VNG Magazine nummer 2, 2 februari 2024

Tekst: Leo Mudde 

Beleidsmakers en politici zouden er goed aan doen zich te verdiepen in extremisten en geradicaliseerde mensen. Neem ze serieus en ga het gesprek aan, zegt filosoof en theoloog Rik Peels.

Anti-vaccinatiedemonstratie Den Haag

Soevereinen, complotdenkers, klimaatontkenners en vaccinatieweigeraars wegzetten als ‘wappies’ is niet verstandig. Ze hebben in het algemeen geen psychiatrische stoornis die hun gedrag verklaart. Volgens onderzoeker Rik Peels van de Vrije Universiteit is het tijd voor een ander ‘mensbeeld’. Peels, die vorige week zijn oratie hield over ‘De extremist en de wetenschapper, hoe we radicalisering beter kunnen begrijpen’, zet vraagtekens bij de standaardbeelden die ook gemeenten soms hebben van extremisten: zijn ze gek of zijn ze in feite gezonde, rationele mensen? Moeten we naar ze luisteren, en hoe dan?
Voor de beantwoording van die vragen kiest hij nu eens niet de gebruikelijke sociologische of psychologische invalshoek. Hij baseert zich op de inzichten van de twee oudste wetenschappen, de filosofie en de theologie. Wellicht kunnen die ons iets leren dat we tot nu toe gemist hebben.
De Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb antwoordde ooit op de vraag of hij niet eens moest gaan praten met antivaxer Willem Engel, dat hij niet in gesprek gaat met iemand die tegen hem zegt dat de zon vanuit het westen opkomt. Die reactie was iets te kort door de bocht, vindt Peels. ‘De werkelijkheid is complexer. Veel geradicaliseerden accepteren heus wel grote delen van de wetenschap, er zijn er niet veel die geloven dat de aarde plat is. Mensen die een vaccinatie weigeren of daar zelfs complottheorieën over ontwikkelen, kunnen een slechte ervaring met de medische wetenschap hebben. Of met de overheid.’

Het gesprek aangaan

Daarom zou het beter zijn het gesprek wél aan te gaan. Peels: ‘Niet om de ander te overtuigen, dat lukt toch vaak niet. Wel om meer vertrouwen te creëren en gelijkwaardigheid door mensen te laten ervaren dat er naar hen geluisterd wordt. Als dat op allerlei plekken in het systeem gebeurt, dan kan dat radicalisering tegengaan. Een persoonlijk gesprek aangaan is iets anders dan iemand een platform geven, daar kan de aarzeling van Aboutaleb in zitten.’
Peels heeft grote moeite met de term ‘wappies’, die suggereert dat er bij geradicaliseerde mensen een steekje los zit. ‘Bijna de helft van de Nederlandse volwassen bevolking zegt aan een psychiatrische aandoening te lijden of te hebben geleden. Dat komt dus heel vaak voor en af en toe kan zo’n aandoening wel degelijk een rol spelen, maar het is geen afdoende verklaring voor geradicaliseerde opvattingen of gedrag. Daarom pleit ik voor een ander mensbeeld van de extremist. Het is iemand zoals jij en ik, redelijk gezond en rationeel, maar wel met kwalijke gedragingen en opvattingen. Een dergelijk mensbeeld vraagt om een ander soort onderzoek en dan kom je eerder bij luisteren, serieus nemen, proberen te begrijpen.’

Een gewone man kan blijkbaar de genocide van zes miljoen mensen organiseren

Hannah Arendt

Een van de eersten die dat begreep was Hannah Arendt. De beroemde filosoof, wier werk nu weer actueel is, volgde in de jaren zestig van de vorige eeuw als journalist het proces tegen topnazi Adolf Eichmann, die verantwoordelijk was voor de logistiek van de Holocaust. Nazi’s in het algemeen en Eichmann in het bijzonder werden in die tijd beschouwd als psychopaten, maar Arendt betoogde dat Eichmann ­eigenlijk een in alle opzichten gemiddelde of zelfs middelmatige man was: niet gek, geen uitzonderlijke hoge of lage intelligentie, rationeel. 
Peels: ‘Dat kwam voor veel mensen als een grote schok. Stel dat een journalist datzelfde nu van Anders Breivik zou zeggen. Er is een reëel risico dat hij wordt afgebrand. Het is bewonderenswaardig hoe Arendt, een Joodse vrouw, nauwkeurig observeerde en constateerde dat banaliteit iets alledaags is: een gewone man in een pak, met een koffertje en een normaal gezinsleven, kan blijkbaar de genocide van zes miljoen mensen organiseren. Dat inzicht is heel waardevol. Het geeft aan dat de potentie van radicalisering in normale mensen zit, niet alleen bij mensen met een psychiatrische stoornis. Daar moeten we nooit blind voor worden.’

