VNG Magazine nummer 4, 14 maart 2025

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Shutterstock

Een gezonde stad begint met een andere inrichting. Foldertjes en campagnes over een gezonde leefstijl zijn niet genoeg meer. De stad moet op de schop. Daar zijn lef en visie voor nodig, zegt de Rotterdamse hoogleraar Lex Burdorf.

McDonalds Rotterdam

Lex Burdorf is, erkent hij, door schade en schande wijs geworden. Net als andere experts verkeerde hij lang in de overtuiging dat een goede voorlichting er uiteindelijk toe leidt dat mensen zich gezonder gaan gedragen: meer bewegen, gezonder eten, minder roken en drinken. Die illusie heeft hij niet langer. Voorlichting is nog wel relevant, want als je daarmee stopt ‘weet je zeker dat er niks gebeurt’. Maar in plaats van mooie folders te blijven maken, moet veel meer worden gekeken naar de omgeving waarin mensen leven. En die omgeving, de openbare ruimte, moet anders worden ingericht en veel meer dan nu uitnodigen tot gezond gedrag.

Burdorf is hoogleraar determinanten van volksgezondheid bij het Erasmus MC in Rotterdam. Hij berekende dat het met de gezondheid van de Rotterdammers slechter gesteld is dan met die van de gemiddelde Nederlander. Ook binnen de stad zijn de verschillen groot. Wie in de buurt van metrostation Nesselande woont, leeft gemiddeld acht jaar langer dan zijn stadsgenoot die vijftien kilometer verderop een woning heeft, bij station Maashaven.

Die kloof dicht je niet met mooie voorlichtingscampagnes. ‘We hebben het geprobeerd, als samenleving, maar we streden tegen commerciële bedrijven met reclamebudgetten die tien, honderd keer zo groot zijn als het overheidsbudget voor preventie. Het is een strijd van de amateurs uit de derde klasse tegen een ploeg uit de eredivisie.’

Fastfood is de norm
De commercie bepaalt nu hoe een stad is ingericht. Kinderen groeien op in een omgeving waarin fastfood de norm is. ‘Neem het Binnenwegplein, daar staat Bram Ladage met zijn patat, ertegenover zit een soort Febo, iets verderop KFC. Kijk om je heen en je ziet vijf, zes fastfoodzaken. Als er in Rotterdam een winkel verdwijnt, komt er fastfood voor terug. Kinderen weten niet beter dan dat fastfood “normaal” is.’ 

Het is tijd dat de gemeenschap de stad weer verovert

Het is tijd dat de gemeenschap de stad weer verovert, zegt Burdorf. ‘De gemeenschap moet haar inrichting bepalen, niet het bedrijfsleven.’ Soms probeert een gemeente de vestiging van een fastfoodzaak tegen te gaan, om vervolgens tegen juridische barrières aan te lopen. Veel effectiever is het volgens Burdorf om na te denken over de inrichting van de openbare ruimte zodat kinderen én ouderen in ieder geval meer naar buiten kunnen en bewegen. ‘Als kind was ik altijd aan het stoepranden. Er waren toen nauwelijks auto’s, dus ik mocht buitenspelen. De actieradius van kinderen is nu veel kleiner, ze kunnen alleen nog rond het huis spelen. Daarom pleit ik ervoor de stad zo in te richten dat kinderen, hun ouders en ouderen weer veilig naar buiten kunnen. Een 75-jarige met een rollator kan hier de Westzeedijk niet oversteken omdat het licht veel te kort op groen staat. Een parkje met een grindpad is hartstikke leuk voor kinderen, maar ouderen lopen daarin vast met hun rollator. De ruimte moet functioneler worden ingericht, denk daarover na.’

Ook andere delen van de overheid zullen daaraan moeten meewerken. ‘Rotterdam doet z’n stinkende best met fietspaden, maar als het Erasmus MC een fietsplan wil voor zijn medewerkers, staat de Belastingdienst op de stoep. Dus aan de ene kant zijn we de stad fietsvriendelijk aan het inrichten, aan de andere kant staat een overheid die dat frustreert. Waar zit nou de integraliteit in het beleid?’

Gloeiende plaat
Soms worden stappen in de goede richting gezet. Dat een groene stad en een gezond voedselaanbod goed zijn voor de gezondheid van inwoners, is geen nieuw inzicht. Daarom worden tiny forests aangeplant en worden in sommige gemeenten snackbars in de omgeving van scholen geweerd. Het blijven echter druppels op een gloeiende plaat. Burdorf: ‘Je kunt de wereld niet in één keer veranderen, maar je moet wel visies ontwikkelen over hoe de wereld er over vijftien of twintig jaar moet uitzien. Gezondheidsbeleid wordt voor een paar jaar gemaakt, maar alles wat je nu bouwt, staat er nog dertig of veertig jaar. Bestuurders moeten durven nadenken als een architect en een ruimte ontwerpen die over vijftig jaar nog levensvatbaar is.’

