VNG Magazine nummer 10, 12 juni 2020

Auteur: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: Jiri Büller

Een kleine drie maanden is Leonard Geluk nu algemeen directeur van de VNG. De coronacrisis gooide hem gelijk in het diepe. ‘Ik zit meteen aan de goede tafels.’
 

Leonard Geluk

Leonard Geluk begon op 1 april in zijn nieuwe baan, en werkt net als zoveel Nederlanders grotendeels vanuit huis. Op het moment van het interview is de nieuwe algemeen directeur drie keer op de Willemshof geweest, de Haagse uitvalsbasis van de VNG. Zijn collega’s spreekt hij voornamelijk vanachter de computer, en van rustig inwerken is ook geen sprake. ‘Ik had de opdracht te werken aan een gemeentelijke agenda voor de komende kabinetsformatie. Maar de crisis is daar dwars doorheen gekomen. Ik ben 95 procent van mijn tijd bezig met aan corona gerelateerde issues. Tegelijk wil ik ervoor zorgen dat we veranderingen kunnen brengen in de relatie met het Rijk. Die moet meer in balans zijn.’
Geluk schoof vanwege de crisis meteen aan bij tal van overleggen. Er was een werkgroep onder leiding van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema over kwetsbare inwoners, een overleg bij de SER over de economische gevolgen van de crisis én overleggen met het kabinet over de financiële compensatie voor gemeenten die door de virusuitbraak belastinginkomsten missen en hogere uitgaven hebben. 

Dat heeft geleid tot een eerste tegemoetkoming aan decentrale overheden van ruim een half miljard euro. Het is positief dat het kabinet deze eerste stap heeft gezet, zegt Geluk, want de financiële nood bij gemeenten is groot. Wel benadrukt hij dat het om een eerste stap gaat. ‘We zijn nog in gesprek met het Rijk over de volgende tranche. Want niet alle effecten van de crisis zijn nog zichtbaar, dus we zijn nog niet klaar. Als we de voorzieningen in Nederland in de lucht willen houden, moeten die kosten worden gecompenseerd.’

Voor zijn komst naar de VNG was Geluk voorzitter van de Haagse Hogeschool. Daarvoor was de CDA’er raadslid en wethouder in Rotterdam, in hetzelfde college als Jantine Kriens, zijn voorganger als VNG-directeur. ‘Ik heb met veel plezier met Jantine samengewerkt, ze heeft me ook een warme overdracht bezorgd. Toen bekend werd dat ik het zou worden, kwam het eerste felicitatietelefoontje van haar. Maar ik heb tijdens mijn sollicitatie geen contact met haar gehad, dat vond ik niet chique.’

Toen in december bekend werd dat u algemeen directeur van de VNG werd, zei u blij te zijn weer actief te worden in het politiek-bestuurlijke 
domein. Heeft u dat gemist?

‘Mijn periode als politicus in Rotterdam was de meest boeiende van mijn carrière. Het was de tijd dat Pim Fortuyn in Rotterdam opkwam. Aan die dynamische tijd heb ik goede herinneringen. Daarna heb ik tien jaar complexe schoolorganisaties bestuurd. Daar heb ik veel van geleerd, en ik had het erg naar mijn zin, maar nu klopt mijn hart sneller. Je hebt in het lokaal bestuur rechtstreeks contact met degenen voor wie je beleid maakt. Hun vragen vertaal je naar de abstractie van beleid. Je kunt als lokaal bestuurder veel bereiken voor de stad. Dat is tegelijk heel abstract en heel tastbaar. Dat vind ik mooi.’

Geluk had in Rotterdam de jeugdzorg in zijn portefeuille. De moord op het Maasmeisje in 2006 tijdens zijn bestuursperiode heeft zijn denken over het lokaal bestuur gevormd. Het lang niet geïdentificeerde meisje dat werd aangetroffen in de Nieuwe Maas legde de problemen met de jeugdzorg bloot. ‘Het was de meest heftige gebeurtenis in mijn politieke leven, en een complex en ingewikkeld jeugdzorgincident.’

