VNG Magazine nummer 10, 14 juni 2024

Tekst: Rutger van den Dikkenberg

In het buitengebied van Alphen aan den Rijn kom je ze regelmatig tegen: boerenwinkels of automaten waar zuivel, kaas, eieren en andere boerenproducten worden verkocht. De gemeente moedigt de winkels aan: ze helpen de boerenbedrijven om overeind te blijven.

Landwinkel Benthuizen

Met enige regelmaat komen mensen het erf van de familie de Jong in Benthuizen op. Ze halen er yoghurt, vla, hangop en andere zuivel uit de automaat die nu al enige jaren naast de voordeur staat. De zaken gaan goed: zuivelmaakster Eline de Jong en haar moeder vullen het apparaat meerdere keren per dag bij. Er zijn vaste klanten die in het weekeinde een ronde maken langs diverse landwinkels en zo een groot deel van de boodschappen in huis halen. Klanten maken regelmatig een praatje, over de kwaliteit van de zuivel, het boerenleven en over de politiek, die in het boerenleven nooit ver weg is. Op zaterdag is ook de boerderijwinkel aan huis open, met producten van andere lokale leveranciers: eieren, meel en kaas bijvoorbeeld.
De Jong runt de boerderij in de Noordpolder met haar ouders. Rond het huis onder de dijk scharrelt een kat; in de ligboxenstal achter op het erf worden dagelijks zeventig koeien gemolken. Het grootste deel van de melk gaat naar de fabriek, 800 liter ervan is wekelijks voor de eigen zuivelproductie. Het grootste deel wordt op het eigen erf verkocht; twee andere landwinkels in de regio bieden de polderzuivel ook aan. ‘En het lag een tijdje hier in de supermarkt, maar dat hield ineens op’, zegt ze. 
De zuivelproductie begon een paar jaar geleden als een hobby, maar is inmiddels een volwaardige tweede pijler van het bedrijf geworden. De Jong: ‘Het geeft ons net dat plusje dat we nodig hebben. We zitten met z’n drieën in het bedrijf: mijn ouders en ik. Als ik hiermee stop, zou ik vijf dagen volledig buiten de deur moeten gaan werken. Dus dit is een serieus onderdeel van ons verdienmodel geworden.’

Quinoa
Alphen aan den Rijn kent buiten de stad een groot buitengebied, met zo’n honderdvijftig boerderijen, vertelt wethouder Relus Breeuwsma (CDA) als hij rondleidt door het gebied. Breeuwsma woont zelf om de hoek bij de zuivelboerderij van De Jong en komt er in het weekeinde regelmatig een boodschap doen, zegt hij. 
Het Alphense buitengebied bestaat uit door sloten en vaarten doortrokken droogmakerijen en veenweidegebied waar in het voorjaar broedende zwanen, vluchten weidevogels en weides vol lammetjes het beeld bepalen. De grond is vruchtbaar. Naast de veeteelt is er ook dan ook veel akkerbouw: aardappels, spruitjes en bieten voornamelijk. Maar vorig jaar stond er voor het eerst ook een perceel met quinoa.

‘Veel boeren kunnen het hoofd niet meer boven water houden zonder iets erbij te doen’

Van de Alphense agrariërs hebben er 44 een winkeltje of automaat bij de deur, met het hele jaar door producten uit het eigen bedrijf. Wie z’n best doet, kan tijdens een fietstocht een hele maaltijd bij elkaar kopen: aardappels, groente en fruit, vlees van Wagyu-runderen, eieren, zuivel en een biertje voor erbij.

