VNG Magazine nummer 5, 20 maart 2020

Auteur: Annemieke Diekman | Beeld: Jiri Büller

Als inwoners of ondernemers in Emmen worden getroffen door criminaliteit, brand of een ander noodlot, dan geeft burgemeester Eric van Oosterhout hun persoonlijk zijn visitekaartje - mét zijn 06-nummer. Het helpt om het gevoel van veiligheid in de Drentse gemeente hoog te houden, zegt hij. ‘In Emmen hebben we oog voor elkaar.’
 

Eric van Oosterhout

Emmen scoort al jaren heel hoog op allerlei ranglijsten als het gaat om veiligheid. Burgemeester Eric van Oosterhout hecht niet zo veel waarde aan een absolute koppositie, maar streeft er wel naar om op z'n minst in de top van veilige gemeenten te staan. Dat werkt niet alleen door in de statistieken, het vergroot ook het gevoel van veiligheid bij de inwoners.
De classificatie als veilige gemeente betekent overigens niet dat Emmen geen problemen kent op dit vlak. Ondermijning en zorgen om de jeugd staan hoog op de agenda. Met het enorme, aan Duitsland grenzende buitengebied is het bestrijden ervan een ingewikkelde opgave.     

Om maar direct met de deur in huis te vallen, wat is in één zin hét geheim van Emmen?
‘Een gemeenschap die omziet naar elkaar, met daarboven instanties die heel goed in staat zijn samen te werken, dwars door alle muren heen.’

Omzien naar elkaar klinkt als iets uit de jaren vijftig
‘Veiligheid zit in het DNA van dit gebied. Dat valt te herleiden tot het zogenoemde noaberschap ofwel nabuurschap. In Emmen en heel Zuidoost-Drenthe hebben we oren en ogen voor elkaar, we kijken naar elkaar om als buren en dorps- of wijkgenoten. Dat doet wat met fenomenen als eenzaamheid, armoede en veiligheid. Dat omzien naar elkaar maakt van oudsher onderdeel uit van dit gebied.
‘Binnen de gemeente zien we wel verschillen in noaberschap. In de typische jarenzestigwijken die Emmen ook heeft, is het anoniemer, daar zie je buren minder met elkaar omgaan en voor elkaar zorgen. Dat heeft ook te maken met een veranderde bevolkingssamenstelling. We moeten daar meer aandacht hebben voor veiligheid en het veiligheidsgevoel versterken, er dichter bovenop zitten. Daarin herken je het causale verband tussen noaberschap en veiligheid.’

De rode loper moet uit voor mensen die in de ellende zitten

Waarin uit dat veiligheidsgevoel zich?
‘In mijn jaarlijkse gesprekken met vertegenwoordigers van alle 35 kernen van Emmen, komt het thema veiligheid altijd terug. Dan is het fijn om te kunnen zeggen dat we tot de veiligste gemeenten van Nederland behoren, maar ik word vooral blij als ik hoor dat mensen dat ook zo ervaren. Dat krijg ik steevast terug aan tafel, of het nu in een dorp van vijfhonderd inwoners is of een wijk met achtduizend mensen. De wijkagent zit erbij en weet alle ins en outs over de veiligheid in zijn wijk of dorp. De ene inbraak die dan net heeft plaatsgevonden, wordt wel breed uitgemeten. Mensen voelen zich hier heel veilig. Er gebeurt ook weinig, maar als er wat gebeurt is de impact groot. Dan is het the talk of the town.’

