Kansenongelijkheid zit ook in ‘gewone’ wijken met gespikkelde problematiek. Eelco Eerenberg (wethouder Utrecht) pleit voor een beweging van scheidslijnen naar kantelpunten.
Schoolbel
Kansenongelijkheid krijgt voor mij een gezicht als ’s middags om kwart voor drie de schoolbel gaat en de ene groep leerlingen naar sport, muziek of andere activiteiten gaat en de andere groep uit verveling gaat hangen in de wijk. Dat onderscheid vindt plaats op iedere school en niet alleen tussen scholen in verschillende wijken. In Utrecht beschikken we over veel lokale kennis. We weten op zich waar de scheidslijnen zitten, onder andere via jeugd- en gezondheidsmonitors. En dan zie je een stapeling en wederzijdse beïnvloeding van problemen, rond inkomen, gezondheid, meedoen, vertrouwen, werkloosheid etc.
Spikkelwijken
In eerste instantie lijkt dat zich te clusteren in bepaalde wijken, zoals Kanaleneiland en Overvecht. Maar dat kan je ook op het verkeerde been zetten. We zijn inmiddels goed geworden in het benoemen van scheidslijnen, maar nog niet in het zien van kantelpunten. Neem als voorbeeld Leidsche Rijn, wat ik een spikkelwijk noem. Deze wijk komt in de cijfers niet naar boven, maar ondertussen zit er gespikkeld veel problematiek. Het probleem is dat veel monitors uitgaan van gemiddelden, waardoor Leidsche Rijn ook gemiddeld niet gezien wordt als een wijk met veel achterstanden. Dit doet schoolbestuurders soms wel eens verzuchten van ‘was ik maar een school met meer achterstanden, dan zou ik ook in aanmerking komen voor extra geld’.
Mantra van ongelijk investeren
Uiteindelijk is het allemaal een verdelingsvraagstuk. Veel extra geld gaat naar wijken met een cumulatie van multiproblematiek. Ik zou daarom een beweging bepleiten van scheidslijnen naar kantelpunten. Dat betekent afstand nemen van de klassieke benadering om vooral te investeren in de traditionele probleemwijken met lage sociaaleconomische scores. Maar we zitten, zeker de raad, vast in het mantra van ongelijk investeren dat als een soort religie wordt uitgedragen. Ik denk dat we veel meer oog moeten hebben voor de diversiteit in gemiddelde wijken met gespikkelde problematiek. Anders keert vanzelf wel de wal het schip. Dat betekent dus een andere verdeling van rijksbijdragen. Ook zullen we iets moeten doen aan de versnippering van al die gelden. Het is krankzinnig hoeveel potjes met allerlei eigenbelangen er zijn.
Artikel 23
Structurele bevordering van kansengelijkheid raakt verder de positie van het onderwijs als geheel. Mijn wens is een soort decentralisatie van het onderwijs, zodat alle leerlingen naar de school in de buurt gaan. Dat vergt een andere invulling van artikel 23, waarbij je de vrijheid van onderwijs als het ware ín de wijkschool incorporeert. Wil je islamitisch of christelijk onderwijs, dan krijg je dat binnen de wijkschool. Dat betekent ook iets voor de grootte van scholen. Prima om op plattelandsgebieden kleine scholen te hebben, maar als er in steden binnen een wijk kleine scholen gericht op specifieke doelgroepen bestaansrecht hebben, dan is dat niet langer houdbaar. Dan kunnen we tot slot gelijk iets doen aan de onderwijshuisvesting. Want het is echt schandalig hoe we dat de afgelopen tijd hebben laten verslonzen.