Yvonne Hof is voorzitter van het college van bestuur Meerkring, PO Amersfoort. Zij zegt dat kansenongelijkheid overal zit, maar dat we op lange termijn echt wel verschil kunnen maken: Blijf daarbij goed kijken, luisteren en inspelen op de context. Dé oplossing bestaat niet.
Vatbaar voor verslaving
Kansenongelijkheid zie je altijd en overal optreden. Mijn arbeidsverleden is divers, van saunadirecteur en manager bij Holland Casino tot bestuurssecretaris van het Trimbos-instituut, kwartiermaker bij een jeugdzorginstelling en verandermanager bij een zorggroep. En nergens was kansenongelijkheid afwezig. Het publiek van een casino bijvoorbeeld is vatbaar voor verslaving, wat vaker onder bepaalde doelgroepen speelt. Dit was onder meer reden dat ik de overstap maakte naar meer ideële werkomgevingen om impact te maken en preventiever te kunnen sturen. De kansenongelijkheid die ik in zorg en jeugdhulp meemaakte zag ik later bevestigd in de onderzoeken van het Trimbos-instituut. Mensen zijn geneigd tot verschillende coping-mechanismen wat zich kan uiten in verslaving, verminderd gezond gedrag of emotionele problemen.
Opengeknipte schoenen
In coronatijd (maar ook daarvoor en erna) zagen we de thuissituatie direct weerspiegeld in achterstanden, bijvoorbeeld via gebrek aan digitale middelen en vaardigheden. En ook nu zie ik legio voorbeelden in de praktijk. Kinderen die met opengeknipte schoenen naar school komen omdat er geen geld is voor nieuwe. Gezinnen die tijdens corona zich op een flatje moesten behelpen zonder wifi of pc’s en geen plek hadden om te leren. Een meisje dat de overstap naar de middelbare school maakte, maar van wie de analfabetisch moeder alle mails en brieven had gemist, met als gevolg dat ze met Kerst nog steeds ongezien thuis zat. Of ouders met een migratieachtergrond die denken dat de voorschool hun kind automatisch aanmeldt op een basisschool, daardoor veel te laat zijn en niet op de plek terechtkomen die ze zouden willen. Ook zagen we leerlingen die door corona de voorschool hadden gemist en op de eerste schooldag het woord ‘beker’ nog niet kenden waardoor ze veel meer tijd, aandacht en andere ondersteuning nodig hadden.
Aanmeldprocedure
Aan dit type kansenongelijkheid kun je zeker het nodige doen (al zal je het nooit helemaal uitbannen). Neem de aanmeldprocedure, waarvan we allemaal weten dat hoogopgeleide ouders makkelijker de juiste school voor hun kinderen weten te vinden dan laagopgeleide of ouders met een migratieachtergrond. In Amersfoort hebben we als schoolbesturen afspraken gemaakt over een eerlijke en gezamenlijke aanmeldprocedure en website. Alle ouders krijgen van de gemeente een kaart om hen attent te maken op hoe ze hun kind kunnen aanmelden. In Utrecht en Amsterdam is er zelfs een centraal aanmeldpunt om gezinnen te ondersteunen.
Moedige ouders
Ook gemengde scholen kunnen helpen. Op Vlinderslag in de wijk Kruiskamp is dat goed gelukt en is er nu een diverse populatie met uiteenlopende activiteiten, naast uiteraard goed onderwijs en nauwe verbinding en betrokkenheid met ouders. Dat lukt als alles meezit: een fantastische directeur, een gemeente die er achter staat – Amersfoort is sinds 2021 Nationale Onderwijsstad –, en het juiste moment van een nieuwbouwlocatie met in de omgeving ook nieuwe woningen. En natuurlijk moedige ouders die kiezen voor een wijkschool. De rol van de gemeente blijft daarbij een belangrijke factor: woonsegregatie werkt schoolsegregatie in de hand. Het ideaal is dat kinderen naar de school in de wijk gaan, maar dat lukt niet altijd. Sommige ouders kiezen graag voor conceptscholen als Jenaplan en Montessori of voor religieus geïnspireerd onderwijs. Dat is de vrijheid die we in Nederland hebben en dit tegengaan kan alleen door aanpassing van wetgeving. Van belang is na te denken of je dankzij of ondanks wetgeving verschil kunt maken.
Uitstroomcijfers
Zo zou het systemisch helpen als niet de uitstroomcijfers bepalen of je een goede school bent. Zolang je vooral kinderen met een voorsprong hebt zeggen goede uitstroomcijfers namelijk niets over de kwaliteit. Juist scholen waar kinderen een enorme ontwikkeling hebben doorgemaakt laten onderwijskwaliteit zien die aansluit bij verschillende ondersteuningsbehoeften. Dat zou dan ook een veel eerlijker standaard zijn en het zou goed zijn daarin te investeren. Gelijke kansen kun je verder stimuleren door een soepele overgang tussen basisschool en voortgezet onderwijs. Vanuit het Samenwerkingsverband zijn we onder meer aangesloten bij het programma ’10-14 onderwijs’ en werken we Amersfoort-breed aan de POVO-overgang, waardoor er direct contact is tussen docenten van groep 7 en 8 en die van de eerste klassen daarna. Zo kunnen we beter kijken wat leerlingen nodig hebben – extra taalles bijvoorbeeld – om op een passende school en een passend niveau terecht te komen.
