VNG Magazine nummer 14, 29 september 2023

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Dirk Hol

De hoop is gevestigd op de technologie als hét antwoord op de problemen van een vergrijzende samenleving. Maar het bijeenbrengen van de vele betrokken partijen is misschien wel veel belangrijker, zegt Helma Kaptein.

Helma Kaptein

Het zal zo’n vijftien jaar geleden zijn geweest dat gemeenten een proef deden met de inzet van een robotstofzuiger. Met de pilot wilden ze onderzoeken of dit hulpmiddel, in combinatie met huishoudelijke hulp, de kwaliteit van de schoonmaak zou verhogen en ook kosten zou besparen. 
Vorig jaar ontdekte Helma Kaptein dat twee gemeenten wéér een onderzoek waren begonnen naar de inzet van de robotstofzuiger bij mensen met een ondersteuningsvraag. Toen dacht ze wel even: goh, wat gebeurt hier?
Kaptein is lector Implementatie zorgtechnologie aan de Hogeschool Rotterdam. In die hoedanigheid praat ze veel met gemeenten over wat ook wel de ‘sociale technologie’ wordt genoemd, technologie die binnen het sociaal domein wordt ingezet om mensen langer gezond thuis te kunnen laten wonen en hun leven een beetje mooier te maken. 
Als we de komende jaren nog kwalitatief goede zorg willen blijven leveren, dan zullen we iets moeten doen aan de efficiëntie, zegt ze. Maar ook moet worden ingezet op het voorkomen dat iemand zorgbehoevend wordt, op preventie. ‘Hoe kun je, met een minimale input van zorgprofessionals, een maximale kwaliteit van leven behouden? Dat is de vraag waar we voor staan. En daar hebben gemeenten een heel belangrijke rol in te spelen.’

Waar we níét zo goed in zijn, is het opschalen van een pilot

Dan zou het wel prettig zijn als ze van elkaar leren, en niet na vijftien jaar weer dezelfde pilot met de robotstofzuiger gaan doen…
‘Een pilot om te kijken of iets grootschalig moet worden ingezet, daar zijn we in Nederland erg goed in, gemeenten dus ook. Waar we níét zo goed in zijn, is het opschalen van een pilot. Dat heeft met veel factoren te maken. Hoe meet je of een stofzuiger daadwerkelijk werkt, ga je stofdeeltjes meten en zo ja, welke dan en aan welke waarden moeten ze voldoen? Welke parameters gebruiken we om te bepalen of iets succesvol is? En dan moeten gemeenten ook nog een knoop doorhakken. De twee gemeenten van die laatste pilot kwamen tot verschillende conclusies – de ene wilde verder met de robotstofzuiger, de andere juist niet.
‘Waar het om gaat, is dat gemeenten er niet in slagen gemeenschappelijke conclusies te trekken over welke technologie wel of niet ingezet moet worden. Dan is de robotstofzuiger nog iets waar iedereen zich iets bij kan voorstellen. Er zijn natuurlijk ook ingewikkeldere dingen.’

Noemt u eens iets.
‘Neem de zorgrobot Tessa die momenteel veel wordt gebruikt. Die wordt bijvoorbeeld ingezet bij mensen met beginnende dementie. Zo helpt de robot mensen eraan te herinneren dat ze hun medicatie moeten innemen, dat het tijd is voor een wandelingetje of dat ze hun tanden moeten poetsen. Tessa brengt structuur in hun leven aan, maar zonder mensen het idee te geven dat ze worden gekoeioneerd. Bij beginnende dementie blijkt dit veel toegevoegde waarde te hebben. Maar als iemand niet meer beginnend dementerend is, maar een fase verder, dan is er een andere robot nodig, een Tessa 2.0. Die moet je dan wel vroeg genoeg inzetten, want anders zijn mensen te ver heen om ermee te leren omgaan.
‘De gemeente kan dan tegensputteren, want dan ga je een duurdere technologie inzetten voor iemand die deze nu nog niet nodig heeft. Maar moet je dan wachten tot het te laat is? Dat zijn lastige afwegingen.’

Als je de gemeenten er niet goed bij betrekt, is het dweilen met de kraan open

Dat is toch het hele idee achter preventie: nu kosten maken om te voorkomen dat de zorgkosten in de toekomst onbetaalbaar worden?
‘Als een gemeente ontzettend haar best doet om die hoge kosten in de toekomst te voorkomen, en daaraan ook aan de voorkant in investeert, betekent dat niet dat de uiteindelijke besparing ook bij de gemeenten landt. De zorgverzekeraar lacht in z’n vuistje, die vindt het wel prettig als de gemeente het goed doet waardoor hij straks minder geld hoeft uit te keren. Terwijl een gemeente die niet zo goed haar best doet, zeg ik maar even tussen aanhalingstekens, wordt beloond omdat die geen extra kosten hoeft te maken. Dat is toch gek?’

