VNG Magazine nummer 20, 17 december 2021
Tekst: Leo Mudde | Beeld: Martine Sprangers
Extreme hoosbuien, hittegolven, regionale overstromingen. De uitdagingen van de klimaatverandering moeten nu al worden meegenomen in de stadsontwikkeling, zegt wethouder Ed Anker. Aan de hand van zijn eigen stad Zwolle laat hij zien hoe dat kan.
Gemeenten doen nu al veel aan klimaatadaptatie, maar het ontbreekt hun aan de middelen om er écht werk van te maken. Daarvoor is een brede, innovatieve aanpak nodig. Er is meer nodig dan een incidentele stimuleringsregeling om op de lange termijn aan Nederland te bouwen. Rijk, gemeenten, regiopartners en bedrijfsleven moeten veel meer gaan samenwerken.
Wethouder Ed Anker (ChristenUnie) van Zwolle, tevens portefeuillehouder water in de VNG-commissie Ruimte, Wonen en Mobiliteit, pleit voor een langdurig commitment van de rijksoverheid om samen met gemeenten de uitdagingen van de klimaatadaptatie op te pakken. ‘Niet even een paar korte stoten geven en dan denken dat het wel doormarcheert. Er wordt de komende tijd enorm veel geïnvesteerd in de woningopgave en de infrastructuur. Neem dan ook gelijk de klimaatverandering mee en benut die om je bestaande vastgoed en je inrichting robuuster te maken.’
Wandeling
Anker zal die boodschap een paar keer laten horen tijdens een wandeling met VNG Magazine door zijn stad. Andreas van Rooijen, adviseur ruimtelijke adaptatie van de gemeente, sluit aan. Zwolle is een voorhoedegemeente die haar adaptatiestrategie al heeft uitgestippeld. De gemeente was in de vorige collegeperiode initiatiefnemer van de City Deal Klimaatadaptatie waarin gemeenten en bedrijfsleven de lastige dilemma’s waarmee gemeenten te maken krijgen, in kaart brachten. ‘Dan kom je erachter dat bouwers heel belangrijke partners zijn. Zij moeten niet het gevoel hebben dat klimaatadaptatie een extraatje is maar dat hetgeen wat je bouwt minder waardevol is als je er geen rekening mee houdt.’
Het leuke is, zegt Anker, dat bouwers nu tegen gemeenten zeggen: stel ons andere vragen en neem ons mee in het bedenken van oplossingen. Dat gebeurt nu nog te weinig. ‘Het breder maken van vraagstukken en het aangaan van partnerschappen met anderen, daar kunnen we nog veel van leren.’
De wethouder is trots op wat er in zijn eigen stad al gebeurt. We staan op het compleet vernieuwde Stationsplein. De onafzienbare rijen fietsenrekken zijn verdwenen. Onder het plein is een immense fietsenstalling gebouwd die ook dient als waterberging bij heftige regenval. Voor het zover komt, wordt veel water al in het groen en onder het plaveisel opgevangen in infiltratiekratten. Pas wanneer dat niet toereikend blijkt, gaat de superkolk naar de fietsenstalling open.
Niet even een paar korte stoten geven en dan denken dat het wel doormarcheert
Symboliek
Anker: ‘We hadden geld gekregen van het rijk om, in het kader van mobiliteit, een fietsenkelder te maken. Dat was de aanleiding om het hele plein aan te pakken. Dit is de entree van de stad, dat moest iets moois worden. We hebben veel groen toegevoegd en het water zichtbaar gemaakt, als statement: deze stad gaat over landschap en over water.’
Een van ingangen van de fietsenstalling heeft een watermuur, waar het hemelwater dat op het plein is gevallen als een regengordijn langsstroomt. Een vorm van symboliek om mensen bewust te maken van het belang van water voor de stad.
‘Kijk’, zegt beleidsadviseur Van Rooijen: ‘Als je dan toch bezig bent in de stad, doe het dan direct goed. Dat vraagt om doorkijken naar de lange termijn en om een langjarig commitment om de vraagstukken gezamenlijk op te pakken. Dingen combineren, ook financieel. Als iets 12 miljoen euro kost, hoe kom je dan aan die paar ton extra om net die nodige innovatie voor elkaar te krijgen?’
