VNG Magazine nummer 9, 3 juni 2022

Tekst: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: Shutterstock

Gemeenten kunnen veel geld besparen door onderdelen van jeugdzorgcontracten te standaardiseren, zonder dat daarbij de lokale beleidsvrijheid in het geding komt. Samen met gemeenten en zorgaanbieders werkt het Ketenbureau i-Sociaal domein aan uniformeringsplannen.
 

Standaardcontract

Gemeenten hebben de contracten in het jeugdstelsel knap ingewikkeld gemaakt, sinds de decentralisaties van 2015, constateert Duco Stuurman. Hij is stedelijk directeur sociaal bij de gemeente Amsterdam en voorzitter van de Stuurgroep i-Sociaal Domein, waarin de VNG, de zorgsector en het ministerie van VWS zich bezighouden met onder meer het uniformeren van de jeugdcontracten. Het Ketenbureau i-Sociaal Domein voert de opdracht uit. Komende juli moet er een concreet voorstel liggen, dat in het najaar op de algemene ledenvergadering van de VNG moet worden bekrachtigd. 

‘Er is een grote variatie in de uitvraag naar zorgaanbieders’, ziet Stuurman. ‘Er zijn veel verschillende bekostigingsmodellen, voorwaarden en producten. Voor heel veel van die zaken kun je best tot uniforme afspraken komen, zonder de kern van de beleidsvrijheid van gemeenten aan te tasten.’

Daarbij gaat het nadrukkelijk níét om politieke keuzes, zegt Stuurman. Het blijft in de plannen aan de gemeenten zelf om lokaal het jeugdbeleid vorm te geven. ‘Maar mogelijk moeten we die vrijheid wel beperken tot waar het echt om gaat: het inhoudelijk vormgeven van de Jeugdwet. Onnodige variatie in contractafspraken leidt tot onnodige bureaucratie. Daarom moet er meer gestandaardiseerd worden.’ De stuurgroep richt zich in eerste instantie op de randvoorwaarden, of – in aanbestedingsjargon – de ‘niet-kernbedingen’. ‘De diversiteit daarin is zo groot geworden dat aanbieders meer administratieve lasten hebben dan nodig is’, zegt Stuurman.

Weerstand
Toen de VNG, het ministerie van VWS en de zorgaanbieders binnen de Stuurgroep i-Sociaal Domein gingen samenwerken aan het uniformeringstraject, constateerden ze vooral nog weerstand bij gemeenten. Inmiddels, zegt Stuurman, neemt de weerstand af omdat gemeenten langzaam inzien dat uniformering van de contracten juist ruimte geeft aan het verlenen van goede jeugdzorg zelf. Gemeenten hoeven zich dan niet meer bezig te houden met de technische details van contracten.  

Onnodige variatie leidt tot onnodige bureaucratie

Verreweg het grootste deel van de bepalingen in jeugdzorgcontracten zijn zulke randvoorwaarden. Het gaat dan bijvoorbeeld over de verantwoordingstermijnen en de wijze waarop informatie verstrekt moet worden aan gemeenten. Maar er zijn ook verschillen in bepalingen over de jaarlijkse verhoging van de tarieven, de omgang met wachttijden en de wijze van declareren. Vooral onhandig, terwijl die bepalingen in feite geen effect hebben op de kwaliteit van de zorg.

Die verscheidenheid stoort ook Bas Timman. Hij is bestuursvoorzitter bij Jeugdformaat, een specialistische jeugdzorgaanbieder in de regio Haaglanden en ook betrokken bij het standaardiseren van contracten. Hij maakt de vergelijking met de invoering van de euro, de ‘Europese muntstandaard’. ‘De invoering ervan vonden we heel lastig in Europa, maar nu zien we dat het ons juist helpt.’ 

Jeugdformaat biedt zowel open als gesloten jeugdzorg, waarbij de zorgaanbieder zakendoet met respectievelijk 10 en 52 gemeenten. Vooral de gesloten jeugdzorg is hoog-specialistisch, zegt Timman. ‘Dan krijg ik met bijna 52 verschillende voorwaarden te maken, terwijl de jongeren uiteindelijk dezelfde zorg krijgen.’
Sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 is er veel ervaring opgedaan, ook met de contracten, constateert Timman. ‘We zitten nu in de fase dat we weten wat goede standaarden zijn, en wat niet. Dus we kunnen van elkaar leren waar we last van hebben.’

Taakgericht
Het liefst, zegt de Amsterdamse directeur Stuurman, gaat de politieke discussie over hoe contracten vormgegeven worden, niet over randvoorwaarden, maar over de hoofdtaak: hoe organiseer je de jeugdzorg zo dat zo veel mogelijk jongeren daadwerkelijk geholpen worden? Het Ketenbureau heeft daarvoor drie uitvoeringsvarianten uitgewerkt, die helpen om structuur aan te brengen in het administratieve proces. Amsterdam stapt over op de taakgerichte variant, ook wel de lumpsum-variant genoemd, waarbij ze het goede voorbeeld volgen van Utrecht. Daarin worden meerjarige afspraken gemaakt over hoe de doelgroep het best geholpen kan worden, met een prikkel voor de zorgverlener om slimmer te werk te gaan. ‘We willen met elkaar langjarig vormgeven hoe we de klanten proberen te helpen, ongeacht het soort zorg dat ze krijgen.’ 

Het kabinet en de VNG hebben na maanden van onenigheid de overleggen over de hervormingsagenda jeugd weer opgestart, nu het rijk de financiële verantwoordelijkheid van de voorgenomen bezuinigingen van 511 miljoen euro op de jeugdzorg heeft overgenomen. Die gesprekken moeten in het najaar leiden tot een concreet plan om het jeugdstelsel te verbeteren en de uitvoering te versterken. Uiteindelijk moet het zorgen voor een besparing van in totaal 1,4 miljard euro. Het volledig standaardiseren van contracten kan een fikse besparing opleveren en daar dus een bijdrage aan leveren. Maar mooier nog, klinkt het bij de VNG zelf, is als gemeenten het vrijgekomen budget kunnen besteden aan het verlenen van jeugdzorg zelf. 

Wettelijke verplichting
In het overleg tussen de VNG en VWS over de jeugdzorg ligt standaardisatie van contracten ook op tafel. Staatssecretaris Maarten van Ooijen van VWS denkt er zelfs aan om de standaarden in de Jeugdwet vast te leggen. Stuurman is er weinig enthousiast over. ‘Wij zijn als gemeenten verantwoordelijk gemaakt voor deze taak, dan moeten we dit ook kunnen. Als het ons niet lukt, dan is een wettelijke verplichting een laatste redmiddel. Maar de oproep geeft wel de urgentie aan.’