Hoe zwaar weegt veiligheid voor u als burgemeester? 
‘Veiligheid staat voor mij als burgemeester op nummer 1. Een beetje Drents misschien, maar die rol van burgervader wordt mij ook toegedicht. Ik voel mij heel betrokken bij alles wat te maken heeft met veiligheid in de gemeente. Laatst reed er ’s nachts een auto door de pui van een telecomwinkel, met immense schade tot gevolg. Dan bel ik de dag erna zelf de winkeleigenaar even om te informeren. Dat wordt niet verwacht, maar wel erg gewaardeerd. Het geeft een extra gevoel van veiligheid, de burgemeester is ook op de hoogte. Bij een brand met inwoners ga ik er altijd heen. Ter plekke vraag ik of ik wat kan betekenen en geef ik ze mijn kaartje met mijn 06-nummer.’ 

U bent een burgemeester met een 06-nummer op zijn visitekaartje? 
‘Dat klopt, al zolang ik dit ambt uitoefen. Als er echt wat is, bel mij dan, geef ik mee aan de getroffen inwoners. Het idee dat ze mijn kaartje hebben, helpt naar mijn mening al enorm. Er wordt ook nauwelijks tot geen misbruik van gemaakt, de meeste mensen redden zichzelf. Als het nodig is, kan ik het proces wat versnellen. De rode loper moet uit voor mensen die in de ellende zitten door brand of inbraak, ze hebben er niet voor gekozen. Toch kunnen herbouwvergunningen weleens op zich laten wachten. Zo was er laatst een fietsenzaak tot de grond toe afgebrand. De eigenaar wilde snel herbouwen, maar de vergunning kwam niet los. Hij belde mij en dan kan ik dat proces een zetje geven. 
Dat vertrouwen geef ik overigens niet alleen. Vorige week merkte ik dat nog bij een nare inbraak bij een vrouw van in de tachtig in Barger-Compascuum. Daar zit de wijkagent dan al met een kopje koffie met die mevrouw op de bank. Dat hoeft helemaal niet, want mensen hebben tegenwoordig drie dagen de tijd om digitaal aangifte te doen. De politie in Emmen maakt het echter nog steeds waar om er bij dit type inbraken meteen heen te gaan. Wijkagenten beschouwen dat ook echt als hun kerntaak en voelen feilloos aan dat ze hier even de tijd voor moeten nemen.’  

We kunnen alle hulp gebruiken bij de aanpak van ondermijning

No Surrender en opgerolde xtc-labs passen niet erg in dit veiligheidsbeeld.
‘Hoewel er veel goed gaat, kent Emmen als stad met ruim 100.000 inwoners, van wie 50.000 in het grote buitengebied, zeker ook problemen. Ondermijning, de onzichtbare georganiseerde misdaad, is veruit de grootste opgave. In de gemeente zijn 7500 bedrijven gevestigd, veelal op bedrijven- en industrieterreinen buiten het centrum. Daar zitten veel mooie bedrijven bij, maar ook die een verloederde indruk maken. We hebben veel oude loodsen, fabriekshallen, die er vaak niet uitzien, amper een bord op de deur hebben en achter hekken staan. Daarvan vragen we ons serieus af wat er in godsnaam gebeurt. Of er van alle auto’s op zo’n terrein bijvoorbeeld ooit wel een verkocht wordt.’

Netwerken van de georganiseerde misdaad zijn niet gemakkelijk te ontrafelen.
‘Toch is dat wel de weg die we hebben gekozen om de ondermijning aan te pakken. Neem bijvoorbeeld motorclub No Surrender, waarvan we in 2017 het clubhuis hebben gesloten. De strafzaak loopt nog. We hebben hard doorgepakt, maar niet de illusie dat de leden niet links of rechts weer opduiken. Is het niet hier, dan wel op een paar kilometer afstand over de grens. Door in kaart te brengen of en van welk netwerk ze deel uitmaken, kun je ze beter in het vizier krijgen. Overheid, politie en justitie werken hard samen om ondermijning in de gemeente, maar ook op regionaal niveau, in beelden te vangen. Dat lukt steeds beter, maar we zijn er nog lang niet. 
‘Ondermijningsbeelden helpen ons om zichtbaar te maken wat er speelt. We hebben vooral te maken met drugs- en milieucriminaliteit. De bossen hier lenen zich helaas uitstekend voor illegale dump van afvalstoffen. In legale afvalbergen kun je bovendien ook van alles verstoppen, zoals drugs en wapens. Verder hebben we tientallen leegstaande schuren. Die worden domweg gekraakt of gehuurd van boeren. Daar vinden we soms hele drugslabs. En ja, het is een terechte vraag of dat niet naïef van die boeren is, maar dan kom ik weer terug bij het noaberschap en het veiligheidsgevoel. Dat leidt in sommige gevallen wellicht tot te veel vertrouwen bij inwoners.’ 