Normatieve vragen

De filosofie, tot nu toe genegeerd als discipline die radicalisering kan verklaren, is goed in het stellen van normatieve vragen, zegt Peels. ‘Neem Martin Luther King. Hij was heel extreem, zijn beweging had grote sociale gevolgen. Er waren mensen die hem levensgevaarlijk vonden, en ondermijnend voor de samenleving. Toch zouden wij nu, terecht, zeggen: hij was weliswaar radicaal, maar niet geradicaliseerd. Dat kun je wel zeggen van de bestormers van het Capitool en van Anders Breivik of Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. Wat is dan het verschil met King? Het conceptuele apparaat van de filosofie kan behulpzaam zijn om dat te verklaren.’
Sinds ongeveer twintig jaar heeft de filosofie een draai gemaakt van het individuele naar het sociale domein. Descartes vroeg zich vierhonderd jaar geleden nog af wanneer een mens iets weet – ‘Ik denk, dus ik ben’. Tegenwoordig ligt de focus op het sociale. ‘Op ­polarisatie bijvoorbeeld’, zegt Peels. ‘Of op expertise, het aannemen van iets op gezag van een ander, hoe werkt dat precies? En op disagreement, wanneer kun je het redelijk met elkaar oneens zijn en wanneer niet?’
Anders dan bijvoorbeeld de sociologie, stelt de filosofie ethische vragen: luisteren naar extremisten, 
kan dat eigenlijk wel, ethisch gezien? Ja, zegt Peels, om ze te leren begrijpen. ‘Ik bepleit niet dat we iedereen maar een stem in het publieke debat moeten geven alsof ieders mening er evenveel toe doet. Er zijn ook immorele opvattingen die je geen megafoon moet geven. Maar op individueel niveau het gesprek aangaan, is verstandig. Het kan radicalisering voorkomen.’

Er zijn ook immorele opvattingen die je geen megafoon moet geven

Mensbeeld bijstellen

Uit eigen onderzoekservaring geeft Peels het voorbeeld van een politieverhoor van iemand die was geradicaliseerd. Na afloop zei die persoon tegen de politieman: ‘Dankjewel, dit is de eerste keer dat iemand echt naar mij luistert’. Daarom zou het goed zijn als burgemeesters, beleidsmakers, de mensen achter het gemeenteloket, wetenschappers en journalisten hun mensbeeld bijstellen en gaan proberen te begrijpen wat mensen beweegt. ‘Hoe meer ze zich ­gehoord voelen, hoe minder snel ze zullen radicaliseren in opvattingen en gedrag’, zegt Peels.
Ook professionals en gemeentebestuurders zijn niet immuun voor stereotiepe beelden. De opvatting dat het dragen van een hoofddoek symbool staat voor de onderdrukking van de vrouw doet geen recht aan de historische context. Zo zegt Paulus in de Bijbel op eerste gezicht dingen ‘waar de honden geen brood van lusten’, zegt Peels. ‘Een vrouw die haar hoofd niet bedekt, maakt zich volgens Paulus te schande. Nou, daar vinden wij nu iets van. Maar in de context van toen krijgt dat een andere betekenis. In de Griekse en Romeinse cultuur droegen alleen prostituees geen hoofddoek, dus om je daarvan te onderscheiden was een hoofddoek nodig. Als je de context van de Bijbel of de Koran begrijpt, verandert dat ook je blik op de wereld van nu. Dus moet je dan zeggen dat een religie vrouwonvriendelijk is, terwijl Paulus bijvoorbeeld óók heeft gezegd dat er geen onderscheid is tussen man en vrouw?’

Seculiere vormen

Of gemeenten genoeg doen aan het herkennen van radicaliseringspatronen, durft Peels niet te zeggen. ‘Dat hangt sterk van personen af en hun eigen ervaringen. Ik denk dat het goed is als een deel van de burgemeesters een religieuze achtergrond heeft en een deel ook niet, want er zijn natuurlijk ook seculiere vormen van radicalisering, zoals de soevereinen en de incels, de onvrijwillig celibatairen die omdat ze nog nooit seks hebben gehad vrouwenhaat ontwikkelen wat tot extreem gewelddadig gedrag kan leiden.’
Om te komen tot een ander mensbeeld zouden ambtenaren en bestuurders hun eigen veronderstellingen over geradicaliseerde mensen moeten durven bevragen. Peels heeft een advies voor gemeenten: ‘Beleg met de burgemeester en de raad een zitting van twee uur over de vraag: welk beeld hebben we eigenlijk van de extremist, en waar komt dat mensbeeld vandaan? Uit de wetenschap, uit eigen ervaring? Of baseren we ons op een journalistieke waarheid, en waar komt die vandaan? Kunnen we leren van elkaar en wat betekent dat voor ons beleid? Alleen al om te ontdekken dat de ander een ander mensbeeld heeft dan jij, of heel anders denkt over complotdenkers, is dat heel nuttig. Dan ga je elkaar beter begrijpen.’

Wie is...

Rik Peels

Rik Peels is hoogleraar aan de Faculteit Religie en Theologie en de Faculteit Geesteswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij houdt zich in zijn onderzoek bezig met thema’s op het grensvlak van theologie en filosofie, momenteel vooral extremisme en radicalisering. Bij de Amsterdamse uitgeverij Balans verscheen zijn oratie in boekvorm onder de titel De extremist en de wetenschapper. Hoe we radicalisering beter kunnen begrijpen.

(foto: Sander Heezen)