VNG Magazine nummer 20, 20 december 2024

Tekst: Johnny Lukasse | Beeld: Cees van der Wal

Gemeenten moeten vanaf komend jaar aan de slag met hun participatieverordening. Begin daar niet klakkeloos aan, schrijft gemeenteraadslid Johnny Lukasse, maar bedenk eerst hóé je het gesprek met je inwoners wilt aangaan.

Johnny Lukasse

Op 1 januari 2025 treedt de Wet versterking participatie op decentraal niveau in werking. Gemeenten hebben dan twee jaar de tijd om hun inspraakverordening te vervangen door een participatieverordening. Deze nieuwe wet biedt gemeenten een mooie kans om hun participatiebeleid te herijken. Tegelijkertijd vragen de te maken keuzes om grondige bezinning. Participatie kan voor gemeenten immers een krachtig middel zijn om het vertrouwen in de overheid te versterken, maar het is essentieel om alert te zijn en voorzichtige, duidelijke communicatie te hanteren. Alleen op die manier is de herijking ook succesvol
Een goed startpunt hiervoor is een gesprek binnen de gemeente over de vraag welke ambities er zijn als het om participatie gaat. Alleen een gesprek over hoe participatie nu vorm krijgt en wat de wensen voor de toekomst zijn, is echter niet voldoende. Gemeenten moeten inwoners straks niet alleen bij de voorbereiding, maar ook bij de uitvoering en evaluatie van beleid betrekken. Dit betekent dat ze niet alleen vaker, maar ook op andere momenten met inwoners in gesprek moeten gaan. Maar hoe organiseer je dat?
Een mogelijke aanpak is om vooraf met inwoners gesprekken te voeren over de randvoorwaarden voor een goede uitvoering of de criteria die bij de evalua­tie hanteerbaar zijn, maar het bepalen van die randvoorwaarden en criteria moet vooraf gebeuren. Dat vraagt aanpassingen in het werk- en besluitvormingsproces.

Uitdaagrecht
Verder moeten de participatievormen onderwerp van gesprek zijn. De wet schrijft voor dat gemeenten de voorwaarden bepalen waaronder inwoners en maatschappelijke partijen het uitdaagrecht, ook wel right to challenge genoemd, kunnen toepassen. Er zijn echter meer vormen van participatie. Denk aan burgerbegrotingen en burgerberaden.
Dit roept niet alleen de vraag op welke participatievormen gemeenten willen toepassen, maar ook hoe die zich tot elkaar verhouden. Verleen je als gemeente bijvoorbeeld inspraak als inwoners een park willen onderhouden of een buurthuis willen beheren?

Aandacht
Daarnaast vragen de partijen die deelnemen aan dat gesprek aandacht. Idealiter nemen niet alleen gemeenteraadsleden en leden van het college van burgemeester en wethouders deel, maar ook ambtenaren en inwoners. Maar hoe, en hoe zorg je dat dit een open gesprek is waarin de verschillende rollen van de partijen binnen het participatieproces aan de orde komen? Wat vragen de ideeën voor participatie bijvoorbeeld van de inwoners? En de bestuurlijke en ambtelijke werkprocessen? En wat vraagt dit van de houding en het gedrag van elke partij? 
In het verlengde daarvan zou binnen de gemeenteraad een gesprek plaats moeten vinden over hoe de raad op participatieprocessen wil sturen. Dat kan natuurlijk vooraf door via het participatiebeleid en de participatieverordening kaders te stellen. Maar welke rol wil de gemeenteraad in concrete gevallen spelen? En wat doet de gemeenteraad met de uitkomsten van de participatie?
Kortom, mijn oproep is: bezint eer gij begint. Het managen van de verwachtingen van inwoners wordt namelijk nóg belangrijker dan voorheen.

Johnny Lukasse is gemeenteraadslid (SGP-ChristenUnie) in Goes en lid van de VNG-commissie Raadsleden & Griffiers. 

De VNG heeft een handreiking ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het voeren van het gesprek over participatie. Daarnaast is er een Model Participatieverordening 2024 opgesteld die binnenkort beschikbaar is.