Wat belangrijk is, zegt Anker, is dat je als gemeente moet weten wat er aan de hand is en dat je elke kans die zich voordoet, meepakt. ‘Je moet niet op het laatste moment nog klimaatadaptieve maatregelen aan een plan willen toevoegen, die moet je al heel vroeg meenemen. Dat hebben we bij de fietsenstalling ook gedaan. Als we daar geen oplossing zouden vinden voor de wateroverlast waar we in de toekomst mee te maken krijgen, zouden we in de omliggende wijken aparte maatregelen hebben moeten nemen. Dat zou ook veel geld gaan kosten.’
Van Rooijen zegt dat water de basis is voor een duurzaam netwerk. ‘We zijn de waterstromen onder en boven de grond weer met elkaar aan het verbinden. Het water vormt het DNA van ons gebied, waarmee we extreme situaties kunnen opvangen.’
‘Aanvankelijk wilden we vooral water de ruimte geven’, vult Anker aan. ‘Nu zijn we een stap verder en combineren we functies met elkaar. Als onze stedenbouwkundigen bij de ontwikkeling van een nieuwe wijk merken dat iets laag ligt, voegen ze een watergang toe en gebruiken ze water om gebieden met elkaar te verbinden. Dat is goed voor de kwaliteit van de leefomgeving: water zorgt voor dynamiek.’
Dijk
Al pratend komen we bij wat Anker het ‘meest sexy onderwerp’ van de stad vindt. We lopen langs de Harm Smeengekade, over een brede, houten vlonder over het water langs de kademuur. ‘Dit is een dijk. Wij wilden hier een wandelgebied aanleggen, met bomen tegen de hittestress, een busstation. Het waterschap zei: je mag bomen in de dijk zetten, als ze maar van plastic zijn, want voor dijken gelden strenge wetten. We hebben toen samen een schil om de dijk heen gelegd die dik genoeg is voor alle functies die wij voor ogen hadden. Nu is het een groene long én een robuuste dijk. Een topplek in de stad. Een hele klus en de tragiek is: iedereen gebruikt het alsof het vanzelfsprekend is.’
Iets verderop ligt het Kraanbolwerk, een herontwikkeld buitendijks industriegebied waar nu woningen zijn met een waterdichte parkeergarage en nutsvoorzieningen die allemaal op een veilig niveau liggen.
De bomen op de Melkmarkt staan nog vol in blad, in december. Ook hier ligt een ondergrondse constructie die comfort biedt voor de bomen om te wortelen. In de zomer lopen bezoekers van de binnenstad graag van de Grote Markt, waar het volgens de wethouder dan echt ‘heel heet’ is, naar hier om verkoeling te zoeken. Anker: ‘Je kunt echt niet met een paar bomen de thermostaat van je stad enkele graden lager zetten, maar het helpt veel als je koelte-eilanden creëert.’
En dan, in de smalle Roggenstraat midden in het historisch centrum, wijst de wethouder ons op kleine tuintjes aan de voet van de gevels van winkelpanden. Groene oasetjes in een versteende omgeving. ‘Ze kunnen regenwater verwerken, maar misschien nog veel belangrijker: het werkt ook tegen graffiti en het plaatsen van fietsen. Een aantrekkelijke binnenstad maken was eigenlijk het uitgangspunt, klimaatadaptatie neem je dan gelijk mee.’
Bewoners zien wat er gebeurt, zegt de Zwolse wethouder. ‘Zij vinden het leuk, ze willen meedenken. Klimaatadaptatie geeft mensen ook een handelingsperspectief, iedereen kan iets doen. Regentonnen plaatsen, tegels uit de tuin halen, geveltuintjes aanleggen. In Zwolle is iedereen een deltawerker, zeggen we hier. Het zijn postzegeloplossingen, maar wij durven dit belangrijk te maken. De rocksterren van het watermanagement komen uit Nederland, dat zijn echte helden. Bij ons kan iedereen een held zijn door iets te doen, zelfs al is het in het klein.’