VNG Magazine nummer 6, 15 april 2022

Tekst: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: Shutterstock

Vraag Nederlanders in welke mate ze vrijheid ervaren en er komen – grofweg – vijf verschillende antwoorden op, ontdekte politicoloog André Krouwel. Net niet de helft van de inwoners voelt zich echt vrij, de andere helft voelt zich beknot door de overheid.
 

Vrijheden

Kieskompas deed het onderzoek naar vrijheidsbeleving in opdracht van het Openluchtmuseum in Arnhem. Daar staat sinds eind maart het thema ‘Hoe vrij ben jij?' centraal. Door de coronamaatregelen stond dit thema hoog op de agenda. In december voerde Kieskompas, ook bekend van de stemhulpen bij de verkiezingen, onderzoek uit door Nederlanders stellingen voor te leggen over politieke en sociale vrijheden.
Het onderzoek leidde tot vijf verschillende typologieën: groepen mensen uit de samenleving die op verschillende manieren vrijheid beleven of zich onvrij voelen. Het onderzoek is ook voor gemeentebestuurders interessant, zegt Krouwel, verbonden aan de Vrije Universiteit en oprichter van Kieskompas, omdat het iets zegt over de manier hóé je deze vijf groepen aan moet spreken als je ze wilt betrekken bij het politieke proces en (de totstandkoming van) het overheidsbeleid.
Eerst de vijf groepen. Allereerst zijn daar de vrijheidsactivisten. Zij willen vrijheid voor iedereen, zijn warm voorstander van de multiculturele samenleving, en vinden dat Nederlanders zich moeten inzetten voor het aanpakken van wereldwijde problemen. De tweede groep bestaat uit de wat Krouwel noemt ‘gemeenschapsdieren’, die vinden dat de individuele vrijheden best wat beperkt mogen worden voor het grotere goed. Dit is bijvoorbeeld de categorie die zich het meest kon vinden in strengere coronamaatregels, zoals de lockdown. Deze twee groepen, zegt Krouwel, voelen zich amper beperkt in hun vrijheid, en maken samen 49 procent van de bevolking uit.

Trots
Dat is anders bij de andere drie groepen. De conservatief-christelijke inwoners voelen zich soms bedreigd in hun religieuze vrijheid, wanneer hun traditionele normen en waarden onder druk komen te staan. Dit bijvoorbeeld doordat de zondagsrust wordt geschonden door koopzondagen of door het opheffen van het lokaal vloekverbod.
Een meer nationalistisch ingestelde groep (de vierde categorie) voelt zich juist beperkt in zijn vrijheid als het gaat om de trots die deze mensen voelen als Nederlander: ze vinden dat Nederland en de Nederlandse cultuur worden verkwanseld doordat er te veel aandacht is voor zaken die hun belang niet dienen. De vrijheid van religieuze minderheden mag best beperkt worden, bijvoorbeeld door een boerkaverbod.
De laatste groep, door Krouwel de ‘coronastrijders’ genoemd, heeft de meest moeizame relatie met de overheid. Zo’n 16 procent van de Nederlanders behoort tot deze groep. Deze mensen, vooral mannen en praktisch opgeleid, zijn een groot voorstander van privacy en vrijheid van meningsuiting, maar alleen wanneer het hun eigen vrijheid betreft. Krouwel: ‘Ze vinden hun eigen vrijheid belangrijk, maar ontkennen die van anderen, bijvoorbeeld van moslims.’
Het is deze groep die in coronatijd alles heeft zien veranderen. Vrijheid betekende toch dat iedereen vrij was om zélf keuzes te maken? Waarom bemoeit de overheid zich dan met mij? Krouwel: ‘Zij voelen zich momenteel het meest in hun vrijheid beperkt. Je mag van de overheid niet eens meer naar de kroeg of trainen met je team. Ze zien de overheid daarom als onderdrukker, een totalitaire staat die ze ten diepste wantrouwen.’

Inhoudelijk debat
Het is goed om je als gemeente – of andere overheidslaag – bewust te zijn van deze vijf types, zegt Krouwel, onder meer omdat ze op een andere manier benaderd moeten worden, of omdat beleid waarmee vrijheden potentieel worden ingeperkt, op andere manieren moeten worden toegelicht. Je kunt hetzelfde verhaal vertellen op vijf verschillende manieren.
De laatste groep is soms al buiten bereik van de overheid geraakt, vreest Krouwel. ‘Als overheid kun je die groep nauwelijks nog overtuigen. Alles wat een machthebber zegt, wordt toch gewantrouwd. Vrienden en kennissen kunnen nog tot deze groep doordringen. Maar via overheidscommunicatie lukt dat niet.’
De andere twee groepen zijn nog wel binnenboord te houden, zegt Krouwel, bijvoorbeeld door hun zorgen weg te nemen. ‘Met deze groepen kun je een inhoudelijk debat voeren’. Bij de religieuze groep kan dat door te wijzen op het feit dat de zondagsrust nog steeds wettelijk geregeld is, of dat vloeken, alhoewel dat veel gebeurt, in veel gemeenten toch echt verboden is. Bij de nationalisten door ze te wijzen op het feit dat Nederland nog steeds Nederland is, ondanks het feit dat er dingen veranderen.
Maar dat gesprek, zegt Krouwel, moet je als volksvertegenwoordigers en bestuurders wel aangaan. Een deel van de religieuze en nationalistische groepen voelt zich aangetrokken tot het populistische gedachtegoed van de coronastrijders. Dat 16 procent van de Nederlanders nu bij die laatste groep hoort, betekent ‘niet het einde van de rechtsstaat’, zegt Krouwel. ‘Maar je moet natuurlijk wel voorkomen dat het 40 procent wordt.’

Polarisatie

De verhoudingen in de maatschappij worden scherper. De komende tijd duikt VNG Magazine daarom in het thema polarisatie. Dit is artikel 3.

Eerder verschenen:
Na de coronacrisis: de samenleving weer aan het stuur (18 maart 2022)
Niet gewoon doordenderen (28 januari 2022)