Nevenactiviteiten
Ruim 24.000 boerenbedrijven hadden in 2023 een aanvullende inkomstenbron, bleek eind vorig jaar uit onderzoek van Wageningen University & Research en het CBS. Dat is 48 procent van het totaal aantal bedrijven, en 10 procent meer dan in 2020. Naast de landwinkels gaat het onder meer om boerencampings, stallingen, zorgboerderijen of de energieopwekking, bijvoorbeeld door zonnepanelen op het land. 
Voor veel bedrijven zijn de nevenactiviteiten nodig om overeind te blijven in een sector die onder druk staat door lage prijzen, de stikstofproblematiek en concurrentie uit het buitenland. Het aantal boerenbedrijven neemt mede daardoor al jaren af. In 2022 sloten er 1100 boerenbedrijven de deuren voorgoed; een daling van 2,2 procent ten opzichte van 2021. De jaren daarvoor daalde het aantal boeren met zo’n 1 tot 3 procent per jaar. ‘Veel boeren kunnen het hoofd niet meer boven water houden zonder iets erbij te doen’, zegt ook wethouder Breeuwsma. 
Het Groene Hart, midden in de drukke Randstad, ‘is bij uitstek het gebied waar stad en land nauw met elkaar vervlochten zijn’, zegt Breeuwsma, die zelf opgroeide op een boerderij in Friesland. ‘En de relatie tussen de agrarische sector en het dorpsleven is ook nauw met elkaar vervlochten.’ Agrarische ondernemingen zijn doorgaans familiebedrijven, die vaak al decennia – en soms eeuwen – actief zijn. Ze sponsoren de lokale voetbalclub, dragen bij aan de intocht van Sinterklaas en zorgen simpelweg voor werkgelegenheid en inkomen. Ook hebben de agrariërs een rol bij aan het beheer van het landschap. 
Daarnaast is er de bijdrage aan de voedselproductie. Niet onbelangrijk, volgens Breeuwsma. Vorig jaar berekende Alphen dat, als het gaat om caloriebehoeften van de 115.000 inwoners, voor 69 procent in de eigen voedselbehoefte kan worden voorzien. ‘Maar dan moet je wel van aardappels en melk houden’, lacht de wethouder. 
Alphen aan den Rijn is de eerste gemeente die een dergelijk onderzoek heeft laten uitvoeren. Met de berekening wil het de inwoners vooral bewust maken van het belang van de lokale voedselproductie. Het onderzoek volgt op de uitgesproken wens van toenmalig gedeputeerde Han Weber van Zuid-Holland – nu burgemeester van Zuidplas – dat zo’n 80 procent van het verse voedsel dat in de provincie wordt geconsumeerd, ook in Zuid-Holland wordt geproduceerd. Kortere voedselketens zorgen onder meer voor een kleinere CO2-voetafdruk, zei de gedeputeerde.

Kaasboerderij
Bij de kaasboerderij van de familie Van Leeuwen in Koudekerk aan den Rijn wordt al drie eeuwen kaas gemaakt. In de Hollandse polders was dat lang noodzaak: veel transport gebeurde per boot, zegt Hans van Leeuwen, maar het lukte dan niet altijd om de melk vers te houden. En dus werd er kaas van gemaakt. Nu is de Koudekerkse kaasboer nog de enige in de directe omgeving; de concurrentie huist verderop, net over de gemeentegrens in Zoeterwoude.
Van Leeuwen nam in 1994 het bedrijf over en melkt nu dagelijks ruim honderd koeien. Verreweg de meeste melk is voor de kaasproductie; alleen de opbrengst van het weekeinde wordt door de fabriek opgehaald. Het resultaat: 60.000 kilo kaas per jaar, van alle soorten. Een groot deel ervan gaat naar de groothandel. De familie verkoopt al langer aan huis maar in coronatijd installeerde Van Leeuwen een automaat bij de ingang van het erf. Sindsdien loopt het storm. De automaat, 24/7 in gebruik, levert zo’n 10 procent van de kaasomzet. ‘Dat hadden we niet verwacht,’ zegt Van Leeuwen. ‘Het loopt hier de hele dag wel door. Het heeft een positief effect op ons inkomen.’ Van Leeuwen speelde daarnaast weleens met de gedachte om ook vers vlees aan te bieden van eigen koeien, maar dat is een moeilijker product om goed vers te houden dan kaas.

Kleinschalig
Alphen moedigt de verkoop op het erf dus aan, maar heeft er in praktische zin weinig bemoeienis mee. Mits kleinschalig in omvang is er geen vergunning nodig voor de landwinkels, laat staan een aanpassing van het omgevingsplan. De enige overheidsbemoeienis komt van de Voedsel- en Warenautoriteit, die vereist dat de producten met regelmaat op kwaliteit ­gekeurd worden. ‘Ambtenaren van de gemeente komen hier ook kaas kopen’, zegt Van Leeuwen. ‘De politie soms ook.’