VNG Magazine nummer 14, 29 september 2023

Auteur: Adriaan Wierenga | Beeld: Elmer Spaargaren

Met het afschaffen van de laatste coronamaatregelen in 2022 kwam er een einde aan een periode van juridische chaos binnen het recht om crises te bestrijden: het noodrecht. Wat hebben we echter geleerd van deze crisisbestrijding? Zoals het nu lijkt nog niet veel, betoogt Adriaan Wierenga. Den Haag kan voor een toekomstbestendige herziening van het noodrecht een voorbeeld nemen aan gemeenten.

Adriaan Wierenga

Toen het coronavirus in alle hevigheid om zich heen begon te grijpen, werd snel duidelijk dat het noodrecht voor de infectieziektebestrijding niet toereikend was om deze gezondheidscrisis het hoofd te bieden. Hierin was vooral geregeld hoe om te gaan met (potentieel) geïnfecteerden: quarantaine en isolatie. Bij deze uitbraak bleek echter dat juist het gezonde deel van de bevolking moest worden beschermd. Vanwege deze ontoereikende wetgeving werd toen het gemeentelijk noodrecht aangegrepen om winkels en horeca te sluiten, anderhalvemetermaatregelen op te leggen en ­samenkomsten te verbieden. Het ging om nood­verordeningen van de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s, waarin de maatregelen op instructie van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport landelijk werden uitgerold.

Houtje-touwtje

Het gemeentelijk noodrecht, waartoe de noodverordeningsbevoegdheid behoort, is echter bedoeld voor lokale en kortstondige rampen en openbare-ordeverstoringen. Nu werd het gedurende bijna negen maanden landelijk ingezet totdat de coronawet in de vereiste wettelijke basis voorzag. Niet snel daarna werd ook nog een avondklok ingevoerd, een verregaande beperking van de bewegingsvrijheid van mensen, destijds bedacht met vooral tijden van oorlog voor ogen. Dit gebeurde op basis van weer een andere juridische grondslag uit het staatsnoodrecht, de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Het was al met al dus een geheel van juridische houtje-touwtje-knutselconstructies om deze crisis het hoofd te bieden.

De huidige voorstellen van de regering zijn onnodig complex en ontoereikend

Versimpeling

Dat het noodrecht moet worden herzien, daar zijn vriend en vijand het al jaren over eens. De huidige voorstellen van de regering daartoe zijn echter onnodig complex en ontoereikend voor de toekomst. Vóór een volgende crisis zich aandient, is een meer grondige en integrale herziening en versimpeling van het staatsnoodrecht nodig. 
Het infectieziektebestrijdingsrecht is inmiddels aangepast, maar enkel om eenzelfde ziekte als corona aan te pakken. Toekomstige crises of rampen kun je echter nooit volledig voorspellen of voorzien, laat staan overal een precieze wet voor maken. Crises, hun verloop en de noodzakelijke maatregelen zijn vaak onvoorspelbaar. Dan heb je niets aan heel specifieke wetten.

Gemeentelijk noodrecht

Bij de herziening van het noodrecht voor het bestrijden van nationale rampen zou Den Haag er goed aan doen zich te laten inspireren door het gemeentelijk noodrecht. In het gemeentelijk noodrecht zijn de bevoegdheden duidelijk, evenals de controle op deze bevoegdheden. Het betreft een zeer flexibele bevoegdheid, waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten crises of rampen die een gemeente of regio kunnen treffen. Bij ernstige wanordelijkheden of rampen kan de burgemeester alle maatregelen treffen die noodzakelijk zijn ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar.

Levensreddend

Maak van de kern van het staatsnoodrecht ook een open en flexibele bevoegdheid. Regel duidelijk wie die bevoegdheid heeft, bijvoorbeeld de minister van Justitie en Veiligheid. Toezicht ligt vervolgens bij het parlement, zowel bij de Eerste als Tweede Kamer. Op die manier kun je snel schakelen, en wordt voor de bevolking goed duidelijk wat er van haar wordt verwacht. Dit kan levensreddend zijn bij calamiteiten of rampen, ook de onvoorzienbare.

Mr. Adriaan J. Wierenga is noodrechtspecialist en onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Schrijf ook een Betoog voor VNG Magazine: redactie@vngmagazine.nl.