U noemt de zorgverzekeraars, een van de vele partijen die het Integraal Zorgakkoord hebben getekend, waaronder de VNG. Dit soort vraagstukken hoort eigenlijk thuis onder de paraplu van dat IZA.
‘Dat is een belangrijke stap. Al die partijen kunnen nu bespreken hoe ze samen het verschil gaan maken, wat ze moeten doen zonder elkaar te bijten. Er zitten natuurlijk veel uitdagingen in zowel het sociale als het zorgdomein, die werelden moeten bij elkaar worden gebracht.
‘En hoe zorg je er dan ook nog voor dat een gemeente haar eigen recht behoudt om zelf dingen te kunnen bepalen? Een van de redenen waarom gemeenten via de Wmo geld voor de zorg hebben gekregen, is dat zij hun inwoners het best kennen. Zij moeten dus ook nog een stuk vrijheid houden om te bepalen wat voor die persoon in die situatie de beste aanpak is. Daar begint het. Als je de gemeenten er niet goed bij betrekt, is het dweilen met de kraan open. Dan blijft de zorgvraag toenemen, en daar hebben we niet voldoende mensen voor om dat te behappen.’

Mijn schrikbeeld is dat ouderen straks door een robotwasstraat moeten omdat er geen zorgpersoneel meer is om ze te wassen. Is technologie hét antwoord op de groeiende problemen in de zorg, of blijft de menselijke factor altijd belangrijk?
‘Het antwoord is ja en ja. Er zijn mensen voor wie het menselijk contact belangrijk blijft, omdat het bezoek van de thuiszorg zo ongeveer het enige moment is dat ze iemand zien. Vervang je dat door een robot, dan betekent dat een gigantische achteruitgang van de kwaliteit van leven.
‘Maar er zijn ook mensen die de regie willen houden, die niet willen wachten op de thuiszorg. Die zelf willen bepalen wanneer ze uit bed komen. Juist omdat mensen zo verschillend zijn, zijn gemeenten zo belangrijk. Zij hebben een beeld van de individuele behoeften en wensen.’

Voor mij begint het met voeren van het eerlijke gesprek

De verleiding kan groot zijn om voor de goedkoopste oplossing te gaan.
‘Kosten mogen nooit bepalend zijn. Als dat je eerste afweging is, sla je elke discussie bij voorbaat dood. Uiteindelijk is goed zorgen voor onze medemens de basis van het zorgstelsel. Ons geld is niet oneindig, de inzet van onze mensen is niet oneindig, maar uiteindelijk doen we het toch. Om het leven een beetje mooier te maken. Overigens is technologie slechts een stap in een veel groter proces. Voor mij begint het met het voeren van het eerlijke gesprek met elkaar, met een gemeenschappelijke taal. De professional die zijn eigen specifieke ding doet en dat in isolatie kan uitvoeren, zal verdwijnen. Als de professionals en de instituties beter met elkaar de juiste keuzes kunnen gaan maken en veel minder ieder in de eigen hokjes oplossingen gaan bedenken, dan gaan we elkaar echt helpen. De technologische dingen worden in de slipstream daarvan wel meegenomen.’

Hoe belangrijk is de persoonlijke betrokkenheid van een wethouder daarbij?
‘Die is verrekte belangrijk. Je hebt een boegbeeld nodig om van die gebaande wegen te komen, die zegt “Hier gaan we voor” en daarvoor mensen de ruimte geeft. Je hebt mensen nodig die hun kop boven het maaiveld uitsteken zonder angst dat die er meteen af wordt gehakt. De politieke leiding moet een omgeving creëren waarin het veilig is om nieuwe dingen te doen, ook als die er later faliekant naast blijken te zitten.
‘Daarom is het ook cruciaal om mensen die betrokken zijn bij een eerste pilot, te behouden. Je moet niet stoppen voor het opschalen, want steeds weer een pilot doen zonder vervolg is frustrerend, dan haken mensen af. Als je geen mensen hebt die het voortouw nemen en vasthouden, voeren we over tien jaar weer hetzelfde gesprek.’

Wie is...

Helma Kaptein is sinds juli 2021 lector Implementatie zorgtechnologie aan de Hogeschool 
Rotterdam. Naast haar werkzaamheden als lector is zij directeur van 
Science2Change.