Laatst bijgewerkt: 13 november 2024

Volgens Peter Hennevanger (wethouder Pijnacker Nootdorp) is kansenongelijkheid niet beperkt tot één gebied. Het kan overal en ook plots ontstaan. Soepele overgangen tussen kinderopvang, onderwijs en andere ondersteuning helpen bij het creëren van kansengelijkheid. 

Coronacrisis

Kansenongelijkheid is natuurlijk breed, ik bekijk het vooral vanuit mijn onderwijsportefeuille. Onderwijs en scholen zijn een plek waar kansenongelijkheid een gezicht krijgt. Kansengelijkheid is niet vanzelfsprekend en een situatie van kansenongelijkheid kan zomaar ontstaan. Dan denk ik bijvoorbeeld aan een ondernemer die in de coronacrisis zijn bedrijf is kwijtgeraakt, wat direct impact heeft op de gezinssituatie en de leerprestaties van kinderen. Als ik met docenten praat op de middelbare school hoor ik de voorbeelden van kinderen die daardoor van een kansrijke (leer)omgeving terechtkomen in een thuissituatie waarbij de dagelijkse geldzorgen belangrijker zijn geworden dan de aandacht voor de opleiding. Ik denk dat we af moeten van de gedachte dat het louter een geografisch en omlijnd sociaal verschijnsel is. Het komt overal voor of kan overal voorkomen.

Samenwerking

Je kunt er wel wat aan doen. In Pijnacker-Nootdorp werken partijen als basisonderwijs, kinderopvang, jeugdzorg samen in Integrale Kindcentra aan soepelere overgangen tussen kinderopvang, onderwijs en overige ondersteuning, zoals schoolmaatschappelijk werk. Zo bieden we peuteropvang aan voor alle kinderen op het niveau van VVE en niet alleen voor kinderen die via de GGZ hiervoor zijn aangewezen. Dit voorkomt segregatie en draagt bij aan een goede start. Ideaal zou zijn als we alle kinderen van 0 tot 12 jaar gratis een rijke schooldag kunnen bieden, waar onderwijs, kinderopvang en ook sport, en cultuur bereikbaar zijn voor iedereen. Maar voordat we daar zijn zal er ook institutioneel wat moeten veranderen. Een probleem is dat elk domein verschilt in wet- en regelgeving, variërend van cao en toezicht tot aan kwaliteitskaders en huisvestingseisen. Dat frustreert de samenwerking en overdracht enorm. 

Landelijk beleid

Mijn lobbypunt richting het rijk zou dan ook ten eerste deze harmonisatie zijn: één wet voor kinderen van 0 tot 12 jaar die de verschillende wet en regelgeving met betrekking tot Kinderopvang, Primair onderwijs, Passend Onderwijs, VVE vervangt. Het voornemen in het hoofdlijnenakkoord om ‘gratis kinderopvang’ te beperken tot alleen kinderen van werkende ouders, pakt averechts uit. Dan blijft het een elitaire aangelegenheid. Diezelfde gelijke aanpak geldt voor de aparte taalklassen. Een beperkt aantal scholen met een eigen taalklas werkt eerder segregatie dan kansengelijkheid in de hand. Toch ben ik niet pessimistisch, want in de praktijk gebeuren er al mooie dingen, zeker bij de vorming van IKC’s. Als koplopers-groep van gemeenten met een IKC beleid, waarvan Pijnacker-Nootdorp deel uitmaakt, inspireren we elkaar daarin enorm. Ook maken we regionale afspraken om deze beweging naar doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen verder te brengen. Ik zie dat ik er niet alleen voor sta. Dat is bemoedigend. Maar mijn wens richting rijk: werk aan één gebouw, één set eisen, één cao en één wet. Dan kunnen wij als gemeente kansengelijkheid concreet gaan bevorderen.