VNG Magazine nummer 3, 19 februari 2021

Tekst en beeld: Sanne van der Most

Geuroverlast en fijnstofuitstoot van grootschalige varkensstallen leiden tot een onaantrekkelijke leefomgeving en gezondheidsrisico’s. In Meierijstad wordt flink gebruikgemaakt van de saneringsregeling. Negentigduizend vierkante meter varkens maakt plaats voor aantrekkelijke herbestemming.
 

Varkensstal

De door het Rijk in het leven geroepen Subsidieregeling sanering varkenshouderijen moet zorgen voor een beter een aantrekkelijker leefklimaat door gezondere lucht en minder geuruitstoot. Boeren die willen stoppen, krijgen een compensatie én ondersteuning vanuit de gemeente bij het realiseren van nieuwe ideeën. In het Brabantse Meierijstad is het enthousiasme om mee te doen ‘enorm’, zegt wethouder Jan Goijaarts (CDA) van economische zaken, financiën en ruimtelijke ontwikkeling. ‘Maar liefst 42 boeren hadden interesse in de regeling. Dat is tien procent van het totaal aantal veehouders dat zich landelijk heeft aangemeld. Niet zo gek als je bedenkt hoeveel varkenshouderijen we hier hebben.’

Familiebedrijven
Veel animo dus in Meierijstad. Tegelijkertijd heeft de regeling natuurlijk enorme impact. Goijaarts: ‘Bij ons in de regio zijn het bijna allemaal familiebedrijven. Stel je voor, je hebt het bedrijf van je vader overgenomen, je opa leeft nog en dan moet je ineens op korte termijn beslissen om te stoppen. Dan staat je leven wel even op zijn kop.’ 
Kort was de termijn inderdaad. Tussen het bekendmaken van de regeling en het verkopen van alle varkens en slopen van de stallen zit anderhalf jaar. ‘Begin 2020 werd het besluit bekendgemaakt en binnen twee maanden moesten de boeren beslissen of ze interesse hadden om mee te doen’, ligt Goijaarts toe. ‘Dat zijn lastige keuzes.’ 
Boeren die al aan de pensioengerechtigde leeftijd zitten en geen opvolging hebben, maken over het algemeen graag gebruik van de regeling. Goijaarts: ‘Ze slopen hun stallen, zorgen dat hun huis op orde is zodat ze er ook na hun pensioen kunnen blijven wonen en oud kunnen worden. Voor jongere agrariërs kan de keuze lastiger zijn. Zij kunnen nu wel gaan verkopen en slopen en compensatie krijgen, maar wat dan? Als alles achter de rug is, zijn ze misschien net veertig en moeten ze nog heel wat jaren voor inkomen zorgen. Daarom adviseren we de boeren tijdens het traject al vast na te denken over een alternatief voor de toekomst.’

Rekensom
De vergoeding voor het beëindigen van hun varkensbedrijf en de sloop van hun stallen verschilt per agrariër. ‘Het is een rekensom die wordt gemaakt op basis van het aantal vierkante meters, de leeftijd van de stallen en die van de initiatiefnemer’, legt Goijaarts uit. ‘Dat laatste dwong een aantal initiatiefnemers sneller een besluit te nemen. Een maand langer wachten, betekende soms dat je een jaar ouder bent en dat had weer impact op de hoogte van de vergoeding. Ook dat leverde uiteraard een enorme druk op de initiatiefnemers op. Vanuit de gemeente hebben we daarom geprobeerd de veehouders zo veel mogelijk te ondersteunen. Dat doen we onder meer door het voeren van keukentafelgesprekken bij de boeren thuis over wat ze nodig hebben, hoe we ze verder kunnen helpen om uiteindelijk dat lastige besluit te kunnen nemen en wat vervolgens interessante alternatieven kunnen zijn. Want sommige veehouders hadden heel goed voor ogen wat ze in de toekomst willen gaan doen en andere weer helemaal niet. Ook daarin proberen we als gemeente mee te denken.’

Sommige veehouders hadden goed voor ogen wat ze in de toekomst willen gaan doen

Boeren die extra advies en ondersteuning willen bij het realiseren van dat alternatief, konden bij de gemeente een voorstel indienen in de vorm van een principeverzoek. ‘Die verzoeken zijn vervolgens voorgelegd aan het college’, legt Goijaarts uit. ‘Kunnen we ermee uit de voeten? Past het in het bestemmingsplan? Wat is nodig om de nieuwe plannen te realiseren en hoe kan de gemeente een rol spelen door te faciliteren, belemmeringen weg te nemen en vergunningen te verlenen? Tot nu toe hebben wij als college in vijfentwintig gevallen medewerking aan een principeverzoek verleend.’ 

