VNG Magazine nummer 5, 19 maart 2021

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Joyce Kranenborg

De gemeentelijke aandacht voor de dood is beperkt. Dat is jammer, zegt Brenda Mathijssen, thanatoloog van de Rijksuniversiteit Groningen. De openbare begraafplaats is juist een plek voor ontmoeting.
 

graffit-kunstwerk voor Aminga

Brenda Mathijssen doet al zo’n tien jaar onderzoek naar de dood, en vooral naar wat de dood betekent voor de levenden. Zij en Claudia Venhorst, met wie zij in 2017 het boek Dood. Wegwijs in de Nederlandse uitvaartcultuur schreef, worden ook wel de Sisters of Death genoemd. Ze moet er zelf om lachen. Geen misverstand: de dood is een zwaar onderwerp. Omdat het gaat over emoties, verdriet, verlies. Maar ook over leven. ‘Ik zie de dood als iets positiefs en als een essentiële kant van het mens-zijn. Juist als iemand overlijdt, hebben we het over het leven en wat daar belangrijk aan is. Dan komen heel mooie dingen naar boven, herinneringen. Soms ook minder mooi, dan komen de spreekwoordelijke lijken uit de kast.’

In gemeenten is de dood zelden een onderwerp van gesprek. De bestuurlijke aandacht van gemeenteraden blijft beperkt tot de behandeling van de gemeentelijke begraafplaats als kostenpost op de begroting.
Dat is jammer, vindt Mathijssen, want de dood biedt kansen voor gemeenten. Neem de begraafplaats. Elke gemeente is verplicht over een openbare begraafplaats te beschikken, zodat mensen in de eigen gemeente begraven kunnen worden. Maar erg uitnodigend zijn ze vaak niet. Ver weg, aan de rand van stad of dorp, verborgen achter grote hekken. ‘Terwijl die toegankelijkheid zo belangrijk is. We zien een begraafplaats als een plek voor de doden, maar het is vooral een plek voor de levenden, waar mensen naartoe gaan om te wandelen, een boek te lezen, naasten te bezoeken. Het is een multifunctionele plek, die zelfs gebruikt zou kunnen worden voor ontspanning, tentoonstellingen, theater, wandeltochten. Als je erover gaat nadenken wat de begraafplaats kan betekenen voor de gemeente, hoe je die kunt betrekken bij de levenden, dan krijgt zo’n plek toch een heel andere betekenis?’

Picknick

Een theatervoorstelling of een picknick op een begraafplaats, het is een gedachte waar niet iedereen blij van wordt. Dat is dus de grote uitdaging, zegt Mathijssen. ‘Het idee dat het een stille, serene plek moet zijn, staat in contrast met het idee dat je er kunt zingen of een expositie organiseert. Op een begraafplaats liggen bovendien mensen met allemaal verschillende achtergronden, met verschillende ideeën over hoe je respectvol met de doden omgaat. Sommigen vinden het prima dat je op een graf gaat zitten met een blikje bier, anderen vinden het schandalig dat je er ook maar over nadenkt om op een graf te gaan staan. Je kunt denken: er liggen veel protestants-christelijken dus laten we het maar niet doen… Maar je kunt ook het gesprek aangaan. Waarom zou het niet kunnen, en wat is dan wél mogelijk? Ook als je vindt dat het een serene plek moet zijn, hoe kun je dan met bepaalde activiteiten juist die sereniteit benadrukken?’

Cremeren

De huidige opvattingen over wat wel of niet passend is op een begraafplaats dateren vaak uit de tijd dat de meerderheid van de Nederlanders christelijk was en werd begraven. Nu geeft bijna 70 procent de voorkeur aan cremeren en is de meerderheid van de Nederlandse bevolking niet religieus. Tegelijkertijd zijn er veel bevolkingsgroepen bij gekomen, met specifieke, door religie en cultuur bepaalde wensen ten aanzien van hun laatste rustplaats.
Hou daar als gemeente dan ook rekening mee in je begraafplaatsenbeleid, zegt Mathijssen. ‘Het is verleidelijk om te zeggen: begraven wordt minder belangrijk, dus we kunnen wel afschalen en beter in andere zaken investeren, maar dan vergeet je dat voor specifieke groepen de behoefte aan begraven gelijk blijft of zelfs groeit. Wat doe je voor hen? En hoe zorg je ervoor dat een begraafplaats een plek voor je hele gemeenschap blijft? Want niets is zo erg als een dode begraafplaats, een plek waar mensen niet naartoe durven of zich ongemakkelijk voelen.’

In Nederland duidt segregatie in de dood op integratie in het leven

Een begraafplaats is een plek voor ontmoeting. Waar seculieren, christenen, moslims, oud en jong elkaar tegenkomen. Maar of het daarmee ook een plek is die de inclusieve samenleving bevordert, betwijfelt ze. Er is namelijk iets heel geks aan de hand: ‘Wanneer je als moslim-, Chinese of Syrisch-orthodoxe gemeenschap je eigen sectie op de algemene begraafplaats hebt gekregen, wordt dat vaak gezien als teken van inclusie en zelfs integratie. Het is een teken dat je er echt bij hoort in je stad of dorp. Terwijl we in het dagelijks leven dat hokjesdenken juist willen overstijgen. In Nederland duidt segregatie in de dood op integratie in het leven. Maar past die segregatie op de begraafplaats wel bij de behoeften van de levenden? Zou die behoefte ook kunnen veranderen in de toekomst? Het is goed als gemeenten daarover nadenken.’

