VNG Magazine nummer 3, 19 februari 2021

Veel gemeenten worstelen met het vinden van een goed afvalsysteem. Vaak willen wethouders de stroom afval inperken door inwoners zelf het afval te laten scheiden en hen te laten betalen per zak aangeboden afval. 

Een vermindering van die afvalstroom wordt vaak genoemd als belangrijkste voordeel van dit diftar-systeem, waar burgers per aangeboden hoeveelheid afval betalen, in plaats van een vast bedrag per jaar. Het idee is dat mensen zich meer bewust worden van de hoeveelheid afval als zij per afvalzak moeten betalen. Ook motiveert het hen om hun afval te scheiden omdat materialen die kunnen worden hergebruikt, gratis kunnen worden aangeboden.

Maar diftar ligt al jaren onder vuur, omdat het systeem leidt tot veel zwerfvuil en dumping van restafval. Sommigen proberen de kosten te ontlopen door hun restafval in de containers te gooien die daar niet voor zijn bedoeld, waardoor het recyclen duurder of zelfs onmogelijk wordt. Het is niet altijd kwade wil: mensen die kleinbehuisd zijn, hebben soms simpelweg te weinig ruimte om afval te scheiden in verschillende zakken of bakken. Maar een deel van de weerstand, blijkt uit onderzoek, komt voort uit perceptie. Van belang is dat mensen zien dat er recycling plaatsvindt. Als ze het gevoel hebben dat het systeem uitsluitend wordt ingevoerd om meer inkomsten voor de gemeente te genereren, zijn ze minder geneigd zich aan de ‘afspraken’ te houden. 

Van belang is dat mensen zien dat er recycling plaatsvindt

Een ander nadeel van diftar is dat het een flinke investering betekent voor gemeenten om alle afvalbakken met een registratiesysteem uit te rusten en burgers van een pasje te voorzien. Een bedrag in één keer innen is eenvoudiger en goedkoper. Ook kan differentiatie leiden tot negatieve financiële effecten bij zwakke groepen, zoals chronisch zieken en ouderen, bijvoorbeeld als zij veel verband gebruiken. Nog een oneerlijkheid: supermarkten en winkels gebruiken veel verpakkingsmateriaal, dat door de koper moet worden afgevoerd. Het principe van ‘de vervuiler betaalt’ gaat daarom niet volledig op. Zeker niet voor mensen die door een schraal aanbod van winkels of vanwege hun geringe budget niet zo makkelijk naar alternatieve producten kunnen uitwijken.

Financiële prikkels kunnen helpen bij het oplossen van milieuvraagstukken, maar veel belangrijker zijn de politieke oriëntatie en milieuvoorkeuren van mensen. Linkse, progressieve en ‘groene’ burgers zijn bereid meer te doen en te betalen voor een schoner milieu dan inwoners op de rechterflank van het politieke spectrum. Echter, juist in stedelijke gebieden waar meer kiezers zijn die een ‘groene’ politiek aanhangen, zien we een relatief hoge afvalproductie, veel restafval en een heel laag scheidingspercentage.

Je krijgt enorm medelijden met wethouders die verantwoordelijk zijn voor de vuilophaal.

André Krouwel is oprichter van Kieskompas en werkt als politicoloog aan de Vrije Universiteit: andre.krouwel@vu.nl, @AndreKrouwel