Lef en visie
Utrecht wil een autovrije wijk ontwikkelen, maar organisaties als de ANWB en de Vereniging Eigen Huis plaatsten al direct kritische kanttekeningen bij het plan. Gemeenten zouden het lef moeten hebben om daar tegenin te gaan, stelt Burdorf. Daar is visie voor nodig. ‘Het vraagt moed om keuzes te maken waar mensen aan moeten wennen. Toen de Hoogstraat autoloos werd, schreeuwde men moord en brand, nu vindt iedereen het volstrekt logisch. Toen Rotterdam een jaar of tien geleden begon met nadenken over de milieuzones, was de middenstand tegen omdat er dan geen klanten meer zouden komen. Wat bleek? Navraag leerde dat het helemaal niet om de klanten ging, maar dat de winkeliers het vooral lekker vonden om hun eigen auto voor de deur te parkeren. Als je een centrum aantrekkelijker inricht, blijven mensen er langer, dat laten de ervaringen van steden met autovrije binnensteden in het buitenland ook zien.’

Soms moet je andere belangen zwaarder laten wegen dan commerciële, zegt Burdorf. Voor gemeenten is dat soms vervelend. Zij moeten ook een sluitende begroting hebben en dan is het aantrekkelijk om een dure locatie aan McDonald’s te verkopen. Aan de andere kant: dat geld ben je later weer kwijt aan het begeleiden van te dikke kinderen.’

Bestuurders moeten durven denken als een architect

Burdorf erkent dat het lastige dilemma’s voor gemeentebesturen zijn. ‘Een politicus heeft vier jaar om iets te doen, als hij geluk heeft. Preventie heeft een tijdshorizon van dertig, veertig jaar. En preventie heeft ook nog eens de makke dat je iets wilt voorkómen, dat er iets niet gaat gebeuren. Als iets niet gebeurt, waarom zou je er dan in investeren? Dat is supermoeilijk uit te leggen.’

Verkeersdoden
Toch is het nodig. Rond 1970 telde Nederland zo’n drieduizend verkeersdoden per jaar, nu zijn dat er ongeveer zevenhonderd. ‘In 1970 waren er veel minder inwoners en auto’s. Waarom is het toch gelukt het aantal slachtoffers zo omlaag te krijgen? Niet omdat het gedrag van mensen is verbeterd, maar omdat we de infrastructuur hebben aangepakt, met rotondes, gescheiden fietspaden, noem maar op. Dat heeft geleid tot een gigantische gezondheidswinst. Vanuit dat perspectief kun je ook steden anders inrichten. Als de ruimte er op de grond niet is, leg dan grote dakterrassen aan waar mensen op een prettige manier kunnen verblijven. Hier in Rotterdam is veel hoogbouw, die moet je gebruiken.’

De gemeente Rotterdam gaat er prat op in haar beleid de kennis van de eigen universiteit en hogeschool te willen gebruiken. Dat gaat op verschillende niveaus goed, is Burdorfs ervaring. ‘Wij werken intensief samen met de GGD. Maar het hangt erg af van de persoon van de wethouder. Een aantal jaren geleden hadden we een wethouder die van huis uit fysiotherapeut was, die zag het belang van bewegen en deed z’n uiterste best. Nu is er een wethouder die vooral wil voorlichten en vindt dat mensen zelf hun keuzes moeten maken. Daarmee zet je de klok vijftig jaar terug. Naar McDonald’s gaan is geen vrijwillige keuze, als mensen vrijwillig zouden gaan zou het bedrijf geen miljoenen in reclames hoeven te stoppen om ze te verleiden.’

Politiek
Uiteindelijk is volksgezondheid ook een kwestie van keuzes maken, van politiek dus, zegt Burdorf. ‘Het schijnt juridisch heel ingewikkeld te zijn om het aantal fastfoodrestaurants in een gebied te beperken. Dan denk ik: hoe bestaat het, wie maakt de wetten nou? Het bedrijfsleven, of de samenleving? We kunnen de wet toch ook veranderen?’

Maar uiteindelijk gaat het toch om de inrichting van de ruimte, zegt Burdorf. ‘De volksgezondheid zit aan de achterkant, andere sectoren moeten het voortouw nemen: woningbouw, ruimtelijke ordening, planologie, verkeersmobiliteit – dat zijn de sectoren waar we gezondheidswinst kunnen boeken. In de collegekamers moet integraal worden gedacht. Dat is ingewikkeld, maar we moeten het voor elkaar krijgen.’

Of Burdorfs oproep tot de collegekamer en de raadzaal doordringt, is nog maar de vraag. ‘Er is te weinig constructieve dialoog tussen de politiek en de wetenschap. Tien, vijftien jaar geleden werd vanuit de gemeente uitdrukkelijker naar wetenschappelijke kennis gevraagd dan nu. Dat heeft, denk ik, te maken met het tijdsgewricht. De argwaan tegen wetenschappelijke feiten groeit, wat wetenschappers in hun ivoren torens beweren is “ook maar een mening”. Ik claim niet dat de wetenschap alles weet, maar we proberen wel heel hard na te denken om te duiden hoe de samenleving in elkaar zit en wat je zou kunnen doen.’

Wie is...

Lex Burdorf

Lex Burdorf is hoogleraar determinanten van volksgezondheid bij het Erasmus MC in Rotterdam.