VNG Magazine nummer 11, 5 juli 2024

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Paul Rapp

Na jaren van stilstand komt het leger weer in beweging en dat betekent gelijk een grote claim op de schaarse ruimte in het volle Nederland. Meer dan honderd gemeenten leggen zich niet zonder slag of stoot neer bij de plannen.

Oefening Defensie in Nijmegen

Bij de presentatie, op 20 december vorig jaar, van zijn Nationaal Programma Ruimte voor Defensie sorteerde het ministerie van Defensie al voor op mogelijke heftige reacties in de samenleving. In een toelichting trok staatssecretaris Christophe van der Maat direct een eerste verdedigingslinie op. Ja, we weten dat de vraag naar ruimte in Nederland groot is, voor woningbouw, energietransitie, natuur. En natuurlijk wordt ‘wat Defensie nodig heeft’ afgewogen tegen ‘andere belangen’. Sussende woorden, maar hoe mooi verpakt ook, het blijft een flink bommetje dat werd gedropt vlak voor Nederland een paar weken kerstvakantie ging vieren. 
Meer dan tweeduizend – om precies te zijn: 2.243 – burgers, bedrijven, belangenorganisaties en gemeenten stuurden een zienswijze in. Zó veel had Van der Maat er niet verwacht. Hij moest de Tweede Kamer dan ook laten weten dat hij meer tijd nodig had voor de beantwoording van al die vragen en opmerkingen. Niettemin was hij ‘tevreden’ over het aantal reacties: ‘Het toont betrokkenheid aan van insprekers bij de opgave waar Defensie voor staat. Maar ook bezorgdheid over de effecten op lokaal niveau. Ik wil dan ook zorgvuldig omgaan met al de ontvangen zienswijzen.’
Hoe die zorgvuldigheid eruitziet, daarover later meer. Eerst terug naar het begin: waarom wil Defensie ineens extra ruimte? Na jaren van stilstand (‘relatieve politieke stabiliteit’, zegt Defensie zelf) waarin de krijgsmacht zich beperkte tot deelname aan vredesmissies en ondersteuning bij rampen en crises, liepen de spanningen in de wereld op. De oorlog in Oekraïne, in de achtertuin van de NAVO, de dreigende taal van China en Noord-Korea, de politiek instabiele Verenigde Staten – dit alles ­vereist volgens Defensie een grotere, beter uitgeruste en goed geoefende krijgsmacht die, samen met de Europese bondgenoten, het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied moet kunnen verdedigen. Dit vraagt een andere organisatie en bedrijfsvoering – en meer ruimte. 

Dicht bij woonkernen

De consequentie is dat in de toekomst de krijgsmacht nadrukkelijker aanwezig zal zijn in de fysieke leefomgeving. Die botsing tussen het militaire en het civiele domein beperkt zich nu nog tot incidentele troepenverplaatsingen en militaire transporten, bijvoorbeeld van de haven van Rotterdam naar de oostgrens van het NAVO-gebied, of tot overlast door oefenende jachtvliegtuigen. De F-16 was al niet stil, zijn opvolger, de F-35, maakt nog veel meer herrie. 
De oefenterreinen van de landmacht liggen goed verscholen in het groen en zijn niemand tot last. Dat gaat veranderen, want met het vele nieuwe materiaal dat Defensie de komende jaren wil aanschaffen – drones, vaar- en voertuigen, raketartillerie – moet ergens geoefend worden. Niet alleen in wat nu nog groene natuur of agrarisch gebied is, maar ook dicht bij woonkernen. Want, stelt Defensie dat goed kijkt naar wat er in Oekraïne gebeurt: huidige conflicten concentreren zich veelal in de bebouwde omgeving. Voor alles uitwijken naar het buitenland, waar meer ruimte is dan het dichtbevolkte en -bebouwde Nederland, wil Defensie niet: ‘Het bondgenootschap is wederkerig. Nederland kan in het buitenland oefenen, maar moet ook ruimte bieden aan bondgenoten in Nederland.’

Voor alles uitwijken naar het buitenland, wil Defensie niet

Te krap jasje

Overigens is niet alleen sprake van expansie van Defensie richting gemeenten. Het omgekeerde gebeurt ook, valt te lezen in Ruimte voor Defensie. Waar de krijgsmacht decennialang moest bezuinigen en nauwelijks extra ruimtevragende activiteiten kon ontplooien, rukten woningbouw, recreatiegebieden en bedrijvigheid op richting de hekken rond de militaire terreinen. Kijk naar een sterk verstedelijkt gebied als Eindhoven, of de toenemende recreatiedruk op de Veluwe. Defensie zat al in een te krap jasje, de bufferruimte eromheen wordt ook nog eens minder.
Op de kaart van Nederland beslaan de gebieden waar Defensie haar nieuwe oefenruimte zoekt, ook landsdelen die nu nog onwetend zijn wat betreft hun toekomst. Bijna heel Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en Zeeuws-Vlaanderen bijvoorbeeld staan ingetekend als mogelijk ‘laagvlieggebied’ voor helikopters. Hetzelfde geldt voor een deel van het Groene Hart. Niet verbazend dus dat gemeenten als Schouwen-Duiveland, Sluis en Krimpenerwaard, die niet te boek staan als notoire bestuurlijke dwarsliggers, geschrokken in de pen klommen. Net als 106 andere Nederlandse gemeenten – en vier Belgische, waaronder Antwerpen, want een Apache-piloot keert niet altijd om bij de landsgrens.

