Gemeente Almere heeft de Omgevingswet en de Wkb altijd al gezien als 2 onderdelen van hetzelfde stelsel. Deze integrale aanpak werpt nu zijn vruchten af.
We spreken Marc Schijff, projectleider Omgevingswet van de afdeling VTH, en Casper van Busschbach, adviseur Wkb van de afdeling VTH van Almere, via de beeldtelefoon. Een gesprek over de meerwaarde van integraal werken, regionale samenwerking, de gemeente als opdrachtgever van proefprojecten, en het realiseren van de bijbehorende organisatorische verandering.
Hoe heeft de gemeente Almere de organisatie Omgevingswet en Wkb ingericht?
Marc: 'In het voorjaar van 2019 heeft Almere een koersdocument gemaakt. In dat koersdocument zijn 2 sporen ontwikkeld. Het ene spoor heet “pakket ‘21” en dat houdt alles in wat je voor 1 januari 2021 moet doen om over te kunnen gaan op de Omgevingswet (nb: dit interview is tot stand gekomen voor 1 april waarop bekend is geworden dat de invoeringsdatum van de Omgevingswet is uitgesteld). En het tweede spoor is “vernieuwend werken”. Dat gaat over de vraag hoe we de nieuwe instrumenten op Almeerse manier in willen zetten en hoe we inhoud en betekenis gaan geven aan begrippen als participatie, ruimte voor initiatief, samenwerking en integraal werken. Dit traject loopt tot 2029. Want eigenlijk begint dat pas echt bij de invoering van de wet. Aanvankelijk ging dat alleen over de Omgevingswet, maar in de zomer 2019 is na een integrale analyse ter voorbereiding op de implementatie van beide wetten besloten dat het beter is dat we beide wetten samen gaan invoeren.'
Jullie zijn dus zomer 2019 al begonnen met de implementatie Wkb. Wanneer werd het zo concreet dat er een proefproject in beeld kwam?
'Het proefproject is nog heel recent en in de steigers. Onze eerste prioriteit in het project implementatie Omgevingswet/Wet kwaliteitsborging was de aanschaf van een nieuwe, ‘DSO proof’, ICT-omgeving voor de afdeling VTH. Dat traject hebben we inmiddels succesvol afgerond. Vervolgens hebben we een onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijke financiële impact van beide wetten voor de bedrijfsvoering. Hiertoe heeft het bureau Ecorys/Senze een onderzoek uitgevoerd. Ook deze resultaten zijn inmiddels bekend, waarbij de financiële impact voor ons erg groot is. We zijn samen met onder andere de VNG aan het kijken hoe we hierover het gesprek kunnen voeren met BZK.
Pas nadat deze zaken goed op de rit stonden, zijn we aan de slag gegaan met de proefprojecten. Eventuele proefprojecten kunnen nu uitstekend worden ingezet om specifieke vervolgonderzoeken naar de financiële impact van de invoering van beide wetten te ondersteunen en te voorzien van de relevante informatie uit processen en producten.'
En om welk proefproject gaat het nu concreet?
Casper: 'We hebben nu een project in gevolgklasse 1 van een projectontwikkelaar die voor 1 april een aanvraag gaat doen. En deze willen we inrichten als proefproject. Er zijn nu gesprekken met de projectontwikkelaar, er zijn ook gesprekken met Bouwend Nederland om meer projecten in deze regio los te krijgen. Dit omdat we zo min mogelijk afhankelijk willen zijn of er toevallig iemand aan de deur komt met een proefproject bij de gemeente Almere. We kijken met Bouwend Nederland of we zoveel mogelijk verschillende ‘smaken’ aan proefprojecten kunnen gaan doen.
Er heeft ook een overleg plaatsgevonden in de regio over wat er georganiseerd moet worden om de proefprojecten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Dit om het mogelijk te maken dat we met gemeente Lelystad en Noordoostpolder zoveel mogelijk leren van elkaars proefprojecten. Dan moet je niet allemaal hetzelfde smaakje aan proefprojecten doen.
Gemeente Almere heeft al langere tijd de mogelijkheid in de legesverordening om een gecertificeerde bouwplantoets aan te leveren bij het indienen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarbij geven we als gemeente een aanzienlijke legeskorting voor het traject vergunningen. Als het toezicht ook gecertificeerd plaatsvindt, in de geest van de Wkb met een onafhankelijke kwaliteitsborger, dan wordt aan het eind bezien of het aan alle voorwaarden voldaan heeft. Als dat het geval is, dan geeft de gemeente de nog eens een additioneel percentage legeskorting. Maar dus alleen als ook de kwaliteitsborging gecertificeerd gebeurt! De prikkel voor de initiatiefnemer om te gaan voldoen aan het proefproject zit daarbij in het feit dat de uiteindelijke korting wordt gegeven nadat het project is afgerond en heeft voldaan aan de vereisten.'