Père-Lachaise

Ze vindt het de moeite waard om begraafplaatsen levend te houden. ‘Begraafplaatsen vertellen veel over de plaats en over de mensen die er leven en geleefd hebben, dus als je wilt weten waar je woont, moet je naar de begraafplaats gaan. Maar het is een hele stap om mensen daar ook daadwerkelijk te krijgen. Ik maak nu voor het vwo een lespakket over de begraafplaats en wat die zegt over de stad. De bedoeling is dat die leerlingen zelf onderzoek gaan doen in hun eigen stad of dorp. Dat is een manier om een bepaalde leeftijdsgroep er actief over te laten nadenken.’
Dat niet iedere gemeente een Père-Lachaise heeft waar tal van beroemdheden liggen, maakt daarbij niet uit, zegt Mathijssen. ‘Het is een misvatting dat alleen graven van beroemde mensen of met uitzonderlijke architectuur interessant zijn. Dat zijn doorgaans de graven die bewaard worden, maar waarom kunnen we de graven van gewone mensen niet bijzonder maken?’

Soms is het goed om naar andere landen te kijken en je af te vragen waarom we het hier anders doen. Mathijssen woonde een tijdje in Engeland. ‘Als ik van huis naar mijn werk liep, kwam ik langs een speeltuin die was omheind met oude grafstenen. Die waren tegen de huizen geplaatst en zijn daarmee een onderdeel van het leven geworden. Dat zou je je hier niet kunnen voorstellen, maar waarom eigenlijk niet? Je ziet weleens dat kunstenaars van grafstenen kunstwerken maken, maar dat is toch nog uitzonderijk. Het is goed om hier af en toe eens over na te denken, door dit soort dingen kun je mensen er meer bij betrekken.’

Waarom kunnen we de graven van gewone mensen niet bijzonder maken?

Bermmonumenten

Bermmonumenten zijn zo’n fenomeen die voorbijgangers indringend met de dood confronteren. Naar schatting zijn er vijfhonderd tot duizend, bijna driekwart is voor verkeersslachtoffers van 25 jaar of jonger. Gemeenten worstelen ermee en nemen in hun verordeningen regels omtrent afmetingen en onderhoudsplicht op, in een poging de regie in eigen hand te houden. Soms komt het tot een conflict met inwoners. Zoals in Avenhorn. Daar stond al jaren een bermmonument voor een jongen die was aangereden. De dader is nooit gevonden. Een nieuwe bewoonster van het huis waar het monument voor staat, wilde er niet dagelijks mee geconfronteerd worden en eiste dat de gemeente het weghaalde. Die weigerde en uiteindelijk besliste de rechter dat het mocht blijven staan.
In Oss bepaalde de gemeente vorig jaar dat in principe niet wordt meegewerkt aan permanente herdenkingsplekken. Het Brabants Dagblad liet de moeder van een doodgestoken jongen aan het woord, die had gehoord dat de gemeente haar gedenkplek had geruimd. ‘Ik wilde een monumentje; mocht niet. Toen wilde ik een gedenksteen, ook al niet. Ik wil zo graag horen wat wél mag. Wat heeft iemand nou voor last van die geranium en een kaarsje in de berm? Ik word er echt heel verdrietig van’, zei ze in de krant.

Functie

Mathijssen is verbaasd dat bermmonumenten voor gemeenten een heikel punt zijn. ‘Waarom zou je er niet actief over nadenken hoe je daar vorm aan geeft? En over de rol van je inwoners daarbij? Dat bermmonumenten niet voor gevaarlijke situaties mogen zorgen, begrijp ik, maar ze zijn voor betrokkenen vaak van bijzondere betekenis. Bovendien: mensen onderhouden ze zelf en in de loop van de tijd worden ze meestal kleiner en neemt het aantal voorwerpen af. Wie heeft er dan last van?’
Volgens haar hebben bermmonumenten nóg een functie, naast die van herdenkingsplek: ‘Bij mij in de buurt is een rotonde met een bermmonument en elke keer als ik dat zie denk ik: o ja, even opletten, dit is een gevaarlijk punt. Met zo’n monumentje transformeer je die vervelende, slechte dood in iets goeds voor anderen. Je zorgt ervoor dat het iemand anders niet gebeurt.’

Een mooi voorbeeld van hoe een gemeente met spontane monumenten kan omgaan, zag ze in Groningen. Daar was door graffiti-artiesten onder een viaduct een groot portret geschilderd van een 9-jarig meisje dat in de buurt was verongelukt. Toen dat viaduct werd aangepakt, is alle andere graffiti overgespoten en de muur wit gemaakt. Maar dat portret werd zorgvuldig ingepakt en is bewaard gebleven. ‘Daar is dus actief over nagedacht. Aan zo’n beleid heb je toch veel meer dan aan discussies of een teddybeer in de weg ligt of niet.’

Wie is...

Brenda Mathijssen is universitair docent Psychologie, Cultuur en Religie aan de Rijksuniversiteit Groningen en gespecialiseerd in dood-studies. Zij schreef samen met Claudia Venhorst van de Radboud Universiteit Nijmegen Dood. Wegwijs in de Nederlandse uitvaartcultuur (2017).

De dood

Rond Goede Vrijdag vraagt VNG Magazine zich in een korte serie af wat de rol van de gemeente bij de dood is. Dit is deel 1.