VNG Magazine nummer 19, 6 december 2024
Tekst: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: ANP/Jeffrey Groeneweg
Nog steeds wordt in woonwijken vuurwerk opgeslagen. Burgemeesters maken zich grote zorgen over de veiligheid van zowel omwonenden als hulpverleners. Ondanks een oproep van lokaal bestuurders wil het kabinet de opslaglocaties nog niet verbieden.

Begin dit jaar ontplofte in Rotterdam-Zuid een drugslab in een garagebox in een woonwijk. De explosie liet een enorme ravage achter, drie mensen kwamen om het leven. Het incident had nog groter kunnen zijn: enkele tientallen meters van de ontplofte box was een vuurwerkopslag gevestigd. Hulpdiensten haalden de opslag tijdens de brand die volgde op de explosie in allerijl leeg. Daarmee voorkwamen ze erger.
Ondanks de vuurwerkramp in Enschede in 2000, en die in Culemborg in 1991, zijn er nog altijd zo’n vierhonderd vuurwerkopslaglocaties gevestigd in woonwijken, meldde EenVandaag begin dit jaar. Veelal gaat het om kleinere locaties met een capaciteit tot 10.000 kilo vuurwerk. Voor deze aantallen, denk aan de verkoopvoorraad van de detailhandel, is geen vergunning nodig; wel moet het worden gemeld bij de gemeente.
In opdracht van de Tweede Kamer deed de Universiteit Twente vorig jaar opnieuw onderzoek naar de lessen van Enschede en Culemborg. De conclusie: ondanks alle maatregelen na Enschede, gevat in het Vuurwerkbesluit 2002, is de opslag van vuurwerk nog steeds gevaarlijk. En die gevaren doen zich niet alleen voor bij groothandels. Ook bij de kleinere opslaglocaties bestaat het risico op een massaexplosie, waarbij al het aanwezige vuurwerk tegelijkertijd explodeert, ook als daar alleen relatief licht vuurwerk wordt opgeslagen.
Schrikken
‘Dat rapport was voor ons wel even schrikken’, zegt burgemeester Jack Mikkers van ’s-Hertogenbosch. ‘We hebben altijd gedacht dat de handelsvoorraden relatief veilig werden opgeslagen. Maar dat is dus niet zo.’ Hij verwijst naar de brand in Rotterdam. ‘Hoeveel waarschuwingen heb je nodig?’ Mikkers heeft in het Veiligheidsberaad, het overleg tussen de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s, de brandweerportefeuille. Als het aan het beraad ligt, worden de gevaarlijke opslaglocaties in woonwijken zo snel mogelijk gesloten. Maar, zegt Mikkers, de wetgever is daarvoor aan zet. ‘De staatssecretaris kan dit eenvoudig aanpassen.’
Maar staatssecretaris Chris Jansen van Milieu wil zover nu nog niet gaan. In reactie op het Twentse rapport zei hij afgelopen oktober dat hij de verpakkingseisen voor vuurwerk verhoogt. Zo zijn zogeheten gaasverpakkingen, goed voor 13 procent van het vuurwerk, niet meer toegestaan. In die verpakkingen blijft er een risico op een massaexplosie, constateerden de UT-onderzoekers. Daarnaast laat Jansen onderzoeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn, en of de regels uit het Vuurwerkbesluit uit 2002 nog voldoen. Als dat niet zo blijkt te zijn, kunnen er mogelijk extra maatregelen volgen.
Plezier
In een persbericht zei Jansen in oktober voorstander te zijn van ‘een veilig en handhaafbaar vuurwerkbeleid’. ‘Veel mensen ontlenen plezier aan de vuurwerktraditie. Maar het moet wel veilig kunnen. Dat geldt ook voor de opslag van vuurwerk.’
Mikkers ergert zich aan de koppeling die de staatssecretaris maakt tussen het veilig opslaan en het plezier dat vuurwerk mensen biedt. ‘Dat is een andere discussie. Het gaat ons erom dat het gevaar op een ontploffing op een opslaglocatie weggenomen wordt. Ik zou willen dat de staatssecretaris het Vuurwerkbesluit dusdanig aanpast dat opslag in woonwijken niet meer kan. Hij reageert nu heel beperkt door alleen de verpakkingen aan te passen.’
De brandweer wordt hiermee voor een onwenselijk dilemma geplaatst
Mikkers wijst erop dat gemeenten ook verantwoordelijk zijn voor brandweermensen die in actie moeten komen bij een vuurwerkbrand. Zij moeten bij een brand in een opslaglocatie uitgaan van de zwaarste categorie vuurwerk. Dat betekent vooral afstand bewaren en zorgen dat omstanders ook uit de buurt blijven. Mikkers: ‘De brandweer wordt hiermee voor een onwenselijk dilemma geplaatst, waarbij het redden van mensen en het beperken van materiële schade moeten worden afgewogen tegen het risico van massaexplosie. Brandweermensen willen juist in actie komen. Maar we kunnen niet anders. De brandweer kan bij zo’n brand zijn werk niet veilig doen.’
Bijkomend probleem is dat omstanders en omwonenden van de brandweer verwachten dat die gaat blussen. ‘Als dat niet gebeurt, krijg je boosheid, dan komt het draagvlak voor hulpdiensten in gevaar.’
In steeds meer gemeenten gaan stemmen op voor een algeheel vuurwerkverbod. Dat zou ook de problemen met de onveilige opslaglocaties voorkomen. Ook in het Veiligheidsberaad is een meerderheid hiervan inmiddels voorstander. Maar Mikkers is terughoudend. Want, ziet hij: een vuurwerkverbod voorkomt niet dat er vuurwerk wordt afgestoken.
Liever ziet Mikkers dat er op Europees niveau afspraken worden gemaakt. Hij wijst erop dat in Duitsland en België zwaarder vuurwerk mag wordt verkocht dan in Nederland. Een lokaal verbod helpt dan niet. ‘We hebben met elkaar de plicht om de legale omgang met vuurwerk op een goede manier vorm te geven en de samenleving te garanderen dat het veilig is. ‘Die garantie kunnen we nu niet geven.’
Handreiking aanpak vuurwerk
Elk najaar zijn politie en justitie druk met onderzoeken naar handel in en opslag van (zwaar) professioneel vuurwerk. Deze illegale opslag levert grote veiligheidsrisico’s op. De Handreiking bestuurlijke aanpak bij aantreffen vuurwerk is bedoeld voor dergelijke situaties en voor VNG-leden gepubliceerd op het VNG Forum.