VNG Magazine nummer 5, 20 maart 2020

Auteur: Rutger van den Dikkenberg

Het delen van persoonsgegevens bij mogelijke ondermijning is aan strenge privacyregels gebonden. Om duidelijker te maken wat er wel en niet mag, is er nu een protocol. Niet alles wat gemeenten zouden willen, kan.
 

Mag een burgemeester bij een vermoeden van drugshandel controleren of een horecaondernemer meer vastgoed heeft dat mogelijk wordt gebruikt voor het witwassen van drugsgeld?  En zo ja, welke voorwaarden gelden er dan?

Het Model Privacy Protocol, opgesteld door de landsadvocaat in samenwerking met het Aanjaagteam Ondermijning, moet gemeentebestuurders meer duidelijkheid bieden over wat er wel en niet mag in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit. 
De privacyvraag hangt al een tijd boven de markt, sinds de regioburgemeesters in 2017 onder leiding van toenmalig burgemeester Peter Noordanus van 
Tilburg een proeve van wetgeving schreven. Daarin werd het kabinet opgeroepen de wet zo te wijzigen dat burgemeesters in de strijd tegen ondermijning veel gemakkelijker informatie uit verschillende wetten aan elkaar kunnen koppelen. 

Protocol
Zo ver gaat het protocol niet, zegt Taetske van der Reijt van het Aanjaagteam Ondermijning. In dat team werken experts van landelijke en lokale overheden samen om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan; Noordanus is voorzitter. Van der Reijt gaf onlangs tijdens een meet-up van VNG Realisatie in Utrecht een presentatie over het protocol. 
Het document ziet alleen toe op de toepasbaarheid van de verschillende privacyregimes. ‘Het probleem zit in de sectorale wetgeving’, zei Van der Reijt op de bijeenkomst in Utrecht. Op verschillende beleidsterreinen, legt ze uit, zijn verschillende wetten van toepassing – allemaal met eigen regels over welke data je mag gebruiken in welke gevallen. ‘De Participatiewet is bedoeld als uitkeringswet, en kent daarom een strenge geheimhoudingsbepaling. Die wet is niet bedoeld om te gebruiken tegen ondermijning.’

AVG
En dan is er nog de overkoepelende AVG, waarin een aantal algemene normen is opgenomen en waarin ruimte is om zaken in sectorale wetgeving te regelen. In situaties waarin niets geregeld is, gelden de bepalingen uit de AVG. Van der Reijt: ‘Een maatregel moet noodzakelijk zijn, proportioneel en subsidiair. Als je iets op een andere, minder ingrijpende manier kunt oplossen, moet je dat doen.’

In het lijvige protocol – het document telt negentig pagina’s – is een schematisch overzicht opgenomen waarin de verschillende stappen zijn onderscheiden die een gemeente kan nemen. Met de eerste, kleine stappen, wordt het probleem afgebakend: is er sprake van ondermijning, en is hier een taak voor de gemeente weggelegd? Dan volgt de eerste van drie privacychecks.

Het document maakt duidelijk wat gemeenten tegen ondermijning wel en niet mogen doen. ‘Uit het rapport blijkt dat niet alles kan wat gemeenten willen’, zegt Van der Reijt. ‘Als je meer wilt doen, dan moet er iets worden gedaan aan de geheimhoudingsbepalingen in de sectorale wetten. Dat is een taak voor de wetgever.’
Vooralsnog gaat het protocol alleen over het uitwisselen van data binnen gemeenten. Het delen van gegevens met andere gemeenten komt niet aan de orde, al was dat wel een nadrukkelijke wens van de regioburgemeesters. Zo zou een burgemeester een collega van een naburige gemeente kunnen waarschuwen als hij weet dat een sjoemelende horecaondernemer zich in diens gemeente heeft gevestigd. Van der Reijt wijst erop dat de Wet Bibob gewijzigd wordt, en dat dit punt in die aanpassing meegenomen wordt.

Het procotol is een ‘vrij abstract’ document. Het aanjaagteam wil de komende tijd het land in om met gemeenten te praten over het gebruik van het protocol, en om ‘op te halen waar zij tegenaan lopen’, zegt Van der Reijt. De bijeenkomsten zijn nog niet gepland, maar de bedoeling is dat er voor de zomer al bijeenkomsten gehouden zijn, als de situatie rond de corona-uitbraak dat toelaat.’