VNG Magazine nummer 18, 19 november 2021

Tekst: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: Martijn Beekman

Gemeenten worden als eerste overheid direct geconfronteerd met de onvrede in de samenleving. Voorzitter Jan van Zanen van de VNG vindt de toenemende polarisatie zorgelijk. Overheden moeten blijven uitleggen, zegt hij.
 

Jan van Zanen

VNG magazine spreekt Jan van Zanen op de middag voor de jongste persconferentie met coronamaatregelen. De aanleiding voor het gesprek is de algemene ledenvergadering (ALV) van de VNG, die volgende week vrijdag in Nieuwegein gehouden zou worden. Het kabinet kondigt later die avond nieuwe maatregelen aan, die er ook toe leiden dat de ALV uitgesteld moet worden. Het uitstel maakt het gesprek met de VNG-voorzitter niet minder urgent, want de vraagstukken zijn groot.

Onbehagen
Het is die avond onrustig in Den Haag, de stad waar Van Zanen nu bijna anderhalf jaar burgemeester is. De relletjes zijn exemplarisch voor de zorgen die hij heeft over de tweedeling in de samenleving. Den Haag is de demonstratiehoofdstad van Nederland, met dit jaar een recordaantal van ruim 1700 betogingen. ‘Het onbehagen komt bij ons heel dichtbij.’ 
Maar het zijn niet alleen de demonstraties in zijn stad die de maatschappelijke onvrede aantonen; elke gemeente merkt het ongenoegen aan het loket. De onvrede wordt onder meer veroorzaakt doordat het rijk verwachtingen schept en beloftes doet die lang niet altijd waargemaakt kunnen worden, zegt Van Zanen. ‘De toeslagenaffaire is daar een enorm groot voorbeeld van, maar er zijn meer zaken.’ 
Van Zanen spreekt over ‘kortsluiting’ in de samenleving, die het gevolg is van de problemen van de afgelopen jaren. Te beginnen bij de bankencrisis en de daaruit voortvloeiende bezuinigingen, die de gemeenten zelf overigens ook hebben geraakt. Die bezuinigingen leidden tot onzekerheid bij inwoners over de economie: houden ze hun baan wel? Het economisch uitzicht eind 2019 was goed. Van Zanen: ‘En toen brak de coronapandemie uit. De teleurstelling daarover is groot.’

Moeilijk uit te leggen
Van Zanen heeft ’s ochtends in het Veiligheidsberaad, waar hij als voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden aan meedoet, met het kabinet gesproken over de nieuwe maatregelen. Hij gaat niet in op het pakket zelf, maar in algemene zin wil hij er wel iets over zeggen.
‘De analyses zitten theoretisch goed in elkaar’, zegt Van Zanen. ‘Het aantal coronabesmettingen stijgt bij alle leeftijdsgroepen, in alle regio’s en in alle settings. Het is overal mis, dat is nogal wat. Maar vervolgens komt er een pakket maatregelen uit dat heel moeilijk is uit te leggen en dat de volgende dag al ingaat. Het kabinet wil het genuanceerd doen, rekening houden met sociaal-maatschappelijke effecten. De ministers gaan vervolgens gewoon naar huis. Maar wij krijgen te maken met de horeca, de winkeliers en de jongeren. Onze mensen staan in de frontlinie en lopen op de laatste benen. Denk aan de boa of de politieagent die al uitgewoond is, de verzorgster die wordt uitgescholden. Wij moeten het allemaal uitleggen en op de controle en naleving toezien. Dat gaan we natuurlijk allemaal doen, maar makkelijk is het niet.’

Een kabinet met veel voormalige lokaal bestuurders is geen garantie

Het verhaal blijven vertellen
Het is niet het eerste dossier waarbij gemeenten in de frontlinie staan, zegt Van Zanen. De asielcrisis, de toeslagenaffaire, de klimaatmaatregelen, de toenemende eenzaamheid, het afbouwen van voorzieningen zijn andere dossiers. Wat kunnen gemeenten doen? ‘Je moet het verhaal blijven vertellen,’ zegt Van Zanen: ‘dat we naast onze inwoners staan, dat de gemeente hun zorgen kent. En bij het rijk blijven we bepleiten dat beleid beter uitvoerbaar en uitlegbaar moet zijn. Alleen dan kun je die kortsluiting voorkomen. Het staat of valt bij de loketten. Als de uitvoering niet op een geloofwaardige manier gebeurt, blijf je onvrede houden.’
Des te vervelender is het dat er nog altijd geen nieuw kabinet is. Van Zanen herhaalt de woorden die hij in februari in dit magazine ook al sprak: ‘Onze inwoners zijn niet demissionair’. Het is ‘ontluisterend’, zegt hij, dat die woorden tien maanden later herhaald kunnen worden. Een nieuw kabinet moet snel duidelijkheid geven, over de centen, de interbestuurlijke verhoudingen en de aanpak van diverse maatschappelijke opgaven. 

Hoge verwachtingen
Zo komt het gesprek weer uit op het geld, de belangrijkste randvoorwaarde voor gemeenten om hun werk goed te doen. Het afgelopen jaar is er weliswaar op incidentele basis extra geld beschikbaar gekomen – denk aan de 1,6 miljard euro voor de jeugdzorg – maar dat ging niet van harte. Er was arbitrage voor nodig. 
Vier jaar geleden hadden gemeenten hoge verwachtingen van het scheidende kabinet. Rutte III was een kabinet met veel lokaal gewortelde bewindspersonen. Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid was bijvoorbeeld wethouder in Rotterdam, zijn collega Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken was dat in Amsterdam. ‘Maar’, concludeert Van Zanen, ‘een kabinet met veel voormalige lokaal bestuurders is geen garantie voor een kabinet met veel empathie voor lokale problemen. Dat is me wel een beetje tegengevallen.’ 
Toch verdient Ollongren volgens de VNG-voorzitter ook ‘een pluim’. Hij is ‘heel tevreden’ over de manier waarop het kabinet omging met de financiering van de coronamaatregelen. ‘De minister heeft op cruciale punten een belangrijke rol gespeeld. Dat smaakt naar meer. Als de randvoorwaarden goed zijn en de financiering op orde is, dan zouden we als gemeenten best een grotere verantwoordelijkheid kunnen nemen. We moeten dan een stap naar voren zetten en als gemeente laten zien wat het betekent om eerste overheid te zijn, door actief te signaleren en te agenderen. Als collectief van gemeenten kunnen we ervoor zorgen dat de overheid wél goed functioneert. Onze inwoners hebben dat nodig.’