VNG Magazine nummer 2, 5 februari 2021

Tekst: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: Shutterstock

De gemeente speelt een belangrijke rol bij het bestrijden van antidemocratische tendensen, constateert rechtsfilosoof en jurist Bastiaan Rijpkema. De lokale democratie staat ‘dubbel in de frontlinie’, maar het idee van een lokale weerbare democratie staat nog in de kinderschoenen.
 

NPD

De lokale democratie staat onder druk. Het aantal raadsleden dat te maken heeft met intimidatie en soms geweld, schommelt al jaren tussen de 25 en 
35 procent, blijkt uit onderzoeken van onder meer het Periklesinstituut en de recente Monitor Veiligheid Openbaar Bestuur. Ervaringen uit het buitenland laten volgens Bastiaan Rijpkema zien dat extremistische partijen niet zelden lokaal beginnen. ‘Ze kunnen daar bovendien een stevige impact hebben.’
In Nederland is nog nauwelijks nagedacht over de vraag of de lokale democratie zich daartegen moet en mág weren, of dat dat toch vooral een taak is voor de landelijke overheid. En áls het een lokale zaak is, welke instrumenten zijn er dan nodig?

Het onderzoek van Rijpkema, als universitair hoofddocent verbonden aan de Universiteit Leiden, vond plaats in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en is nu in boekvorm verschenen. En ja, zegt hij, ‘de democratie moet zeker op lokaal niveau worden verdedigd. Politiek extremisme kan lokaal grote impact hebben. Er is behoefte aan een duidelijk raamwerk voor lokale verdediging.’

Gemeenten hebben op twee manieren met extremisme te maken, zegt Rijpkema. ‘Ze hebben oren en ogen in de wijk en onderhouden het contact met de buurt.’ Als er wat gebeurt, dan zijn het de gemeenten die er vaak als eerste mee te maken krijgen, zoals de avondklokrellen laten zien. Gemeenten staan op deze manier ‘dubbel in de frontlinie’. Rijpkema: ‘Dat is het wrange. De rijksoverheid en de wetenschap verwachten veel van gemeenten, terwijl diezelfde gemeenten de klappen opvangen. Tegelijkertijd richt het denken zich vrijwel uitsluitend op het nationale niveau. Dat is een enorme discrepantie.’

Radicalisering
Van oudsher richt de weerbare democratie zich op drie vormen van politieke radicalisering: links-extremisme, rechts-extremisme en religieus extremisme. Ze hebben gemeen dat ze de democratie afwijzen, en/of geweld voor politieke doelen acceptabel vinden. 

Hoewel Rijpkema opmerkt dat er nog weinig duidelijk is over de groepen achter de recente avondklokrellen, ziet hij wel een nieuwe vorm ontstaan: het complotextremisme. ‘Er lijkt een overlap te zijn tussen een deel van de mensen die nu demonstreren en de mensen die Tweede Kamerleden als Pieter Omtzigt hebben belaagd. Er ontstaat een beeld van een eigenstandige vorm van extremisme, die een zelfstandige factor van betekenis dreigt te worden.’

Ontwrichtend
Ervaringen uit het buitenland laten zien dat extremisme juist op lokaal niveau een rol kan spelen. Neem Duitsland, waar de extreemrechtse NPD met neonazistische trekken in het oosten van het land raadsleden en zelfs even een burgemeester leverde. Het lukt niet deze partij op landelijk niveau te verbieden, omdat ze er op landelijk niveau politiek amper toe doet. Maar de impact op lokaal niveau is er niet minder groot door, zegt Rijpkema. ‘Een NPD-politicus is veroordeeld voor een aanslag op een gepland vluchtelingencentrum, een ander werd gearresteerd voor wapenleveranties aan een terreurgroep.’ In zijn boek beschrijft Rijpkema ook voorbeelden uit andere Europese landen, zoals Tsjechië en België.

Ook Nederland kent in het recente verleden situaties die ontwrichtend waren voor de lokale politiek. Op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis in 2015 liep het debat over de komst van een asielzoekerscentrum in Steenbergen ernstig uit de hand, en ook in Geldermalsen en Bernheze ging het mis.
‘Politieke besluitvorming werd bedreigd door de dreiging van geweld. Dat raakt aan de kwaliteit van het politieke proces.’

Het lokale bestuur zou dus meer handvatten moeten krijgen om tegen dit soort antidemocratische uitspattingen op te treden. Eenvoudig is dat niet, zegt Rijpkema, want wanneer is iets antidemocratisch? De rijksoverheid hanteert nu meerdere, uiteenlopende definities; dat is onhandig voor de aanpak in de lokale praktijk. ‘Daar moet een eenduidig raamwerk voor worden opgesteld. En als je met zo’n concept gaat werken, moet je ook instrumenten beschikbaar stellen die zijn toegesneden op het lokaal niveau.’ Het feit dat BZK hem heeft gevraagd hier onderzoek naar te doen, toont wel aan dat de rijksoverheid zich bewust is van deze ‘lacune’, zegt de rechtsfilosoof.

Partijverbod
Een van die instrumenten zou een lokaal partijverbod kunnen zijn. De Nederlandse wet kent nu de mogelijkheid om verenigingen te verbieden, maar maakt daarbij geen onderscheid naar het soort vereniging: ook motorclub Hells Angels werd op basis van deze bepaling verboden.
Het kabinet werkt aan een Wet op de politieke partijen, waarin het landelijke partijverbod een eigenstandige plek in de wet krijgt. En dat is hét moment om ook een lokaal partijverbod in te voeren, zegt Rijpkema. 

Volgens het voorstel van Rijpkema zouden de burgemeester of de gemeenteraad het Openbaar Ministerie kunnen verzoeken een partij in een of enkele gemeenten voor een bepaalde tijd te verbieden. Dat kan een lokale partij zijn, maar ook een geradicaliseerde afdeling van een landelijke partij. ‘Een lokaal verbod maakt het mogelijk om preciezer in te grijpen. Dat maakt het een veel proportionelere maatregel dan een landelijk partijverbod.’