Milieueffectrapportage

Sluis toonde in zijn reactie op het plan begrip voor de ruimtebehoefte, gezien de ‘nationale belangen’, maar wil wel graag betrokken worden bij de plannen en dringt aan op een goed communicatie- en participatieproces. Daarnaast plaatsten Sluis en veel andere gemeenten kanttekeningen bij de milieueffectrapportage. Die zou op veel meer zaken dan geluid, herrie en gevolgen voor natuur en milieu moeten ingaan, zoals dierenwelzijn, biodiversiteit, toerisme en recreatie, lichtvervuiling enzovoort.
Veel gemeenten benadrukten in hun reactie de noodzaak om de impact van het geluid van laagvliegende Apaches en andere helikoptertypen ‘gedetailleerd te specificeren’ en ‘breed te onderzoeken’. Zij willen weten wanneer er wordt gevlogen, en hoe vaak per dag, want nu is nog onduidelijk hoeveel last inwoners zullen ondervinden. 
De meeste van de reacties (bijna de helft) komen uit de provincie Noord-Brabant. Die provincie heeft een lange geschiedenis met de krijgsmacht, met legerplaatsen als Woensdrecht, Roosendaal, Breda, Vught, Oirschot en de vliegbases Gilze-Rijen, Eindhoven en Volkel. Ondanks dat, of misschien wel juist daarom, zagen dertien Peelgemeenten in het Defensieplan aanleiding om de koppen bij elkaar te steken en – zij het afzonderlijk – een gelijkluidende zienswijze in te dienen. Zij noemen de impact van de plannen voor de kwetsbare Peel ‘enorm’ en maken zich zorgen over de leefbaarheid en de gezondheid van de inwoners. 
Vooral een mogelijke ‘heractivering’ van de vliegbasis De Peel baart hen zorgen. Deze werd in 1993 buiten gebruik gesteld, sindsdien is het de thuisbasis voor de Groep Geleide Wapens, vooral bekend van de Patriot-luchtafweersystemen. Nu komt De Peel weer in beeld, mogelijk als oefenruimte voor het opstijgen en landen met de F-35 of als locatie voor de aanleg van een ‘dirtstrip’, een onverharde landingsbaan voor transportvliegtuigen. Daarnaast is ook deze regio een zoekgebied voor laagvliegoefeningen met helikopters.

Zij willen weten wanneer er wordt gevlogen, en hoe vaak per dag

Gemert-Bakel

Burgemeester Michiel van Veen van Gemert-Bakel, een van de Peelgemeenten, is op zich niet ontevreden over de manier waarop Van der Maat de plannen naar buiten bracht. Voor hem kwamen ze niet als een verrassing, want al sinds 2019 wordt gesproken over een mogelijke reactivering van de vliegbasis. Waar hij minder tevreden over is, is dat dit nu een onderdeel is geworden van een veel breder scala aan keuze­mogelijkheden. ‘Als regio zijn wij geen voorstander van heropening van de vliegbasis. We hebben in deze regio Volkel en Eindhoven al, dat is wel genoeg. Al die tijd dat wij met de staatssecretaris in gesprek waren, zijn alternatieve locaties niet aan de orde geweest. We zijn natuurlijk blij dat die alternatieven nu wel worden onderzocht. Maar we zijn minder blij dat we nu onderdeel zijn geworden van een grote opgave van Defensie. De discussie gaat nu over heel Nederland en over veel meer dan alleen vliegen.’
Toch is hij niet ontevreden over de manier waarop Van der Maat de discussie aanvliegt. ‘Zijn voorganger, Barbara Visser, had alleen het Defensiebelang voor ogen. Mijn indruk is dat deze staatssecretaris ook oog heeft voor de andere belangen en een zorgvuldige afweging wil maken. Ik heb geen idee hoe het nieuwe kabinet hierin staat, dat overleg wachten we maar af.’

Participatieplan

Duidelijk is wel dat Defensie nog het nodige massage­werk heeft te verrichten. In de Nota van antwoord, eind mei gepubliceerd, bundelt het ministerie alle zienswijzen, maar gaat het gedetailleerde reacties uit de weg. In plaats daarvan verwijst het veelvuldig naar de besluitvorming over de milieueffectrapportage, dán moeten de antwoorden komen op veelgestelde vragen. Maar eerst moet het nieuwe kabinet zich nog uitspreken over de voorkeurlocaties. 
In ieder geval heeft Defensie wel een ‘participatieplan’ paraat, dat onder meer voorziet in informatiebijeenkomsten die rond deze tijd in alle provincies plaatsvinden. ‘Participatie vergroot het begrip voor de plannen’, staat er. ‘En mogelijk zelfs de acceptatie daarvan.’
Zover zijn veel gemeenten nog niet, zeker niet in Drenthe. Bij RTV Drenthe reageerde gedeputeerde Yvonne Turenhout fel op het nieuws dat de in Drenthe gelegen burgerluchthaven Groningen Airport Eelde een mogelijke locatie voor de F-35 zou worden: ‘Onze inwoners hebben al genoeg voor hun kiezen gehad met betrekking tot de gaswinning, dus wat ons betreft is het een no-go.’