Hier lijkt het veiligheidsgevoel zich tegen uw aanpak van ondermijning te keren?
‘Daarom proberen we de inwoners ook bewuster van dit probleem te maken door ze te vragen beter op te letten en onregelmatigheden anoniem te melden. We kunnen alle hulp gebruiken bij de aanpak van ondermijning. We voeren al een no mercy-beleid bij vondsten van verhandelbare partijen drugs, die panden worden meteen voor drie maanden gesloten. Maar het is net als met de bewapeningswedloop: je sluit een wiet- of xtc-lab en een paar kilometer verder duikt er weer een op. Daarom blijft het ontrafelen van die netwerken van het grootste belang, alleen de kleine jongens aanpakken is niet afdoende. Het draait om vragen als: hoe is het georganiseerd, wie levert de grondstoffen, waar gaat de handel naartoe? Soms treffen we installaties van een ton in een boerenschuur aan. Daar moet een verdienmodel achter zitten.  Door verbinding tussen de geïsoleerde gevallen te leggen, kun je op den duur verbanden ontdekken. Een enorm tijdrovende klus, maar wel noodzakelijk.’ 

Jongeren in Emmen drinken te veel, te vaak en te jong, vindt u. Wat is daaraan te doen?
‘We maken ons in de gemeente naast ondermijning ook echt zorgen over het drank- en middelengebruik onder jongeren en de daarmee gepaard gaande kleine criminaliteit en overlast. Tegelijkertijd lopen we hier aan tegen de Drentse cultuur. Een biertje hoort erbij, ook al is je kind pas 13. Dat deed opa, dat doet vader en dat doet zoon of dochter. Er wordt hier heel veel gedronken en standaard is dat bier. Het is een heel weerbarstig (plattelands)probleem dat we mede door de uitgestrektheid van de gemeente lastig onder controle krijgen. Wel hebben we intussen voor elkaar gekregen dat er in overleg met de plaatselijke horeca geen lachgas aan de bar meer wordt verkocht. De tijd van “doet u mij maar vier bier en vijf lachgas” is voorbij.’ 

Emmen is een grensgemeente. Is het handhaven van landelijke regels dan lastiger? 
‘Zeker, neem nu het landelijke verbod op knalvuurwerk. Of we dat maar even willen handhaven, maar daar hebben we onvoldoende mankracht en middelen voor. Dat vuurwerk halen ze nu al standaard over de grens. En niet op de dag voor oudjaar, maar al vanaf de herfst. Twee kilometer hiervandaan kun je voor 100 euro je karretje volladen bij de supermarkt en je helemaal lens schieten. Het is het idee van de  maakbare samenleving, vanuit Den Haag even doorpakken en het verbod instellen. Als burgemeester van een grote grensgemeente heb ik daar moeite mee. Ik vind het een voorbeeld van slordig denken, waarbij de tweede, derde en vierde stap worden overgeslagen. Ook lokale tradities als carbidschieten en de paasvuren dreigen in het geding te komen. Vergeten wordt dat dit ook fenomenen zijn waarmee je de  gemeenschap kunt versterken. Tradities die weinig schade aanrichten en waar mensen het goed met elkaar hebben, dragen bij aan het veiligheidsgevoel. Die moet je niet afschaffen.’