Horeca
Het zijn vijfentwintig uiteenlopende plannen. Zo zijn er varkenshouders die een paardenhouderij of een boomkwekerij willen starten. Anderen willen hun boerderij uitbreiden met een zorgfunctie. En er zijn plannen voor het ontwikkelen van woningen op basis van een subsidieregeling van de provincie Noord-Brabant, en voor het opzetten van een horecagelegenheid in een grote lichte kas midden in het groen. 
Aangescherpte regels wegen ook mee bij de beslissing van de ondernemer. ‘Vaak hebben ze nog niet voldaan aan de aangepaste emissienorm voor stalsystemen die in Brabant gaat gelden’, legt Goijaarts uit. ‘De investeringen die daarvoor nodig zijn, verschillen enorm per stal. Dus ook al doe je nu niet mee aan de regeling, dan nog moet je voor 2024 voldoen aan die norm.’ De aanvrager maakt dus zelf de afweging en neemt die berekening mee in zijn voorstel. Moet je tóch al investeren, dan kan het interessant zijn om mee te doen aan de regeling. Alles wat je overhoudt, kan in het nieuwe plan worden gestoken. ‘Want zo gaat het natuurlijk ook’, weet Goijaarts. ‘De gesprekken zijn soms emotioneel maar er komt ook veel rationaliteit bij kijken. Het zijn uiteindelijk wél ondernemers en die kunnen goed onderhandelen.’

Geur
Over het algemeen kijkt Goijaarts positief terug op het afgelopen jaar. ‘Het is fijn dat zoveel varkenshouders van de regeling gebruik willen maken en dat wij ze als gemeente kunnen ondersteunen en maatwerk kunnen bieden. De verminderingen rond geur- en fijnstofuitstoot gaan ook zeker verschil uitmaken.’ 
Over de manier waarop de regeling door Den Haag bij de gemeenten is neergelegd, is hij wat minder enthousiast. ‘De tijdspanne waarbinnen alles moest gebeuren, was te kort. In anderhalf jaar alle varkens verkopen, stallen slopen met alles wat daarbij op je pad komt én je nieuwe initiatief klaar hebben liggen, bleek niet praktisch uitvoerbaar. Zo’n beslissing is heel ingrijpend in het leven van mensen en in de toekomst van gezinnen. Dat moet je niet overhaasten. Dat vraagt tijd en rust. Het had geholpen als het Rijk daarover op voorhand met de gemeenten overlegd had. Als die tijd er wél was geweest, hadden nog meer varkenshouders gebruikgemaakt van de regeling, denk ik.’
 

Varkenshouder Wil Smits begint een boomkwekerij

‘Ik word binnenkort vijftig en ik heb geen opvolger’

Wil Smits

‘Het is gek hoor. Mijn hele ochtendroutine is anders. Vroeger deed ik altijd eerst de varkens. Daar was ik lang zoet mee. Nu kijk ik even hoe de lege stal erbij staat en dan ga ik weer naar binnen voor de koffie.
Mijn vader had vroeger koeien en varkens. Op een gegeven moment hebben we dat gesplitst. Mijn broer ging door met de koeien en ben ik in 1983 samen met mijn vrouw Ellie met de varkens verder gegaan op deze locatie. In 1992 nam ik het bedrijf over en heb ik het verder uitgebouwd. Toen we hoorden over de regeling rond het saneren van varkensbedrijven dacht ik eerst dat het niet echt iets voor mij was. Mijn boekhouder dacht er anders over. Het gaat wel om serieus geld, zei hij. Ook mijn zus vond dat ik het moest doen. Jezelf opgeven kan altijd toch? Eigenlijk hadden ze wel gelijk. Ik word binnenkort vijftig dus ik moet ook wel over mijn toekomst gaan nadenken. Onze drie kinderen zien geen toekomst op de boerderij. Die hebben andere plannen. Een opvolger heb ik niet dus na mij zou het bedrijf doodlopen. Tja, wat doe je dan? Ik ben er toch maar over gaan nadenken. Het is toch een bedrag met meer dan zes nullen. Maar goed, ik moet er ook een hoop van betalen. De stallen slopen, mijn hypotheek aflossen en ik ben van plan hierna een boomkwekerij te beginnen. Dat kost allemaal geld.’