Dus in die zin, is dit niet het eerste proefproject?
'Nee, formeel is dit het eerste integrale proefproject, maar we zijn al langer bezig met experimenteren.'
Om welk project gaat het nu concreet?
'Het gaat om het bouwen van 34 woningen. Dat is een mooi voorbeeld van een proefproject omdat je vanuit de locatie waar je gaat bouwen, heel gebiedspecifieke eisen aan het bouwbesluit hebt. Het gaat namelijk om een locatie vlakbij de A6 en een spoor van ProRail. De gemeente onderkent dit gebiedsrisico en gaat ook kijken hoe in de vergunningverlening de risicobeoordeling is meegenomen. Feitelijk zie je dat je per project een deelplan van aanpak zou moeten hebben. Dit komt omdat je in dit project de verschillende huizen niet over een kam kunt scheren, aangezien de omgevingsinvloed - het geluid op de gevel - verschillend is. Dit project zou heel anders zijn als je het ergens anders plaatst waar je geen invloed van de A6 of van het spoor zou hebben. Almere heeft een aantal van dat soort omgevingsinvloeden. De A6 is duidelijk een ‘eisen verhogende locatie’. En zo ook het spoor.'
Betekent dit dat het hier juist niet gaat om seriematige nieuwbouw maar om een project dat juist een heel specifiek risicoprofiel heeft?
'Ja, en dat is ook waarom we met Bouwend Nederland in gesprek zijn. De aanwas van proefprojecten vanuit de initiatiefnemers is nog niet zo heel groot. Nogmaals, we willen als gemeente zo min mogelijk afhankelijk zijn van wat zich toevallig als proefproject aandient. Daarom zijn we in gesprek met de regio om de ‘smaken’ met elkaar af te stemmen. Maar ook om te voorkomen dat je geen ervaring hebt in de volle breedte van risicoklasse 1.'
Waarom is dat belangrijk?
Casper: 'Ik denk dat dit de discussies zijn, die we straks ook met de Omgevingswet en de Wkb zullen gaan voeren. Deze werking zul je met elkaar gaan uitproberen en gaan neerzetten. Dit is hoe het moet gaan worden zo meteen. Je krijgt juist op deze locatie een specifiek huiswerklijstje in het vooroverleg of bij de melding voor de activiteit bouwen en dan hoef je achteraf alleen maar te kijken of het is uitgevoerd zoals het geadviseerd is. Dan hoef je niet meer preventief te toetsen, maar laat de initiatiefnemer zien wat ze met de aanvullende informatie hebben gedaan.'
En de kwaliteitsborger?
'De initiatiefnemer is over de kwaliteitsborging in gesprek met Woningborg.'
Wat heeft de regionale samenwerking nu opgeleverd?
Casper: 'Ik zei net dat we regionaal proberen af te stemmen. We hebben hier bijvoorbeeld met Lelystad en Almere hetzelfde ‘bouwDNA”. We bouwen voornamelijk woningen en industrie. De reden om regionaal af te stemmen is om verschillende ‘smaken’ proefprojecten te hebben en zo van elkaar te leren. Je hebt namelijk te maken met dezelfde Omgevingsdienst, met dezelfde Veiligheidsregio en ook met dezelfde aannemers over het algemeen. Dat maakt dat het vele malen efficiënter is om regionaal te werken en niet allemaal binnen je gemeentegrenzen te opereren. Het instrument en de kwaliteitsborger worden gekozen door de initiatiefnemer en niet door de gemeente. Daarbij kunnen we wel kijken, wat hebben jullie en wat hebben wij?'
De gemeente als opdrachtgever
Casper: 'Een discussie die ik nog wel op gang wil brengen is ‘de gemeente als opdrachtgever’. Want publieke opdrachtgevers als het Rijk, het Rijksvastgoedbedrijf, de provincie, de gemeenten en woningcorporaties, die hebben eigenlijk alles in eigen hand. Dus is het goed om met de eigen projectenafdeling te praten. Misschien hebben ze een fietsbruggetje of komt er een fietstunnel ergens niet onder een rijksweg door. Dan heb je gewoon letterlijk en figuurlijk alles in eigen hand. Dan leert die afdeling gelijk waar ze aan moeten voldoen als opdrachtgever, je hebt de voortgang en de start in eigen hand én je hebt de garantie dat je ook inderdaad proefprojecten hebt. Als je gaat leuren en vragen en smeken bij een opdrachtgever om een proefproject te starten, dan ben je in mijn optiek te afhankelijk van een projectontwikkelaar of een andere opdrachtgever. Het eigen opdrachtgeverschap is dus echt belangrijk, dat is winst, winst, winst.'