Het Rijk intervenieert regelmatig. Dat werkt verstorend

U wilt bijdragen aan ‘de verdere versterking van de positie van de gemeente als eerste overheid, in het belang van haar inwoners’, zei u bij uw benoeming. 
‘Ik heb er na het Maasmeisje voor gepleit dat het jeugdzorgstelsel veranderd zou worden. Dat is gelukt. De jeugdzorg is bij gemeenten neergelegd, net als de andere taken in het sociaal domein. Alleen zijn de verhoudingen tussen het Rijk en de gemeente nog onvoldoende in balans. De periode dat de VNG lobbyt voor nog meer taken, is voorbij. Met de decentralisaties, de Omgevingswet en de ontwikkelingen in energie en klimaat hebben gemeenten een uitstekend pakket om hun verantwoordelijkheid als eerste overheid waar te maken. Alleen is de autonomie van gemeenten niet meegegroeid met die grotere verantwoordelijkheden. Autonomie betekent voor mij dat gemeenten zelf keuzes kunnen maken, én in staat worden gesteld om die keuzes te maken. Daar hoort dus ook een financiële positie van gemeenten bij die dat mogelijk maakt. De relatie met het Rijk is steeds complexer geworden. Het Rijk intervenieert regelmatig. Dat werkt verstorend. Daarnaast krijgen gemeenten structureel te weinig middelen om dingen goed te doen.’

Voorafgaand aan de decentralisaties was u voorzitter van de Transitiecommissie Stelselwijziging Jeugd. U waarschuwde toen dat er risico’s verbonden waren aan de overdracht van de jeugdzorg naar gemeenten. Wat heeft u in die tijd geleerd?
‘De budgetten waren een risico. Je kunt niet 15 procent korten en toch denken dat je een innovatieagenda kunt maken. Dat is de verkeerde volgorde. Die kwetsbaarheid is ook gebleken. We ondersteunen als VNG gemeenten bij de vernieuwing van de jeugdzorg, maar die transformatie komt nu pas op gang. Voor het Rijk is een proces klaar als de wet door de Kamer is. Maar dan begint het pas. Over de uitvoering was onvoldoende nagedacht. Hoe landt dit nou bij gemeenten? Hoe houd je instellingen in de lucht? Daar waren onvoldoende goede afspraken over. En dan gaat het Rijk vervolgens weer van bovenaf regels opleggen. Ook hier zie je dat het niet in balans is. We moeten het daarom over de uitvoering hebben. Ik merk dat de geesten daar bij de VNG rijp voor zijn.’

Voor gemeenten mag ook geklapt worden

U heeft een rondgang gemaakt langs gemeenten. Welke boodschap gaven zij u mee?
‘Op korte termijn hebben zij zorgen over hun financiële positie. Die was precair en is nu nog kwetsbaarder geworden. En zij maken zich zorgen over de positie van kwetsbare mensen. Die merken de gevolgen van crises altijd het hardst. Daar gingen de gesprekken met Halsema ook over. Op langere termijn zijn er zorgen over de economische effecten van de crisis. Hoe langer de crisis duurt, hoe meer er een perspectief nodig is op economisch herstel. Daar hebben we een brede investeringsagenda voor nodig, het Wopke-Wiebes-fonds in de Haagse wandelgangen. Die investeringen moeten steviger zijn dan aanvankelijk bedacht. Het geld moet niet alleen naar coronamaatregelen gaan, maar bijvoorbeeld ook geïnvesteerd worden in de relatie tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Het is ontzettend belangrijk om die diepte-investeringen te doen en om niet te bezuinigen. Dat vind ik zelf, maar dat hoor ik ook van gemeenten. Ik ben bang dat we nu alleen maar bezig zijn met de financiële effecten van de crisis. We moeten in de herstelperiode allemaal aan de bak, want dat geld moet ook weer worden terugverdiend.’

Wat kan de VNG hieraan bijdragen?
‘Kijk wat gemeenten nu al hebben bijgedragen. Het is terecht dat er veel is geapplaudisseerd voor de zorgmedewerkers, maar er mag ook geklapt worden voor gemeenten. Het is wonderlijk, maar niet verrassend, hoe snel gemeenten zijn overgeschakeld naar de crisismodus. De samenleving heeft gewoon doorgedraaid,
gemeenten hebben daar een belangrijke rol in gespeeld door hun rol als eerste overheid op te pakken. Als ze dat niet hadden gedaan, dan was de crisis heel anders verlopen. Het herstel van Nederland moet ook via de gemeenten verlopen. We moeten zorgen dat er vangnetten zijn voor mensen die werkloos raken en er ook voor zorgen dat bouwvergunningen snel worden uitgegeven. Maar er moet óók een heldere economische agenda zijn, opgezet met ondernemers, zodat duidelijk is waar geïnvesteerd moet worden.’ 
 

Wie is...

Leonard Geluk is sinds 1 april algemeen directeur van de VNG. Tussen 2004 en 2009 was hij wethouder in Rotterdam. Daarna was hij tien jaar schoolbestuurder, bij achtereenvolgens ROC Midden Nederland en de Haagse Hogeschool.
 

Bezoeken aan gemeenten

Van de rondgang van Leonard Geluk langs gemeenten zijn steeds korte reportages gemaakt. Deze zijn terug te kijken op YouTube