Niet te rigide
Sowieso is goed kijken, luisteren en inspelen op de context de beste remedie om kansenongelijkheid te keren. Grootschalige oplossingen voor iedereen, zoals alleen maar brede scholen, gaan niet alleen helpen. Wij hebben bijvoorbeeld sessies georganiseerd met kinderen uit groep 7 en 8 (PO) en klas 1 en 2 (VO) en dan blijkt dat sommigen baat hebben (gehad) bij een brede school en anderen juist bij categoriaal onderwijs. Beide zijn prima, al is het wel goed dat categorale leerlingen ook in verbinding staan met ander type kinderen. Ook in de discussie over speciaal onderwijs moet je niet te rigide zijn. Goede ondersteuning kan op gewone scholen, mits de klassen klein zijn met voldoende onderwijsassistenten en een goed pedagogisch en didactisch klimaat. Maar er zal altijd een groep zijn die meer baat hebben bij speciale scholen. Het werk daar is echt een andere tak van sport, met andere vaardigheden en beroepsprofielen.
Goed luisteren
Misschien klinkt het als een open deur, maar blijf nauwlettend kijken naar wat mensen nodig hebben en vul dat niet te snel vooraf in. Goed en georganiseerd luisteren is cruciaal. Een mooi, weliswaar geheel ander ongewoon voorbeeld, gebeurde in Mexico, waar veel ouders niet de verplichte kinderstoeltjes in auto’s wilden. Ze vonden dat het aan God was om over hun kinderen te waken, niet aan een overheid die maatregelen oplegt. Door naar de ouders te luisteren, werd de oplossing uiteindelijk gevonden in een priesterlijke zegening van de stoeltjes. Sindsdien is het aantal kinderslachtoffers van een verkeersongeval aanzienlijk verminderd. Dit laat zien dat een oplossing niet altijd in de hoek zit waar je het zou verwachten. Meer kansengelijkheid krijg je als je maatregelen al luisterend op hun impact doordenkt en niet alleen uit idealisme handelt. Goedbedoelde acties, ook interventies op school, hebben soms perverse gevolgen. Bij verkeerde communicatie kan het imago van een school veranderen, waardoor sommige ouders hun kinderen juist daar níet naartoe willen sturen.
Gemeenschappelijke visie
Die impactgerichte houding op diverse aspecten is in het groot ook nodig als we als onderwijs en gemeenten kansengelijkheid serieus willen aanpakken. Mijn voorstel zou zijn om een gemeenschappelijke visie – bijvoorbeeld gericht op welbevinden en ontwikkeling – te koppelen aan een concrete uitvoeringsagenda en die al uitproberend uit te werken. Niet alles hoeft tegelijkertijd, Rome is ook niet in één dag gebouwd, als we maar vanuit die visie stappen zetten richting bijvoorbeeld huisvesting, aanmeldprocedures, financiering, voldoende professionals, etc. Zo kun je meer langjarig sturen zonder een subsidieconfetti met alleen maar kortdurende middelen die nauwelijks impact hebben op de lange termijn. Ook zie je momenteel diverse perverse prikkels, vergelijk de financiering voor het aantal leerlingen, die eerder voor concurrentie op leerlingen zorgen dan voor samenwerking. De onderwijsregio’s moeten dat nu weliswaar verhelpen, maar in de praktijk leidt dit tot veel bestuurlijke drukte in plaats van inhoudelijk gedreven samenwerking.
Educatieve regio
In Amersfoort hebben we daarom gekoerst op wel die inhoudelijke oriëntatie ten behoeve van een pedagogisch educatieve regio van kinderopvang tot en met hbo met een krachtig pallet aan allerlei projecten. De onderwijsregio, inclusief de financiering, hebben we aan deze inhoudelijke samenwerking gekoppeld. Hier gaan we ook kijken hoe we – ondanks en liever nog dankzij afspraken – de schotten tussenkinderopvang en primair onderwijs kunnen verkleinen. Nu de NPO-gelden stoppen willen onderwijsassistenten bijvoorbeeld ook deeltijd in de buitenschoolse opvang werken, maar dat blijft door verschillende tarieven en cao’s lastig. Daarnaast blijft het belangrijk om als onderwijs te bekijken welke impact gerealiseerd kan worden op de samenleving. In het Soesterkwartier werken we daarom toe naar een multifunctionele voorziening met een bundeling van diverse functies, zoals onderwijs, zorg en welzijn. In de samenwerking kunnen scholen en gemeenten veel betekenen voor meer gelijke kansen. Scholen zijn een oefenplaats voor de samenleving en een logische vindplaats.
Naschoolse activiteiten
Maar je kunt niet alles bij het onderwijs leggen, daaromheen moet je het dus goed organiseren, soms alleen maar faciliteren en soms iets extra’s aanbieden. In Amersfoort doen we dat bijvoorbeeld via ABC: de Amersfoortse brede Combinatie – kinderopvang, onderwijs en welzijn – die in alle wijken vakantie- en naschoolse activiteiten en trainingen organiseert. Het is dan ook van belang dat de landelijke ambities aansluiten bij de lokale praktijk zodat we ons gezamenlijk sterk maken voor meer kansengelijkheid en het vergroten van welbevinden en ontwikkeling van kinderen en volwassenen.