VNG Magazine nummer 17, 8 november 2024

Tekst: Johan de Kruijf | Beeld: Bert Beelen

De besluitvorming over de gemeentebegroting kan transparanter door al in het besluit bedragen te noemen én door in te stemmen met de meerjaren­begroting. De Duitse praktijk laat zien dat dat kan, stelt bestuurskundige Johan de Kruijf.

Johan de Kruijf

Het doorsneeraadsbesluit bij de begroting en bijbehorend raadsvoorstel in Nederland heeft als strekking ‘vaststellen van het begrotingsvoorstel’. Hoeveel geld erin omgaat, staat meestal niet in het raadsbesluit en raadsvoorstel. Het begrotingssaldo, kort door de bocht het antwoord op de vraag of de begroting al dan niet in evenwicht is, staat vaak wel in het raadsvoorstel. Het antwoord op de vraag over totale middelen is alleen te vinden in de financiële begroting of in de ‘Begroting in een oogopslag’.
In Duitsland kent het raadsbesluit standaard drie elementen: het totaal van baten en lasten inclusief saldo, het totaal van de kasstromen uit investeringen en investeringssubsidies voor het begrotingsjaar. Daarmee is in één oogopslag duidelijk waar een begrotingsbesluit over gaat.

Bedragen

Bij de rijksbegroting staat in de tekst van het wetsvoorstel een verwijzing naar de zogenaamde begrotingsstaat met daarin per artikel de begrote bedragen. Dit laat zien dat een begrotingsbesluit ook in Nederland de bedragen kan omvatten. De argumentatie voor gemeenten is ook gebruikt in een rekenkamerrapport bij de begroting 2025 van Enschede.

Met instemmen bindt de raad zich niet definitief

In de Gemeentewet staat (artikel 190, eerste lid) dat de begroting bestaat uit een raming van baten en lasten voor het komende kalenderjaar met daarnaast ten minste een meerjarenraming voor de drie jaren daarna. In artikel 191, eerste lid staat dat de raad de begroting vaststelt. Oftewel de meerjarenraming wordt niet vastgesteld. Dat heeft gevolgen voor de formulering van raadsbesluiten. Een raadsbesluit waarin het begrotingsdocument voor een meerjarige periode wordt vastgesteld, is daarom niet correct. Bij de meerjarenraming (artikel 189, tweede lid Gemeentewet) gaat het om toezien op het structurele en reële evenwicht van de begroting.

Minder bindende uitspraak

Dat vraagt om een minder bindende uitspraak over de meerjarenraming. Naast ‘vaststellen’ zijn ‘goedkeuren’, ‘instemmen’ of ‘kennisnemen van’ opties bij besluitvorming. ‘Goedkeuren’ valt af omdat de gemeenteraad het recht van vaststellen heeft en goedkeuring een vaststellingsbesluit vereist. ‘Kennisnemen van’ is een te zwakke formulering, omdat geen oordeel volgt. Dat is wel nodig, omdat de raad moet oordelen over de vraag of de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Met ‘instemmen’ geeft de (meerderheid van de) raad aan akkoord te gaan met het meerjarig beeld, zonder zich al definitief te binden.

Anders formuleren van een raadsbesluit lijkt een futiliteit

In het Besluit begroting en verantwoording (Bbv) is bepaald dat het autorisatieniveau minimaal het programmaniveau is. Het raadsbesluit zou daarbij aan moeten sluiten. Naar analogie met het rijk betekent dat een begrotingsstaat waarin per programma de baten en lasten zijn vermeld. Omdat reserves een ander type middelen zijn dan reguliere baten en lasten is afzonderlijke autorisatie wenselijk. Tot slot is het noodzakelijk om voor investeringskredieten ook ‘vaststelling’ te vragen. Uitzondering hierop zijn investeringskredieten waarvan is aangegeven dat die later ter besluitvorming worden voorgelegd. Voor die categorie volstaat bij de begrotingsbehandeling ‘instemming’ door de raad zodat het college de beoogde voorstellen kan gaan uitwerken.
Anders formuleren van een raadsbesluit lijkt een futiliteit. Een raadsbesluit zoals hierboven aangegeven, levert u als raad op dat u minder op de kleine lettertjes van de begroting bent aangewezen.

Johan de Kruijf is universitair docent bestuurskunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en lid van de rekenkamers van Enschede, Noordoost-Twente en Venlo. 

Schrijf ook een Betoog voor VNG Magazine: redactie@vngmagazine.nl