Kun je dit concretiseren?
Casper: 'Het gaat bij gemeenten al gauw om enkele miljoenen aan opdrachten op jaarbasis. Die contracten moeten goed zijn, De kwaliteitssystemen van de gemeente als opdrachtgever moeten goed zijn, wil je geen risico lopen in die projecten als opdrachtgever. Onder de streep is het dezelfde gemeentesecretaris die verantwoordelijk is als bevoegd gezag, dezelfde VTH-afdeling et cetera. Dus is het van belang voor de ‘BV gemeente’ om zelf proefprojecten te initiëren vanuit eigen opdrachtgeverschap.
Win 2 is dat veel gemeenten bij eigen projecten sowieso geen leges in rekening brengen. Want het is broekzak, vestzak. En win 3 is dat je heel goed je eigen veranderopgave kunt spiegelen aan je eigen project. Zo kun je goed proefdraaien alvorens het stelsel in werking treedt. Want als je nu een foutje maakt dan kost het maar een percentage van de leges. Maar als je straks na inwerkingtreding een kinderziekte ontdekt, dan kost het veel meer en heb je ook een groter afbreukrisico. En die kinderziektes moeten we nu al met z’n allen zo veel mogelijk elimineren.'
Hoe nemen jullie de afdeling mee in de veranderopgave?
Marc: 'We hebben al vroeg onderkend dat de invoering van beide wetten een grote impact heeft op het dagelijkse werk. En het vraagt andere competenties, houding en gedrag van alle VTH-medewerkers. Ook daarom is het oefenen via onder meer pilotprojecten zo belangrijk voor ons.
En binnenkort starten we ook met verschillende manieren van trainingen en opleidingen om de medewerkers bekend te maken met de materie. Want het vraagt niet alleen om een andere werkwijze, maar ook om een andere cultuur om het met elkaar te gaan doen. Hierbij hanteren we een mix van kennisgerichte trainingen en concrete simulaties (serious games).'
Hoe gaat dat in zijn werk?
'Qua opleiding kennen we 3 sporen. Ten eerste hebben we een serious game laten ontwikkelen voor alle medewerkers VTH. Teams bestaande uit verschillende VTH-medewerkers gaan de game spelen als ware het na de inwerkingtreding van de wetten. In die game zitten elementen van de Omgevingswet en de Wkb met elkaar verweven. De spelers spelen 3 fictieve cases na. We hebben daar 3 specifieke, échte Almeerse cases samen met medewerkers en de game ontwikkelaar voor laten ontwikkelen. Na afloop van de game hebben we met elkaar het gesprek over vraagstukken zoals: Wat is je opgevallen? Wat zou anders moeten volgens de Omgevingswet of volgens de Wkb. Hoe verandert je rol? Welke competenties zou je nog willen aanscherpen? Et cetera.
Daaropvolgend starten de e-learnings. We hebben gevraagd aan de opleider: ontwikkel voor ons 3 modules Wkb (een algemene module en 2 verdiepende modules) en 3 modules Omgevingswet (ook weer een algemeen en 2 keer verdiepend). Die modules zijn voor alle medewerkers verplicht zodat ze ook de theoretische verdieping krijgen. Het voordeel van de e-learning is dat iedereen die kan volgen op het moment dat het hem/haar het beste uitkomt.
En tot slot zijn we met een derde bureau bezig om juridische workshops te geven. Deze workshops vinden zo dicht mogelijk op de feitelijke invoeringsdatum plaats, omdat het hier gaat om de praktische juridische vraagstukken als ‘Hoe moet je nu bepaalde wetgeving écht interpreteren. Hoe ga ik het overdragen aan de initiatiefnemer, hoe ga ik het gesprek daarover voeren.'
Zo proberen we iedereen van de speelse serious games helemaal mee te nemen naar de doorwrochte juridische artikelen. Als je dat samenvoegt dan heb je wat mij betreft een hele mooie combinatie.'
Ten slotte
Zowel Casper als Marc kijken met veel vertrouwen naar de komende invoering van de Omgevingswet en Wet Kwaliteitsborging. Zowel opzet als ‘geest’ van beide wetten sluit goed aan op strategie van Almere voor het werken met de stad: van Buiten naar Binnen en in actieve samenwerking met de stad.