VNG Magazine nummer 4, 1 maart 2023

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Henriëtte Guest

Hilbert Bredemeijer is op een missie. Hij wil een flinke toename van het aantal peuters dat naar de voorschool gaat. Dat meer dan de helft van de Haagse kinderen al met een achterstand aan de basisschool begint, is voor de wethouder onverteerbaar.
 

Hilbert Bredemeijer

Met de inhoud van het onderwijs mag hij zich formeel niet bemoeien. Maar dat kinderen al met een achterstand aan de basisschool beginnen en daar acht jaar later nog altijd met een taalachterstand weer uitstromen, dáár bemoeit hij zich wel mee. ‘Ik ben er verantwoordelijk voor dat iedereen in de stad zich goed kan ontwikkelen en mee kan komen in de samenleving. Dat kinderen laaggeletterd van school komen, is schandalig. Dat kunnen we niet accepteren.’
Hilbert Bredemeijer (CDA) is in Den Haag wethouder voor onder meer onderwijs, jeugd en sport. Een andere portefeuille zou hij ook niet willen. ‘Financiën of ruimtelijke ordening zouden een stuk minder goed bij mij passen. Deze combinatie geeft mij de mogelijkheid om naar de stad te kijken als een plek waar niet alleen je huis staat, het is uiteindelijk ook een plek om te leven. Ik heb de stad enorm zien veranderen in de 22 jaar dat ik hier woon. Er zijn honderdduizend inwoners bij gekomen, dat doet iets met de manier waarop we met elkaar samenleven. De saamhorigheid is soms ver te zoeken, dat is echt een van de grootste problemen. Om dat aan te pakken moet de basis op orde zijn.’

Dat zijn heel basale dingen die je echt op je vierde moet kunnen

Die basis, dat zijn de kinderen en hun ouders. Sinds Bredemeijer (CDA) ruim vier jaar geleden wethouder werd, heeft hij een brede beweging met jeugdhulp, kinderopvang, onderwijs en de sport in gang gezet om die basis op orde te krijgen. Want daarvan is nu geen sprake. ‘Veel kinderen komen op hun vierde, soms nog later, voor het eerst naar school. Ze spreken de taal niet, ze zijn niet gewend met andere kinderen te spelen en hebben daardoor gedragsproblemen, in toenemende mate zijn ze zelfs nog niet zindelijk. Dat zijn heel basale dingen die je echt op je vierde moet kunnen om gewoon in groep 1 te starten. We vragen nu heel veel van onze meesters en juffen in groep 1. Zij zijn noodgedwongen met andere dingen bezig dan met onderwijs.’
We spreken Bredemeijer in de kleurrijke bibliotheek van Kindcentrum Speleon. Maar eerst wil Speleon TV de wethouder interviewen. De cameraploeg van achtstegroepers staat klaar, maar dan blijken de batterijen niet opgeladen. ‘Over een uurtje dan maar?’ stelt Bredemeijer voor.
In Speleon werken een basisschool, een peuterleerplek en kinder- en buitenschoolse opvang samen onder hetzelfde dak. Kinderen van 0 tot 13 jaar kunnen zich hier in een ‘doorgaande lijn’ ontwikkelen. 
Voor zo’n doorgaande lijn is het nodig om bij nul te beginnen, zegt Bredemeijer. ‘Als hier een kind van tweeënhalf binnenkomt om naar de voorschool te gaan, wordt het meestal door een van de ouders gebracht. In veel gevallen spreekt die geen Nederlands. Dus moet je ervoor zorgen dat ze in het gebouw blijven, dat er een computerlokaal is waar ze Nederlandse les kunnen volgen.’

Talig opvoeden

Onderwijs begint al bij de geboorte van een kind, bij het voorlezen, liedjes zingen, überhaupt praten, zegt hij. ‘Dat hoor ik ook van gezinscoaches: als je gedurende de dag vertelt wat je aan het doen bent, koken of een ui snijden bijvoorbeeld, wordt een kind al talig opgevoed. Maar dat gebeurt vaak niet, daarom is het goed die ouders te bereiken.’
Daarvoor zet Den Haag peuterconsulenten in die ouders direct gaan benaderen, ze in contact brengen met een kinderopvangorganisatie of een voorschool en helpen bij de inschrijving. De peuterconsulenten zijn onderdeel van een ambitieus project om meer kinderen naar de voorschool te krijgen.

