VNG Magazine nummer 2, 2 februari 2024

 Martijn van der Steen

Overal in de overheid gonst het van de menselijke maat. Van méér menselijke maat in de bejegening van burgers en bij de talrijke beslissingen die overheden en professionals dagelijks over mensen nemen. Wel of geen uitkering, wel of geen terugvordering, wel of geen oog voor persoonlijke omstandigheden?
Dat we over menselijke maat praten, is heel hard nodig. In mijn onderzoek naar beleid en uitvoeringspraktijken ontmoet ik talrijke mensen die door de overheid door afwezigheid van menselijke maat zijn vermalen. Het gebeurt écht, op heel grote schaal. Door ons. En het ergste is, met goede bedoelingen. Niemand wil het en tóch gebeurt het. De menselijke maat ontbreekt niet uit onwil, maar omdat het een dilemma is.
Het probleem voor ambtenaren en professionals die dagelijks beslissingen over mensen nemen, is dat ze heen en weer worden geslingerd in een dilemma van het volgen van regels ten behoeve van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid én het centraal stellen van de individuele behoefte en noden van mensen. Allebei zijn van belang, maar in de praktijk zijn ze niet goed allebei mogelijk. Overhellen naar het één betekent het onderdrukken van het ander.

Niemand wil het en tóch gebeurt het

Voor het omgaan met dit dilemma van menselijke maat zijn er twee routes, die op elkaar lijken maar totaal verschillend uitpakken. De eerste route is het meer menselijk maken van de regels; die blijven onverminderd van kracht, maar in het dagelijks contact is er ruimte om via bijvoorbeeld discretionaire bevoegdheid maatwerk te leveren. Bijvoorbeeld als een gezin met kinderen volgens de regels en procedures uit huis gezet moet worden. Dan kan de professional of ambtenaar besluiten om dat toch maar niet te doen. De regels zeggen van wel, de menselijke maat van niet: eerst de maat, maar daarna óók oog voor de mens.
De tweede route is om de menselijke maat als vertrekpunt te nemen: eerst de mens, dan de maat. Welke maten, regels of kaders zijn er die te benutten zijn om te doen wat vanuit de mens nodig is? Gebruiken wat beschikbaar is, negeren wat in de weg zit en maken wat ontbreekt. De mens is dan de maat en vormt de basis voor het beleid en de regels zelf.
Beide routes kunnen in de praktijk de voorzieningen waar we de zwakste en meest kwetsbare mensen in onze samenleving tegemoettreden, verbeteren. En daarmee veel leed voorkomen. Maar wel op een fundamenteel verschillende manier. Wie de maat centraal stelt, moet extra oog voor de mens inbouwen. Wie vanuit de mens werkt, moet willekeur en rechtsbescherming in toom houden. Dus gericht omgaan met het inherente dilemma van de menselijke maat. Dus niet of alleen de regels hanteren, of zomaar de mens klakkeloos vooropzetten. Mens en maat zijn allebei nodig: het is aan gemeenten om het dilemma dat ze vormen via één van beide routes in balans te brengen.

Martijn van der Steen is co-decaan van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) en bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.