun je wel zeggen: de werkgelegenheid zit in de Randstad, dus hier moeten we nu bouwen, maar hoeveel publiek geld gaat het kosten om dit gebied op termijn vitaal te houden? De beweging naar het oosten zien we al voorzichtig op gang komen. Dit vergt een debat op nationale schaal.’
Het onderwerp is te groot om aan gemeenten over te laten, die zijn niet opgewassen tegen de economische tegenkrachten. Steenhuis: ‘De verhouding markt-overheid is sinds de oorlog erg veranderd. Toen waren er nog gemeentelijke woningbedrijven en sterke ambtelijke planologische diensten, ook voor het landelijk gebied. Vooral kleine gemeenten leunen nu op freelancers en extern ingehuurde partijen. Wij zijn als bureau soms ook de continue factor bij een gemeente, dat is best pijnlijk.’
Ook hier speelt de relatie publieke-private sector een rol, zegt Steenhuis. ‘Het kan niet zo zijn dat een ontwikkelaar de winst mag pakken op zijn huizen, en dat de publieke sector altijd maar weer die dure wegen moet aanleggen en het water moet wegpompen. Hoeveel kost het de maatschappij als we dat blijven doen, en kunnen we dat geld wellicht elders in het land beter besteden? Dat bedoel ik met een desinvestering.’

“Een straatje erbij” in alle kernen vind ik te gemakkelijk

Laadvermogen

Voorlopig is de woningopgave wel een gegeven. Moeten al die huizen dan maar in de steden worden geconcentreerd, of toch maar uitgestrooid over het hele gebied omdat ook de kleine gemeenten hun eigen jongeren een woning gunnen? Steenhuis: ‘Het gaat om het laadvermogen, dat woord is voor mij cruciaal. “Een straatje erbij” in alle kernen vind ik te gemakkelijk. Kijk steeds hoe je het dorpslandschap of het stadslandschap een betekenisvolle volgende slag kunt geven. Tegen de drie steden Alphen, Gouda en Woerden zou ik zeggen: voer het lastige gesprek. Op streekniveau kun je bepaalde voorzieningen heel mooi verdelen.’ 
In opdracht van het College van Rijksadviseurs schreef Steenhuis in 2020 een essay: Het Rijk als rentmeester. Daarin verkende ze de rol van de rijksoverheid bij vier succesvolle projecten: Rotterdam Centraal, de kustversterking met parkeergarage in Katwijk, de A2-tunnel in Maastricht en Ruimte voor de Rivier in Nijmegen, waar de waterveiligheidsopgave is gecombineerd met stadsuitbreiding. Allemaal buiten het Groene Hart, maar dat kan er volgens haar wel lessen uit trekken.

Verhalendenkers

Eén daarvan: maak het lokale DNA van een gebied leidend bij transformatieprojecten, beleid en programma’s. Naast ‘spreadsheetdenkers’ zijn ook ‘verhalendenkers’ nodig. Die verhalen gaan niet alleen over fysieke kenmerken en interventies, maar ook over mentaliteit: hoe leven bewoners in hun biotoop, wat zijn voor hen essenties? Het Groene Hart is vanouds een gebied van pioniers, met machtige ­waterschappen waar ambtenaren van provincies soms met lood in de schoenen naartoe gaan om ruimtelijke plannen te bespreken. ‘Dat is historisch zo gegroeid, de waterschappen maken al vanaf de elfde eeuw de dienst uit. Binnen het gebied zijn ook grote verschillen. In de Krimpenerwaard en de Alblasserwaard bijvoorbeeld speelt religie nog altijd een rol. Dat doet iets met hoe mensen over het landschap nadenken.’
Steenhuis’ ervaring is dat veel over de toekomst van het Groene Hart wordt nagedacht, maar zonder veel resultaat. ‘Er is maar één gebiedsbiografie van het Groene Hart, maar er zijn wel 170 toekomstvisies. Elke keer wordt opnieuw het wiel uitgevonden, met telkens een ander kastje eromheen. Dat betekent blijkbaar dat men er nog niet klaar voor is, anders zou het wel in praktijk worden gebracht. Leer van falen in het verleden, in plaats van steeds weer een nieuw ontwerpbureau in te huren om het werk over te doen.’ 

Wie is...

Marinke Steenhuis

Marinke Steenhuis is partner en architectuurhistoricus bij SteenhuisMeurs en werkt als adviseur voor overheden, ontwerpbureaus en marktpartijen aan opgaven waar cultuur(historie) en gebiedsontwikkeling bij elkaar komen.