Het liefst zou ik een leerplicht vanaf tweeënhalf willen

Al heel lang wordt op kabinetsniveau gesproken over kinderopvang en de toegankelijkheid daarvan, maar tot ergernis van Bredemeijer wordt het nog altijd gezien als een instrument voor de arbeidsmarkt, om meer ouders in staat te stellen te gaan werken. ‘Ik zie het als een manier om kansen van kinderen gelijk te trekken, om ouders bijna op te leggen dat ze hun kind naar school brengen als het tweeënhalf is in plaats van vier, omdat het anders die achterstand gedurende de rest van de schooltijd nooit meer gaat inhalen. Het liefst zou ik een leerplicht vanaf tweeënhalf willen.’
Idealiter zouden kinderopvang en voorschool gratis moeten zijn voor iedereen, zegt Bredemeijer. Maar omdat het kabinet en de Tweede Kamer hun vingers er niet aan willen branden, is hij zelf in actie gekomen. ‘Eenenvijftig procent van de kinderen in deze stad begint met een achterstand aan school. Dus ik dacht, we gaan niet langer afwachten, maar we gaan het zelf regelen. We hadden het aantal uren dat peuters met een verwijzing van het CJG naar de voorschool kunnen al verdubbeld van 8 naar 16 uur per week. We hebben het voor de doelgroep met een verwijzing nu ook helemaal gratis gemaakt. De gemeente neemt die kosten over. Maar belangrijker is dat we als gemeente ook de hele administratieve rompslomp hebben overgenomen. Die drempel, waar veel mensen tegenaan hikten, is nu weg.’
Peuters komen in aanmerking voor een verwijzing voor gratis voorschool als een of beide ouders geen Nederlands spreken of laag zijn opgeleid, of als het kind een ontwikkelingsachterstand heeft. In Den Haag Zuidwest en stadsdeel Laak krijgen sinds juli vorig jaar álle peuters die na 2020 zijn geboren, een verwijzing voor de voorschool. Sinds 1 januari 2024 is de voorschool (16 uur per week) gratis voor alle Haagse kinderen met een verwijzing.

Als wethouder moet ik dat gesprek niet voeren

Stigmatiserend

Bredemeijer: ‘De keuze voor Zuidwest en Laak was een wens van de gemeenteraad. Aanvankelijk vond ik dat nogal stigmatiserend, want feitelijk zeg je hiermee: als je in een van die wijken woont, ben je per definitie een doelgroepkind. Dat is niet zo, maar het percentage is daar wel erg hoog, tegen de honderd. Ik heb dit uiteindelijk wel overgenomen omdat ik de drempel echt zo laag mogelijk wilde maken.’
Zijn doel is een flinke stijging van het percentage peuters dat naar de voorschool gaat, maar dit zal tijd kosten en niet vanzelf gaan. ‘Mensen zijn nog steeds huiverig: wie is de overheid om te zeggen dat jouw kind naar de voorschool moet in plaats van thuis te blijven? Dat is een gevoelig punt. Het helpt ontzettend als mensen die je vertrouwt, rolmodellen, tegen je zeggen: het is goed. Daar zijn onze peuterconsulenten voor, als wethouder moet ik dat gesprek niet voeren.’
Tegelijkertijd komt er in Den Haag soms wekelijks een complete schoolklas bij, kinderen van nieuwkomers. ‘Het is een enorme uitdaging om ze überhaupt onderwijs te geven op het moment dat ze er recht op hebben. Dat moet binnen drie maanden. Tot nu toe lukt het, maar het is een gigantische operatie.’
De wethouder moet ook nog eens oproeien tegen de stroom van de arbeidsmarkt. Zowel het primair onderwijs als de kinderopvang kampt met grote personeelstekorten. ‘Den Haag heeft een tekort aan leerkrachten van 21 procent, dat is na Almere het hoogste van het land. Dat is natuurlijk gigantisch, maar dat betekent niet dat we niet moeten doorpakken. Dan zien we gaandeweg wel waar de belemmeringen liggen, maar laten we het alsjeblieft gaan doen, de noodzaak is helder. We zien allemaal beren op de weg, en die zullen er ongetwijfeld zijn, maar de situatie wordt erger, het aantal doelgroepkinderen neemt toe.’

Zaadje geplant

Met zijn beleid hoopt Bredemeijer een zaadje te hebben geplant voor wethouders die na hem komen. ‘We leggen nu een basis waarop zij verder kunnen bouwen. Als mijn periode afloopt, in 2026, dan hoop ik dat het aantal kinderen op de voorschool echt is toegenomen. Als we die echt toegankelijk hebben gemaakt voor iedereen die dat nodig heeft, ben ik gelukkig, dan hebben we echt een knop in het beleid omgezet.’
Op de gang wacht Speleon TV, de camerabatterij is weer vol. Buiten staat de dienstauto al klaar, maar de wethouder neemt de tijd voor de vragen die de kinderen aan hem stellen. Bij het afscheid wenst hij ze nog veel succes met de keuze voor de middelbare school die ze nu moeten gaan maken: ‘Je hoopt natuurlijk dat je naar die school kunt die voor jou bovenaan staat, maar alle scholen in Den Haag zijn heel erg leuk hoor.’